Geografisch thema

Vladslo

ID
14639
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14639

Beschrijving

Vladslo is sinds 1 januari 1977 gefusioneerd met Diksmuide. Landbouw- en woondorp van circa 1733 hectare en 1225 inwoners (gegevens stad Diksmuide 01.01.2003).

Vladslo is gelegen in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen. De gemeente is omgeven door Leke (ten noorden), Koekelare (ten oosten), Bovekerke (Koekelare, ten zuidoosten), Werken (Kortemark, ten zuidoosten), Esen (ten zuiden), Beerst en Keiem (ten westen). Gelegen op 5 kilometer van Diksmuide en 17 kilometer van Torhout. De Handzamevaart vormt de grens tussen Esen en Vladslo.

De Handzamevallei vormt een polderintrusie die ver landinwaarts binnendringt en die de grens vormt tussen zandlemig Vlaanderen (ten zuiden ervan) en zandig Vlaanderen (ten noorden ervan). Vladslo ligt op de uiterste rand van het Plateau van Wijnendale, met in het zuiden de vallei van de Handzamevaart en in het oosten het Houtland.

In het noordoosten van het grondgebied (op de grens met Bovekerke), kasteelsite "Hof Ter Heyde" als uitloper van het "Bovekercke Bosch" (Bovekerke, Koekelare).

Vladslo wordt onder meer doorsneden door de volgende waterlopen: de Camardebeek, een waterloop te Beerst en Vladslo, voor het eerste vermeld in 1675 als "Camaerde beke", de Zijdelinck (op de stafkaart Zijdelinggeleed), een waterloop en een weg te Vladslo, Keiem, Leke, Beerst (Diksmuide) en Nieuwpoort, voor het eerst vermeld in 1444 als "zilinghe", wellicht zo genoemd omdat hij in Vladslo bezijden de Handzamevaart loopt, en de Handzamevaart, een bevaarbare waterloop te Torhout, Kortemark, Handzame, Zarren, Werken, Vladslo, Esen en Diksmuide, voor het eerst vermeld als "HantsameVaert" op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571). De Zijdelinck was in 1640 gedeeltelijk bevaarbaar.

Tiende eeuw

In 991 zou er reeds een (romaanse) kerk gebouwd zijn te Vladslo. De kerk ontstaat als een 'eigen kerk' op het allodium van de edelman Eilbodo (dit fenomeen komt enkel voor in vruchtbare gebieden). In 992 eerste vermelding van Vladslo als "Frordeslo" wanneer de parochie door bisschop Radbod van Noyon-Doornik onder het patronaat gesteld wordt van de Sint-Pietersabdij van Gent. "Frordeslo" zou etymologisch afgeleid zijn van het Germaanse "Frawaraedas lauka" wat betekent ‘bosje op hoge zandgrond'. Uit de moederparochie van Vladslo groeien later de parochies Leke (minimaal in 1145), Keiem (precieze datum onbekend), Beerst (eerste vermelding als parochie in 1161), Stuivekenskerke (eerste vermelding in 1219) (fusiegemeente Diksmuide) en Schore (Middelkerke). Ook wanneer één maal de bijkapellen afgescheiden zijn als onafhankelijke parochies blijft Vladslo een belangrijke parochie (cf. omvang van het tiende in 1330 door de parochie te betalen aan de Franse koning).
994: eerste naamsvermelding van Vladslo in het charterboek van de hoger genoemde abdij: de abdij krijgt het altaar van Vladslo ("altari ecclesie Frordesloo") van bisschop Radbod van Noyon-Doornik.

Elfde eeuw

Vanaf de eerste helft van de 11de eeuw (1035) tot het midden van de 15de eeuw hebben de heren van Eine de heerlijkheid Vladslo (of een groot deel ervan) in handen, aldus is er sprake van de heren van Eine, Oudenburg en Vladslo. Nadien ging het over naar het graafschap Middelburg.

Twaalfde eeuw

Circa 1100 zou er sprake geweest zijn van een Sint-Pietersabdij te Vladslo, bestuurd door een plaatsvervanger (verder zijn hier geen gegevens over bekend). Wellicht gaat het eerder om een abdijhoeve. Deze hoeve wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog in brand gestoken door Duitse soldaten.

In 1111 vermelding van de parochie als “Vlardlo”: de vroegere gift van het patronaatsrecht over de parochie Vladslo (992) aan de Gentse Sint-Pietersabdij wordt nogmaals bevestigd en omschreven "cum appenditiis suis". De "appenditia" verwijzen naar de latere dochterparochies van Vladslo.

Vanaf 1119 vormen Beerst, Leke, Keiem (Diksmuide), Schore (Middelkerke) en Vladslo (in 1119 vermeld als “Flardeslo”) het zogenaamde Vladslo-Ambacht binnen het Westkwartier van de kasselrij van het Brugse Vrije. De vijf torens in het huidig gemeentewapen van Vladslo verwijzen naar deze vijf parochies. Het ammanschap van het ambacht komt toe aan de heren van heerlijkheid "Ter Heyde".

