Het Egmontkasteel bevindt zich ten noordwesten van de Heldenlaan, ten noorden van het centrum van Zottegem. De in oorsprong middeleeuwse burcht maakte deel uit van een uitgebreide vestinggordel tussen de gebieden behorend aan de Franse kroon en het Duitse Keizerrijk. Het latere 16de-eeuwse kasteel, dat in de loop van de 18de en 19de eeuw gedeeltelijk werd getransformeerd, wordt omgeven door een park met onder andere een oude beuk en twee taxussen als relict van de tuinaanleg.
Historiek
De oudste vermelding van het Egmontkasteel dateert uit de 13de eeuw (1299); verscheidene bezettingen leidden tot de verwoesting van het kasteel, onder meer in 1452 toen graaf d’Estampes, op bevel van Filips de Goede, het kasteel vernielde. Na 1452, onder het bewind van Jan van Luxemburg (1477-1485) werd de burcht tot een hof omgevormd. Dit hof is afgebeeld bij Sanderus en Blaeu (1640-1644). Toen stond nog slechts een gedeelte overeind, namelijk twee vleugels in L-vorm: de eerste vleugel met een dubbele galerij naar de binnenkoer en een trap dwars daarop, die leidde naar de galerijverdieping en de tweede vleugel met twee uitgebouwde, cilindervormige torentjes, eveneens leidend naar de binnenkoer. Verder waren twee lage constructies tegen de korte gevel van de tweede vleugel aangebouwd, een ingangspoort met erbij horende constructies die gedeeltelijk gesloopt lijken te zijn. Rondom worden een brede wal en een lage muur voorgesteld, waar nog de overblijfselen twaalf ronde torens te zien zijn.
In het eerste kwart van de 16de eeuw kwam het kasteel via de met Jan van Egmont gehuwde zus van Jacob III, die in 1530 kinderloos overleed, in het bezit van de familie van Egmont, die het kasteel wijzigde naar voorbeeld van hun kasteel te Egmont-aan-der-Hael. Enkel het poortgedeelte van de middeleeuwse burcht bleef bewaard na de afbraak van het kasteel. In 1541 werd het de woonplaats van Jan van Egmonts broer, Lamoraal van Egmont (1522-1568), een Nederlands staatsman in dienst van Filips II die te Brussel als leider der oppositie tegen Granvelle, aartsbisschop van Mechelen, onthoofd werd. Na zijn terechtstelling werd het kasteel aangeslagen. Sabina van Beieren trok toen naar het kasteel van Gaasbeek, maar probeerde terug in het bezit te komen van het kasteel van Zottegem.
In juli 1579 werd het kasteel bezet en in brand gestoken. In datzelfde jaar rukte vanuit Gent, in opdracht van de protestanten, kapitein Mowinault op om kastelen van edelen, die nauwe banden met Filips II onderhielden, in as te leggen. De protestanten werden verdreven door Filips van Egmont en graaf de Lalaing. In juni 1580 werd het kasteel opnieuw belegerd en in brand gestoken. Op 9 juni van hetzelfde jaar staken de protestanten heel Zottegem, dus ook kerk en kasteel, in brand, waarbij het interieur van het kasteel beschadigd raakte.
Lodewijk van Egmont, kleinzoon van Lamoraal van Egmont, kwam in opstand tegen het Spaans gezag in 1632 en viel in ongenade: het kasteel werd toen voor rekening van de Spaanse koning beheerd door beëdigde ontvangers.
Een gravure van Sanderus (Flandria Illustrata, 1641) toont een rechthoekig, omgracht domein met L-vormig kasteel. Het betreft maar een onderdeel van het kasteel, namelijk het centrale deel. De ingang lag langs de Kasteelstraat en de brug.
Het kasteel geraakte geleidelijk aan in verval, mede door slordige verbouwingen in de loop van de 18de en de 19de eeuw. In 1709 werd het eigendom van de familie Pignatelli. De heerlijkheid zat toen diep in de schulden en bij vonnis van de Grote Raad van Mechelen op 24 maart 1696 werd het goed aangeslagen ten voordele van Ysebrand, heer van Rieland. P. Pignatelli (1703-1743) werd heer van Zottegem, hij liet de zijvleugel met de twee ronde torentjes afbreken. In 1735 werd de houten ophaalbrug door een stenen vervangen. De staatsietrap, die naar de galerij leidde, werd in dat zelfde jaar gesloopt. Onder Casimir Pignatelli, die in financiële moeilijkheden verkeerde, werd het kasteel niet meer bewoond door de familie, maar werd het in 1756 betrokken door de hoofdbaljuw, Frans-Lodewijk de Coninck, die later huwde met C. de Waepenaert. Nadien werd het kasteel verschillende keren te koop gesteld. Na de Franse Revolutie kwam het echter weer in handen van de Pignatelli’s.
