is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Andries en Sint-Anna met kerkhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Parochiekerk Sint-Andries en Sint-Anna met kerkhof
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Andries en Sint-Anna
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kerk van Sint-Andries en Sint-Anna
Deze vaststelling was geldig van tot
1. Kerk
1117: De vroegste getuigenissen over een parochiekerk verwijzen naar een klein Romaans kerkje dat vanaf de komst van de monniken in 1117 een dubbele functie krijgt, namelijk een parochie- en een kloosterkerk.
13de eeuw: bouwen van een nieuwe kerk bestaande uit twee smalle zijbeuken en één brede middenbeuk. Omwille van de tweeledige functie wordt in 1241 een muur opgetrokken tot in de nok om de kerk te verdelen in twee ruimten.
15de eeuw: wijziging aan de kooromgang. De oorspronkelijke straalkapellen worden vervangen door een driehoekige apsis.
1527: instorten van de westertoren.
1530: bouwen van de tot op heden bestaande toren.
15 januari 1557: tijdens de storm stort het dak in en richt een ware ravage aan. De herstellingswerken komen langzaam op gang.
1578: herstellingswerken worden onderbroken door moeilijkheden, veroorzaakt door de geuzen. Deze tijdsomstandigheden maken de meest dringende herstellingen onmogelijk en werken het verval van de kerk in de hand.
1641: Het gebouwenbestand van de Sint Andriesabdij en haar omgeving in de 17de eeuw kunnen we illustreren met de Flandria Illustrata van A. Sanderus. Met een nummer staan aangegeven de kloosterkerk (1), de parochiekerk (2), het dormitorium (3), het prelaathuis (4), de keuken (5), de galerijen (6), de rosmolen (7), de brouwerij (8), het pakhuis (9), de stallingen (10), de schuur (11), de pastorie (12), de herberg (13), het oude prelaathuis (14) en de weg naar Brugge (15). Het kerkgebouw met basilicale opstand en een vierledig opgebouwde toren met overhoekse steunberen en ingesnoerde naaldspits. De westzijde is opengewerkt met een steekboogvormig of spitsboogvormig venster geplaatst onder een ronde oculus beiden vermoedelijk voorzien van glas in lood.
1680-1681: de zuidelijke beuk, met uitzondering van de Onze-Lieve-Vrouwekapel palend aan de eigenlijke abdijkerk, wordt gesloopt omwille van instortingsgevaar. De Onze-Lieve-Vrouwekapel wordt ingericht als sacristie. Het resultaat van de werken in 1680-1681 is een kerk met twee beuken in de plaats van drie beuken.
1686: de toren dreigt in te storten en er moeten dringend herstellingswerken uitgevoerd worden.
1697: door de tussenkomst van het college van het Vrije zijn de meeste herstellingswerken in voltooid.
1797: met de Franse Revolutie ondergaat de abdij hetzelfde lot als andere religieuze gebouwen. De Sint Andriesabdij wordt verkocht als nationaal goed. Bijna onmiddellijk hierna worden de abdijgebouwen gesloopt en de kunstschatten en het meubilair verkocht. Het kerkgebouw wordt afgestaan aan de nieuwe gemeente Sint Andries.
1813: de gravure van J. Verbrugghe geeft een beeld van het kerkgebouw in 1813. Het bedehuis is toegankelijk via het portaal aan de noordzijde ter hoogte van de huidige calvarie. De toegang is bekroond met een beeldnis. Aan de westzijde bevond zich een hoog spitsboogvenster voorzien van glas in lood. De hoofd- en zijbeuk zijn bedekt door een lichthellend dak. De noordgevel is opengewerkt met barokramen vermoedelijk in een natuurstenen omlijsting waarvan de contouren nu nog deels zichtbaar zijn.
1839: er wordt besloten om de kerk uit te breiden. In een eerste fase wordt de pastorietuin bij het kerkhof ingelijfd, hierdoor wordt de vroegere hoofdingang in de westgevel opnieuw toegankelijk en er wordt een groot buitenportaal bij deze grote westerdeur gebouwd. De toegang aan de noordzijde wordt vervangen door de calvarie en Pièta .
1843: de Brugse architect Pierre Buyck (1805 1877) krijgt opdracht voor het tekenen van de plannen. Op een gravure zien we de kerk na de verbouwingen. De middenbeuk wordt opengewerkt met hoge ramen. De kerk is uitgebreid in zuidelijke richting. Een marmeren plaat achteraan in de kerk herinnert aan de herstelling en de uitbreiding van de kerk. Zij draagt het volgende opschrift: "HERSTELD ONDER HET BESTUUR VAN / M HEER / BURGGRAEF ED. DE NIEULANT / BURGEMEESTER / EN / EERW. H. VANDEWEGHE PASTOOR / 3 8BRE 1843".
1855: er zijn werken noodzakelijk aan de oostelijke muur die niet als buitenmuur is gebouwd maar de oorspronkelijke binnenmuur van 1241 was. De muur wordt vervangen door een vierkant uitgewerkt koor. Enkele jaren later komt de toren van 1530 aan de beurt. Onder leiding van de provinciale architect Pierre Buyck wordt deze herstelling uitgevoerd.
