is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stedelijk oorlogsgedenkteken
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Stedelijk oorlogsgedenkteken
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Monument Ieperse gesneuvelden
Deze vaststelling was geldig van tot
De gedenkmuur voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van beide wereldoorlogen uit Ieper staat langs de J. Coomansstraat, nabij het kruispunt met de Boterstraat, ten westen van de Lakenhallen van Ieper.
Het gedenkteken is ontworpen door stadsarchitect Jules Coomans in 1924 en uitgevoerd door beeldhouwer Aloïs De Beule uit Gent tussen 1924 en 1926.
Jules Coomans (1871 - 1937) had aan de Katholieke Universiteit Leuven een opleiding tot ingenieur-architect gevolgd onder leiding van Joris Helleputte. Na enkele jaren werkervaringen op de Leuvense dienst 'Gebouwen van de post en telegraaf' kwam hij in 1895 in Ieper terecht, waar hij zich bekommerde om het architecturale erfgoed van de stad. Coomans restaureerde, vervolledigde en elimineerde naar de geest van Eugène Viollet-le-Duc, August Welby Pugin en John Ruskin. Hij had hierbij vooral aandacht voor de gotische stijl. In 1914 waren de werken zo goed als voltooid. In de naoorlogse discussies omtrent de wederopbouw van de Stad Ieper voerde Coomans een strijd voor een getrouwe, historische wederopbouw. Uiteindelijk zou de wederopbouw van de stad zijn stempel dragen.
Aloïs De Beule (1861 Zele – 1935 Gent) richtte na zijn eerste kunstenaarservaringen in de ateliers van Mathias Zens en Petrus Pauwels en na een opleiding aan de Academie van Gent (bij Louis Van Biesbroeck) een atelier in voor religieuze kunst. Hij stelde een groep beeldhouwers te werk en werkte samen met architecten zoals gebruikelijk in ateliers met neogotische traditie. Belangrijke medewerkers waren de beeldhouwers Oscar Sinea, Geo Verbanck, Louis Du Bar, Leo Sarteel, Modest Van Hecke, Achille Moortgat en Jules Vits. De voornaamste architecten waarmee hij samenwerkte, waren J.B. Bethune, Valentin Vaerwijck, Jules Coomans en Jean de Smet. Dit leidde tot een grote productie neogotisch beeldhouwwerk.
Met architect Coomans bouwde hij voor de Eerste Wereldoorlog het zuidportaal van de Sint-Maartenskerk in Ieper. Hij ontwierp onder meer het Ros Beiaardmonument te Gent in 1913. Na de Eerste Wereldoorlog realiseerde hij tal van beeldhouwwerken in de binnenstad van Ieper, die onder leiding van bouwmeester Jules Coomans werd heropgebouwd. Daarnaast ontwierp De Beule meer dan twintig oorlogsgedenktekens, onder meer voor Doornik, Binche en Sint-Amandsberg.
Wederopbouwarchitect Coomans had voorzien dat het oorlogsgedenkteken voor de slachtoffers van Ieper een plaats kreeg onder een arcade waarboven een neogotische variant van het 'Nieuwerck' (op de Grote Markt) zou opgetrokken worden. Deze ‘loggia’ zou dan ook andere gedenkplaten en beeldhouwwerken ter herinnering aan de oorlog herbergen. Uiteindelijk kwam er maar één gedenkplaat, namelijk voor het '7/13th Belgian Field Artillery'. Omdat geldgebrek de realisatie van het gebouw boven de arcade belette, bood de stad in 1926 de plannen aan de 'Imperial War Graves Commission' (de huidige 'Commonwealth War Graves Commission') aan, zodat zij er hun kantoren konden bouwen. Deze Britse instelling weigerde echter, omdat ze dacht dat het onwaarschijnlijk was dat ze ooit een permanent kantoor in Ieper zou hebben.
In het gedenkteken is een uitgebreide symbolentaal terug te vinden, in de eerste plaats verwijzend naar overwinning, opoffering en vaderland: een dode soldaat die aanleunt tegen een overwinningsgodin met lauwerkrans en zwaard in de hand en de tekst 'Pro Patria'. De brullende leeuw met verbroken ketens staat voor kracht, moed en herwonnen vrijheid. De soldaten in rusthouding verwijzen naar militair eerbetoon, de vazen met waakvlam naar triomf en onsterfelijkheid. De treurende vrouwen symboliseren de rouw.