De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het kasteel weer binnen een vierkante omgrachting, omgeven door een moestuin, boomgaard, vijver en landbouwgronden. Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) is de omwalling bij het “Ancien Château du Comte d’Egmont” verdwenen.
In 1819 werd het vervallen kasteel verkocht aan baron Lefebvre van Doornik; in 1866 was het eigendom van J. Ceutenick. In 1867 kochten Julien Ceuterick-Leleup en notaris Charles Vandemergel het intussen in een dubbelwoonst verdeelde kasteel van de familie Lefebvre. In de tweede helft van de 19de eeuw kreeg het kasteel zijn latere uitzicht. Ceuterick-Leleup liet onder meer de zuidgevel aanpassen.
Van het oude kasteel bleven volgende elementen bewaard: het tracé van de voormalige omwalling, gedempt in 1927 toen een straat aan zuidzijde werd getrokken, en de noord-zuid gerichte vleugel bestaande uit twee volumes van verschillende hoogte onder twee zadeldaken (respectievelijk leien en mechanische pannen).
Een tijd lang werd het zuidelijk deel bewoond door de zusters franciscanessen, die er een kliniek hadden. Later wed dit deel ingericht als school en polykliniek. In 1957 kocht de gemeente het kasteel aan en richtte er een museum in, dat later werd overgebracht naar Grotenberge. Op het moment van de inventarisatie (1978) was het kasteel deels in gebruik als Academie. Nadien werd het kasteel omgevormd tot bibliotheek.
Bij archeologisch onderzoek op de kasteelsite, uitgevoerd in 2001, kwamen de restanten van drie stenen gebouwen aan het licht. Een eerste structuur werd geïnterpreteerd als elementen van een stenen donjon die de 15de-eeuwse burcht voorafging. Daarnaast kwam ook de castrale kapel uit de 12de eeuw aan het licht. Het gaat om een romaans zaalkerkje (7 bij 13 meter) met vierkant koor. Bij dit kerkje werd ook een gedeelte van de begraafplaats aangesneden. Deze castrale kapel zou al in de 12de eeuw uitgegroeid zijn tot de eerste parochiekerk van Zottegem en situeerde zich binnen het voorhof van de burcht. In de loop van de 14de of 15de eeuw wordt een nieuwe kerk gebouwd, de latere parochiekerk ter hoogte van de Markt. Naast de castrale kapel en donjon werd nog een derde gebouw geattesteerd op de kasteelsite. Het gaat om een stenen zaalgebouw dat werd opgetrokken na de verdere uitbouw van de burcht op het eind van de 12de-begin 13de eeuw.
Beschrijving
De oostgevel van het kasteel telt tien ongelijke traveeën met de begane grond onder een zandstenen rollijst, doorlopend over de oostgevel en noordelijke zijpuntgevel van de noordelijke aanbouw. De rechthoekige vensters worden afgelijnd door hoeken negblokken met kwarthol beloop, als voormalige kruiskozijnen, onder gekoppelde ontlastingsboogjes. De linker vensters zijn verlaagd; enkele vensters zijn gedicht. De fraaie renaissance-erker op Tudorbogen in overstek op voluutconsoles omvat deels bewaarde verankerde kruiskozijnen en een sierlijke cartouche. De Lodewijk XV-deur staat in een geprofileerde omlijsting van arduin op imposten; vleugeldeur, gebogen tussendorpel met schelpmotief, fraai uitgewerkte waaier.