10 augustus 1869: tijdens een hevig onweer slaat de bliksem in op de kerktoren. Na de brand wordt een driebeukige noodkerk opgetrokken. Slechts een klein gedeelte van de constructie kan behouden blijven. Van de toren moet enkel de torenspits worden vervangen. De noordermuur kan nog gedeeltelijk worden gered. De architecten Buyck en Deshuyser staan in voor het tekenen van de plannen van het huidige kerkgebouw. In de geest van die tijd wordt het kerkgebouw opgevat in neogotische stijl. Er wordt eveneens aandacht besteed aan het interieur. In het bestek en voorwaarden van aanbesteding vinden we een omschrijving van de uit te voeren werken. De werken moeten door de beste ambachtslui en met de beste materialen worden uitgevoerd. De kerk wordt heraangekleed met meubilair van de hand van beeldhouwer H. Pickery (1828-1894) dankzij de giften van enkele belangrijke parochianen zoals burgemeester Burggraaf de Nieulant en Emmanuel van Outryve d'Ydewalle en enkele parochiepriesters zoals onder meer pastoor Van Isacker en pastoor Van Coillie. Eén van de biechtstoelen werd gerealiseerd door H. Desaever. Enkele van de glasramen zijn van de hand van het atelier van S. Coucke en van J.B. de Bethune.
1892: er worden belangrijke decoratie elementen aangebracht volgens de neogotische traditie. Het betreft de kerk, de sacristie en de calvarie. Reeds vroeger zijn er plannen geweest om de kerk te versieren met neogotische figuren maar bij gebrek van geldmiddelen wordt hiervan voorlopig afgezien. Tijdens de zitting van het Bureel der Kerkmeesters van Sint Andries op 22 mei wordt besloten om de kerk te schilderen. In het verslag van deze vergadering vinden we de volgende redenen terug. Wij citeren: "Dat de kerk gebouwd is met het inzicht van later geschilderd te worden, 't geen tot hiertoe zonder uitvoer is gebleven bij gebrek aan geldmiddelen. Dat de witgekalkte muren terugstootend afsteken tegen de pijlers in ruw steen en de gewelven in onbeschilderd hout. Dat de Parochianen verlangen hunne Kerk, nu sedert ruim 20 jaren herbouwd eindelijk te zien schilderen". De Kerkfabriek draagt de kosten, geschat op 1903 fr. Het resultaat moet er prachtig en kleurrijk hebben uitgezien. Dit blijkt onder meer uit een opname van de hand van fotograaf Theo De Graeve uit Gent. Hij geeft een beeld van de kerk in 1905. Het lastenkohier, opgemaakt door het Bureel van de Kerkmeesters van Sint Andries, geeft een omschrijving van de uit te voeren werken. De gewelven boven het koor en de middenbeuk, gemaakt in noords dennenhout wordt overstreken met "copal vernis". Deze boven het koor zijn versierd met een "medaillon" overstreken met olieverf. De muren van het koor worden eerst rood geschilderd en daarna overschilderd met een roze kleur. De middenbeuk wordt in een geelachtig kleur "van moulon" geschilderd. Het portaal en de deuren krijgen een nieuwe vernislaag. De gewelven van de twee zijbeuken worden voorzien van een groenachtig blauw. Het bovengedeelte van de muren van de zijbeuken worden geschilderd met geelachtig "moulon koleur". De twee sacristieën worden twee maal gewit in "elder wit" en de deuren krijgen een vernislaag. De calvarieberg buiten de kerk wordt voorzien van een laag olieverf. Ook het verslag van 27 juni 1892 van de hand van "l' architecte inspecteur provincial" spreekt het prachtige resultaat niet tegen. Hij wijst op de artistieke waarde van de calvarieberg die dateert uit het einde van de 16de of het begin van de 17de eeuw. Waarschijnlijk werd in loop van de jaren 1960 de kleurrijke muren overschilderd.
1988-1989: opfrissingswerken. De werken omvatten het schilderen van de twee zijbeuken, het portaal en het koor. Het calvariekruis werd opnieuw opgehangen boven het altaar. De ontbrekende stukjes van de houten lambrisering werden nagemaakt en geplaatst. De afbeeldingen van de vier evangelisten werden gerestaureerd. Het hoogaltaar werd opgefrist en belegd met bladgoud. Ook de schilderijen en de obiits werden gereinigd en/of hersteld. De heiligenbeelden werden ontdaan van hun witte verflaag. In een laatste fase werd de middenbeuk en het doksaal aangepakt. De groene kapiteeltjes werden opnieuw geschilderd en verguld. Het orgel werd ontstoft en de pijpen gereinigd. Ook de psalmtekst werd opnieuw zichtbaar gemaakt.