Het gedenkteken van Ieper werd onthuld op 27 juni 1926, met niet minder dan vijf redevoeringen, waarvan twee in het Frans en de uitvoering van een gelegenheidscantate, een werk van de directeur van de stedelijke muziekschool.
Deze plechtigheid gaf aanleiding tot de zogenaamde 'Ieperse Furie', waarbij de V.O.S. (Vlaamse Oud-strijders) naar het voorbeeld van wat zich op 13 mei te Poperinge voordeed, de plechtigheid kwam verstoren, spijts het uitdrukkelijke verbod van de burgemeester van 25 juni 1926 onder meer door in een afzonderlijke groep op te trekken naar het gedenkteken, wat hen door de bereden rijkswacht hardhandig belet werd. Na de officiële plechtigheid slaagde de V.O.S. er toch in met een 1.200 man naar het gedenkteken op te trekken waar zij een afzonderlijke plechtigheid organiseerden met een toespraak door volksvertegenwoordiger Jeroom Leuridan. Opnieuw dreef de bereden rijkswacht met de blote sabel de menigte uiteen. Er ontstond paniek en er vielen gewonden. Het brutale optreden van de rijkswacht werd in de Vlaamse pers achteraf heftig gehekeld. E. Butaye zou er ook een parlementaire vraag over gesteld hebben.
Op het gedenkteken staat de naam van een kloosterlinge vermeld, namelijk zuster Juliana, alias Eufrasie Vanneste, die aanvankelijk samen met de 'Friends Ambulance' de Ieperse zieken verzorgd had en in 1915 naar Poperinge uitweek om er de tyfuslijders te verzorgen. Daar kwam zij om in een bombardement, begin 1916. Zij ligt nu begraven op Poperinge New Military Cemetery.
Sterk architecturaal uitgewerkte hardstenen muur met blindnissen, opgesteld in een bloemperk dat afgezoomd wordt met een laag gietijzeren hekken. De gedenkmuur, geplaatst tegen een rechte wand, staat op enkele treden en is opgebouwd uit drie rondboogvormige blindnissen met geprofileerde en geblokte omlijsting en onderaan onderbroken door een doorlopende horizontale lijst. Opzij van deze nissen bevinden zich op geprofileerde sokkels vier bronzen beelden van soldaten in uniform met het geweer voor zich in rust. Zij worden bekroond met kapitelen met gekrulde acanthusbladeren, die het hoofdgestel dragen. Onder de kroonlijst, die zelf sterk geprofileerd is, die afwisselend horizontaal en gebogen verloopt en ook in- en uitspringt, loopt een fries met loofwerk en boven de kapitelen bevinden zich lauwerkransen met linten. Het hoofdgestel wordt boven elk beeld bekroond met een versierde vaas, waaruit een waakvlam ontspringt. In het midden staat in een cartouche het wapenschild van Ieper.
Op de hardstenen platen boven de buitenste nissen staat 'MCMXIV MCMXVIII' en in het midden is een engelenkopje met vleugels gebeeldhouwd. In de middelste nis is een tafereel in hoogreliëf uit brons geplaatst. Het stelt een dode soldaat voor, aanleunend tegen een overwinningsgodin met gespreide vleugels, die een lauwerkroon en een zwaard in de hand houdt met de tekst: 'Pro Patria'. Links en rechts zitten treurende vrouwen in lange gewaden, met bloemkransen, helm en een zwaard in de handen. Op de voorgrond ligt een brullende leeuw (rondsculptuur), met verbroken ketens.
In de nissen links en rechts zijn twee bronzen gedenkplaten aangebracht met daarop in vlakreliëf een kruis, versierd met een bloemkrans en gekruiste palmtakken en daaronder de namen van de slachtoffers. Daaronder '1940', kruis, '1945' en de namen van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog op twee rechthoekige bronzen gedenkplaten. Alle namen zijn alfabetisch gerangschikt.
Hoogte 511 centimeter x Breedte 1783 centimeter x Diepte 605 centimeter.
Uitvoering: Verbeyst Fondeur, Bruxelles (gesigneerd); A. Debeule, beeldhouwer
Bron: Beschermingsdossier DW002426
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Coomansstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stedelijk oorlogsgedenkteken [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/30292 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.