De sterk verbouwde westgevel met noordelijke partij bestaat uit respectievelijk vier en twee achteruitspringende traveeën met sporen van de vroegere ordonnantie. Het rechter deel telt vier traveeën en twee bouwlagen, aan de noordzijde afgelijnd door hoekstenen, onder aansluitende bedaking; de gevelordonnantie met enkelhuisopstand dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw. De vensters zijn getoogd, sommige met luikhaken, deels in gecementeerde omlijstingen. De schouderboogdeur is afgelijnd door hoek- en negblokken met kwarthol beloop. Het linker deel telt twee traveeën en twee bouwlagen op afgeschuinde sokkel van zandsteen, aandak aan noordzijde, met vermoedelijk sporen van oorspronkelijke opstand uit de 16de eeuw. Een gedicht korfboogvenster en sporen van vensters met zandstenen negblokken zijn herkenbaar op benedenverdieping, deels kwarthol op benedenverdieping. Twee rechthoekige deuren zijn recent. De zuidelijke partij omvat in de tweede helft van de 19de eeuw aangepaste, beraapte rechthoekige en rondboogvormige vensters, ramen in ijzeren harnas en een recente haakse portierswoning van één bouwlaag.
De zuidgevel werd in 1867 tot hoofdgevel verbouwd, samen met een deel van de zuidpartij, en onder schilddak gebracht, naar ontwerp van architect Emile Van Hoecke-Peeters. De bakstenen voorgevel telt vier traveeën en twee bouwlagen en wordt gekenmerkt door het gebruik van simili-natuursteen en natuursteen. De voorgevel omvat aflijnende hoekstenen en een gekorniste puilijst. De rechthoekige vensters worden geflankeerd door respectievelijk Toscaanse (benedenvensters) en Korinthische (bovenvensters) pilasters met ingediepte schachten; onder- en bovendorpels met casementen. De rondboogdeur is gevat in een sobere kwartholle omlijsting, portiek met Korinthische zuilen op hoge sokkels, een balkon schragend. Verder komen nog twee markante centrale dakkapellen met tuitgevel en gelijksoortige vensteromlijstingen voor. Een korte attiek bevindt zich tussen postamenten boven de zijtraveeën.
De noordelijke aanbouw, vermoedelijk uit dezelfde tijd als de hoofdvleugel, werd in de 18de eeuw omgebouwd tot koetshuis. De aanbouw omvat een sterk verbouwde oostgevel en noordelijke zijpuntgevel (laatstgenoemde op zandstenen sokkel), gedichte muuropeningen, bewaarde negblokken en recente muuropeningen. De aangepaste westgevel (zie bouwnaad links) wordt geritmeerd door vlakke pilasters, de begane grond met gedrukte boogarcaden. In de spaarvelden zijn latere muuropeningen zichtbaar en daarboven rechthoekige vensters.
In het kasteel bevinden zich de gerestaureerde ridderzaal en een fraaie rococo bordestrap met wapenschild van de Coninck-Wapenaert die het kasteel bewoonde in 1756. De overige ruimten zijn tot klaslokalen omgebouwd met sporadisch behoud van 18de- en 19de-eeuwse schouwen.
Ten westen van het kasteel bevindt zich een overblijfsel van een vaste brug.
Het Egmontkasteel ligt middenin een park, bestaande uit grasvelden en groepen opgaande bomen (onder meer kastanjes en lindes). Het park wordt aan de straatzijde afgesloten door een lage bakstenen muur. Een metalen hek tussen hekpijlers biedt toegang tot het park. Een standbeeld van Lamoraal van Egmont, in 1872 door J. Calloigne uit Brugge ontworpen, siert het park. Ten westen van het kasteel bevindt zich een Japanse notenboom (Ginkgo biloba) met een stamomtrek van 4,06 meter (gemeten op 1,50 meter hoogte, opname in 2009). Een andere merkwaardige boom in het park is een taxus (Taxus baccata) met een stamomtrek van 2,10 meter (opname in 1987). Bij de noordoosthoek van de kasteelvleugel bevindt zich een oude beuk (Fagus), langs de ringmuur staan twee taxussen (Taxus baccata). De beuk en taxussen vormen relicten van de oorspronkelijke tuinaanleg.
- Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen, Beschermingsdossier DO000789, Egmontkasteel (H. Van den Bossche, 1987).
- Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
- Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
- SCHOUTTEET A. 1966: Zottegem, de Egmontstede, Toerisme in Oost-Vlaanderen 1966/2.
- SCHOUTTEET A. 1972: Het Egmontkasteel van Zottegem, Toerisme in Oost-Vlaanderen 1972/5.
- VAN LIEFERINGE H. 1977: Het groot kastelenboek van België, Kastelen en buitenplaatsen, Brussel, 289.