Het huidige kerkgebouw is een driebeukig bedehuis met een westtoren van 1530 gelegen midden een gaaf bewaarde kerkomtrek. Oorspronkelijk gotisch bedehuis in 1869 vervangen door een neogotisch kerkgebouw, naar ontwerp van architecten Deshuyser en Pierre Buyck, provinciaal architect van 1842-1877. Enkel de toren bleef grosso modo bewaard. Deze werd eveneens hersteld in 1686 en circa 1855. Na de brand van 1869 moest de torenspits vervangen worden. De plattegrond ontvouwt: een voorgeplaatste vierkante Westtoren; een drieledig schip met basilicale opstand van vijf traveeën, een hoofdkoor van twee traveeën met vlakke koorafsluiting; een noordelijke- en zuidelijke-sacristie.
W.-toren opgetrokken in rode baksteen boven een sokkel met onder meer verwerking van zandsteen voor hoekblokken, bovenaan van gele baksteen met aan de noordzijde een metselaarsteken id est een kruis van zwarte baksteen. Voorts, gele baksteen en gebruik van rode baksteen voor de rollagen boven de spitsboogvormige muuropeningen. Leien bedaking. Kroonlijst op houten klossen.
Westtoren op vierkante plattegrond bestaande uit vier geledingen. Overhoekse steunberen met versnijdingen. Tegen de noordgevel calvarie en Piéta, tegen westgevel grafmonument geplaatst tussen twee ronde oculi. Getoogde galmgaten in spitsboogfries waarboven uurwerk; traptoren rechts. Ingesnoerde naaldspits waaronder rondboogfries met zandstenen kraagstenen. Spitsboogportaal onder hoog spitboogvenster met vierlicht ingeschreven in grote spitsboognis, bekronend kruis en hoekpinakel. Westgevel van de zuidbeuk met schuine schermgevel met oculus. Noordgevel met resten van veldsteen en geritmeerd door tweelichten; plint met grafstenen.
Interieur. Witbepleisterde baseliek. Schip geritmeerd door spitsboogvormige scheibogen op bakstenen zuilen met achtzijdige arduinen sokkel en met gepolychromeerd koolbladkapiteel. Overkluisd met houten spitstongewelf, bij de middenbeuk met rinkellatten en gedragen door gepolychromeerde engelenfiguren waartussen sjablonen.
2. Kerkhof.
Een eerste melding van een kerkhof vinden we terug in een document van 1241 betreffende een geschil tussen de abdij en de parochianen inzake het bouwen van een muur langsheen het kerkhof. Het kerkhof lag toen aan de noordkant van de kerk, met name tussen de noordgevel en de weg naar Gistel, en reikte tot aan de vroegere pastorie. Om aan de bevolkingsgroei te voldoen werd het kerkhof in 1835 uitgebreid in noordwestelijke richting. De tuin van de pastorie werd door het kerkhof ingenomen. Een tweede uitbreiding is te situeren in 1893. Het kerkhof werd uitgebreid in westelijke richting en loopt tot aan de calvarieberg geschonken door de familie van Zuylen van Nyevelt. Om de derde uitbreiding mogelijk te maken werd in 1923 een stuk grond gelegen langs de gebouwen van het Sint-Camiliusgesticht, nu rusthuis Regina Coeli, onteigend. De huidige grootte van het kerkhof wijst op een vierde uitbreiding.
De aanleg van het kerkhof wordt gekenmerkt door een traditioneel rechtlijnig planconcept. De hoofddreef met recent aangeplante linden wordt gedomineerd door de calvarieberg met grafkelder van de familie van Zuylen van Nyevelt. Ten westen en ten noorden recent aangeplante lindenrij. Voorts ook treurwilgen, ruwe berken, aucuba's, buxus- en taxushagen.
Kerkhof in het westen met een muur onder ezelsrug tussen pilasters. In het noorden afgezoomd met een ijzeren hekken op lage baktenen muur aan de straatzijde doorbroken door een arduinen oorlogsmonument te nagedachtenis van de eerste wereldoorlog. Dit monument werd ingehuldigd in 1920 na een wedstrijd gewonnen door beeldhouwer Rotsaert. Aan de voor- en de achterzijde van het monument staat een bloemenbak. Op de voorgrond van het hoog reliëf ligt een dode soldaat, rechts staat een treurende vader en een moeder, links een jonge vrouw met een kind. Het arduinen oorlogsmonument ter nagedachtenis van de tweede wereld oorlog bevindt zich voor het kerkhof. Het is opgevat als een drieluik met een verhoogd middendeel. Tegen de wanden hangen rechthoekige witmarmeren platen met de namen van gesneuvelde martelaren en van de burgelijke slachtoffers.
Op het kerkhof vinden we familiekelders van figuren die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van Sint-Andries. Tegen de noordgevel van de kerk bevinden zich grafstenen.
Bron: GILTÉ S. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van VANWALLEGHEM A. & DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Sint-Andries, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL19, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Oorlogsgedenkteken
Is deel van
Gistelse Steenweg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Andries en Sint-Anna met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/74918 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.