Dit uitgestrekt landbouw- en woondorp met een oppervlakte van 964 ha. en met 887 inwoners (1.1.1996) is gelegen aan de rechtse oever van de Schelde, in Zandlemig-Vlaanderen en de Vlaamse Ardennen en werd in 1971 bij Oudenaarde gevoegd. Ten noorden grenzend aan Elsegem, Petegem (beide bij Wortegem-Petegem) en Bevere, ten noordoosten aan Leupegem, ten oosten aan Etikhove (Maarkedal), ten zuidoosten aan Nukerke (Maarkedal), ten zuiden aan Zulzeke (Kluisbergen), ten zuidwesten aan Kwaremont (Kluisbergen) en ten westen aan Berchem (Kluisbergen).
Vanaf 1973 werden kanalisatiewerken aan de Schelde te Melden uitgevoerd in een zone gelegen tussen Waarde en Meers. Hierbij kwam een vrij rijke meerperiodensite aan het licht, wijzend op menselijke occupatie vanaf het laat-Mesolithicum, aardewerk uit de Metaaltijden, een Romeinse site, een Gallo-Romeinse vicus met mogelijk handelskarakter en vroeg-middeleeuwse vondsten.
De dorpsnaam is Belgisch en zou afkomstig zijn van "Milna" of "Melnis"; "mel" betekent "donkerkleurig" en zou een omschrijving kunnen zijn van een waterloop; de Molenbeek, Meulebeke, de Rennebeek etcetera of de donkere woudtoppen.
Het dorp van Melden is ontstaan op een lichte verhevenheid waartegen de Schelde eertijds haar bedding had, het resultaat van de erosie. Een zeer grote oppervlakte van Melden wordt ingenomen door de bossen op de Rotelenberg en de Koppenberg in het oosten De vroegere rivierbedding heeft twee bochten: aan het ene ligt het gehucht Waarde dat zijn naam ontleent aan het Germaanse wardo, id est wacht of uitkijkpost en waar zich de Waardekouter bij aansluit; de andere bocht van het dorp vormde vroeger een perfecte meander, waardoor zich in de meersen een enclave van Petegems grondgebied bevond, de zogenaamd "Ham van Petegem" met wellicht een mote waarop de Sint-Martinuskerk is gebouwd. In de onmiddelijke omgeving treft men een hoge zandleemrug aan; de Zavel, met vermoedelijk de oudste landbouwgrond van Melden. Verder landinwaarts zijn nog twee koutercomplexen bewaard. Het oude wegennet is beperkt tot één belangrijke weg die doorheen heel Melden loopt aan het Schelde-alluvium. De Scheldemeersen zijn thans weiden en akkers. De huidige dorpskom is een kronkelend straatdorp met de volgens een bochtig verloop zich noordzuid-uitstrekkende Meldenstraat tussen de voormalige Schelde-oevers met de Sint-Martinuskerk als eindpunt op de Noordham en het heuvelgebied daarmee aansluitend.
Melden dat in 1030 door de graaf van Vlaanderen veroverd en ingelijfd werd, behoorde toe aan het Land van Aalst en vormde een eigen administatieve- en belastingseenheid. In 1452 werd het dorp geplunderd door de Gentenaars in hun opstand tegen hertog Filips de Goede. De heerlijkheid Melden vormde het kerngebied van de heren van Pamele en werd in 1651 verkocht aan de heren van Melden. Het kwam achtereenvolgens in het bezit van de families Van Mortagne, de Quesnoy, Blondel, Van der Gracht, Van der Heyden en de Bylandt. Melden was de hoofdplaats van de heerlijkheid tussen Marke en Rosne. Het huidige grondgebied Melden komt nog grotendeels overeen met de oude heerlijkheid. Eén van de grote crisismomenten was de tijd van de Hervorming, veel Meldenaars bekeerden zich tot het protestantisme. Het patronaatsrecht over de parochie was gewijd aan Sint-Maarten. Melden en de rest van de rechteroever ressorteerde onder het bisdom Kamerijk. Bij de hervorming van de bisdommen in 1559 kwam Melden onder het aarstbisdom Mechelen en maakte pas vanaf 1802 deel uit van het wederingerichte bisdom Gent. Melden met zijn wijde meersen leefde vooral op veeteelt, de schaapsteelt leverde de wol voor de lakennijverheid. Periode van de 17de eeuw is een crisis, in de 18de eeuw gevolgd door een economische expansie als vrucht van de vooruitgang in de landbouw en de grotere vraag naar linnen. Melden was een echt spinnersdorp met een vrij ontwikkelde ambachtelijke productie. De relatieve welvaart gaf ook het culturele leven een kans, met als belangrijkste rederijkers de familie Signor, als culturele exponenten van de opkomende plattelandsburgerij. De ontwikkeling van gemechaniseerde textielnijverheid in de steden in de tweede helft van de 19de eeuw, schakelde de thuiswevers uit. Er kwam maar weinig vervangende werkgelegenheid, ook niet na de aanleg van de spoorlijn Moeskroen-Oudenaarde in 1891. Men zocht een toevlucht in seizoen- en nachtarbeid in het Walenland of Noord-Frankrijk, met een zekere plattelandsvlucht tot gevolg.
Thans lijkt de bevolking weer toe te nemen en is er veel pendelarbeid. Landbouw tekent nog wel het landschap maar niet langer de arbeidsmarkt. Verspreid over het hele dorp treft men verschillende, meestal gesloten hoeven aan, met typische benamingen. In 1956 werd de vrij belangrijke buitenwijk Schapendries bij Leupegem gevoegd. In de jaren 1960 werd de Berchemweg; baan Leupegem-Berchem, aangelegd. Deze kruist de dorpskern; de Meldenstraat met voornamelijk midden 19de-eeuwse bebouwing. Hierdoor werden heel wat huizen gesloopt en werd het dorpskarakter verstoord. Op de wijk Pladutse, op de grens met Zulzeke, bevindt zich nog een ruïne van een watermolen uit de 16de eeuw.
- BERINGS G., Landschap, geschiedenis en archeologie in het Oudenaardse, Oudenaarde, 1989, p. 59-61.
- DECAVEL-VANDORPE L., Hoeveroute nr. 3, Oudenaarde, 1980.
- GEERAERD E., Melden, ons boerendorp uit het verleden, Oudenaarde, 1978.
- ROGGE M., BRAECKMAN K., De Gallo-Romeinse en vroeg-middeleeuwse vondsten uit het Schelde-alluvium te Oudenaarde-Melden, in Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, Handelingen, VII, 1995, p. 197-259.