Bosrijke gemeente in de Noorderkempen met enkele residentiële woonwijken. Centraal gelegen ten opzichte van de fusiegemeenten: Poederlee ten zuidoosten, Wechelderzande ten noordwesten en Gierle ten noordoosten. Oppervlakte: 1846 hectare. Inwoners op 31/12/2000: 5.001.
De oudste vermelding van Lille, vermoedelijk in de betekenis van lindebosje op hoge zandgrond, klimt op tot 1123. Van oudsher behoorde Lille tot het Land van Turnhout binnen het hertogdom Brabant; in maart 1445 schonk Filips de Goede de rechten op de goederen van het hertogelijk domein te Lille in leen aan zijn secretaris Ambrosius de Dynter; deze rechten gingen in 1495 over op diens zonen Niklaas en Ambrosius. Andere lenen behoorden sedert 1440 aan Margaretha van Lille, vanaf 1468 aan Gabriël Triapan. Het Sint-Gummaruskapittel tenslotte kwam in 1457 in het bezit van een heerlijk laathof. In december 1559 werd de heerlijkheid Lille verpand aan Gaspar Schetz, die de hogere, middele en lage rechtspraak had. Latere eigenaars zijn onder meer Jan de Proost, het huis van Brandenburg, de hertog van Sylva Tarouca en de graven de Pestre.
Op kerkelijk gebied was Lille vóór 1123 een afhankelijkheid van de parochie Vorselaar. In 1123 schonk Burchard, bisschop van Kamerijk, beide aan het kapittel van de kathedraal van Kamerijk. In 1567 werd Lille een zelfstandige parochie.
Midden 19de eeuw waren er in Lille een kaarsenfabriek en twee brouwerijen; circa 1900 was vooral de landbouw belangrijk; de klompenmakerij werd beoefend als huisnijverheid; naderhand is de gemeente uitgegroeid tot diamantcentrum.
Tot op heden vrij landelijke gemeente met als voornaamste verkeersas de Wechelsebaan - Rechtestraat - Poederleese weg; deze as doorsnijdt de gemeente van noordwest naar zuidoost en heeft ongeveer halverwege een aftakking in noordoostelijke richting, meer bepaald de Gierlebaan die de rechtstreekse verbinding vormt met het centrum van Gierle. De dorpskern van Lille bevindt zich in het Zuiden, relatief dicht bij het centrum van de deelgemeente Poederlee. Het is voornamelijk in deze omgeving tussen beide dorpscentra, dat de laatste decennia nieuwe woonwijken werden ingeplant, zowel met residentieel als sociaal (Beek) karakter. Ook het gebied juist ten noorden van de kern werd ingepalmd door woonwijken uit het vierde kwart van de 20ste eeuw. Beeldbepalend in het centrum, ten zuiden van de kerk, onder meer ter plaatse van het voormalige klooster en rustoord van de zusters apostolinnen, is het verzorgingscomplex Lindelo v.z.w., uit de jaren 1980-1990 met onder meer serviceflats naar ontwerp van L. Vanhout.
De gordel die het centrum omgeeft behield vooralsnog zijn landelijk karakter met uitzondering van de K.M.O.-zone "Achterstenhoek" net ten zuidoosten van de aansluiting op de autosnelweg E 34, die de gemeente in het noordwesten doorkruist. Lille bleef ook rijk aan groene zones: ten noordwesten van het centrum, nabij de grens met Wechelderzande en ten zuiden van de E 34 bevindt zich de Vallei van de Kindernouwbeek, een intact voorbeeld van een oude landschapsstructuur en -opbouw in een Kempens valleigebied van een laaglandbeek; typisch is het percelenpatroon als gevolg van de plaatselijke turfontginning; het landelijke karakter wordt er geïllustreerd door zandwegen met brede bermen, houtkanten en bomenrijen, evenals door smalle percelen. Hierbij aansluitend in het meest noordwestelijke deel van Lille en afgescheiden van de rest van de gemeente door de E 34, liggen het natuurreservaat van de Visbeekvallei en nabij de grens met Gierle de zogenaamde "Rollekensbergen", een beboste stuifduinketen; in deze omgeving bevindt zich ook de zogenaamde "Achtzalighedenboom", een merkwaardige alleenstaande den met zeven stammen, die reeds in 1910 een vermelding kreeg; oorspronkelijk met acht stammen, zie benaming, doch één ging verloren tijdens de oorlog. De nabijgelegen zogenaamde "Heksenboom", een grove den, werd geveld in 1984, maar kreeg een gedenkteken in 1990. Deze omgeving maakte oorspronkelijk deel uit van de "aard", een uitgestrekt heidegebied met gemeenschappelijke gronden van de dorpen Beerse, Gierle, Lille, Vlimmeren, Vosselaar en Wechelderzande. De zes dorpen kochten deze aard van Jan III, hertog van Brabant in 1333.
Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2001: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Herentals, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Boskapel
Omvat
Dorpswoning
Omvat
Dorpswoningen
Omvat
Hoeve
Omvat
Kempische schuur
Omvat
Kempische schuur
Omvat
Kerkstraat
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Rechtestraat
Omvat
Sint-Annakapel
Omvat
Villa Hof op de Beek
Omvat
Wechelsebaan
Omvat
Winkel en woonhuis
Omvat
Woonstalhuis 't Hoefke
Omvat
Zwarte Molen
Is deel van
Lille
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lille [online], https://id.erfgoed.net/themas/14420 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.