In 1161 komt een ‘heer van Vladslo’ in een schenkingsakte als getuige voor. In 1167 ondertekent Walter II van Eine (gestorven in 1168 of 1176), ook heer van Oudenburg en Vladslo, mee een vrede tussen Filips, graaf van Vlaanderen, en Florent, graaf van Holland.
Na de dood van Walter II - zonder wettige erfgenamen - worden de erfenisrechten van de heerlijkheid Vladslo of Vladslohove ingepalmd door de graaf van Vlaanderen. Hierdoor wordt de heerlijkheid opgesplitst - wellicht om de macht van de plaatselijke heren te breken - in een deel dat toekomt aan de heren van Wavrin en een deel dat toekomt aan de heren van Landas-Eine (deze heren krijgen ook de heerlijkheid Eine). Uit dit laatste deel zal minimaal in de 15de eeuw de kasteelsite “Ter Heyde” ontstaan.

Dertiende en veertiende eeuw

Voor de dertiende en veertiende eeuw zijn weinig gegevens bekend voor Vladslo. In 1224 is de schrijfwijze "Flartslo", in 1348 "Vlaerdslo", en in 1396 ontstaat de huidige schrijfwijze Vladslo.

Vijftiende eeuw

1416: oudste vermelding van de watering van Vladslo-Ambacht. Deze watering stond o.m. in voor het beheer en onderhoud van de waterlopen, dijken en sluizen te Vladslo, Leke, Keiem, Beerst (Diksmuide) en Schore (Middelkerke).

1450: de oudste vermelding van het "kasteel Ter Heyde" in een staat van goed van de dame van Ter Heyden. Blijkens genealogische gegevens is in de eerste helft van de 15de eeuw (1419) er zeker al sprake van de heerlijkheid Vladslo of Vladslohove (ook wel heerlijkheid "Ter Heyde"), over een kasteel als kern van die heerlijkheid bestaat echter geen zekerheid.

Vroeg 15de-eeuwse aanvullingen in het leenboek van 1384 en passages uit de leenregisters van 1435 en 1468 tonen aan dat de heerlijkheid Vladslo of Vladslohof tot het bezit van twee afzonderlijke leenhouders gerekend kon worden, die echter gezamenlijk de jurisdictie uitoefenen. Het ene deel (zogenaamd "Vladslohove A") met 133 achterlenen werd van de graaf gehouden door Jan, heer van Eine (waaronder de gronden waaruit de huidige kasteelsite "Ter Heyde" is samengesteld). "Vladslohove A" gaat in de tweede helft van de vijftiende eeuw ressorteren onder de heerlijkheid en het graafschap van Middelburg. De heren van Eine en later die van Middelburg waren de opperleenheren van het kasteelgoed, en niet de bewoners ervan. Het andere deel van de heerlijkheid (zogenaamd "Vladslohove B") met 124 achterlenen werd in de 15de eeuw eveneens in leen gehouden van de graaf door Isabella, vrouw van Gistel.

De schepenbank van de heerlijkheid Vladslohove werd samengesteld uit twee baljuws en 27 schepenen, Isabella van Gistel en de heer van Eine (later van Middelburg) benoemden respectievelijk één baljuw en twaalf schepenen, drie schepenen werden nog benoemd door een abdij uit Rijsel.

In het leenboek van het leenhof van Middelburg van 1479 wordt het "kasteel Ter Heyde" beschreven als een tweeledige structuur met opperhof en neerhof. Naast het foncier waren er nog 43 achterlenen verbonden aan het kasteelgoed. Het kasteel paalt aan de "hofstede diemen heet Ter Nieuwer Heyde" (ten zuidwesten van het kasteel).
Nog in 1479 vermelding van het leengoed “Camarde” te Beerst en Vladslo, eveneens leenplichtig aan het graafschap van Middelburg, en van de "valvelde (valbelle) muelne".

1488: na het overlijden van Maria van Bourgondië in 1482 neemt Maximiliaan van Oostenrijk het regentschap van de Nederlanden waar. De steden Brugge en Gent komen echter in opstand tegen zijn politiek van hoge belastingen, waarop Maximiliaan zijn legers naar Vlaanderen stuurt. Vanuit de stad Diksmuide - die de zijde van Maximiliaan koos, plunderen zijn Duitse legerbendes in 1488 de omliggende dorpen. In dat jaar zou een slag uitgevochten zijn aan de Zijdelinck te Vladslo. In 1489 wordt het "kasteel Ter Heyde" belegerd.
In de loop van de 15de eeuw wordt de romaanse kerk vernield door brand, mogelijk vindt dit gelijktijdig plaats met de belegering van het kasteel in 1489. De oude vieringtoren blijft ongedeerd.

In het leenboek van het leenhof van Middelburg uit 1508 wordt het gegeven van opperhof en neerhof herhaald. De 43 achterlenen worden nu beschreven als de "Oude Heyde". Doorheen de geschiedenis is over de benamingen "Oude Heyde" en "Nieuwe Heyde" grote verwarring ontstaan waarbij het kasteel in een landboek van 1641-1645 onterecht de benaming "Nieuwe Heyde" krijgt. Het hof de "Nieuwe Heyde" ontwikkelt zich binnen de heerlijkheid Vladslohove tot een volwaardig leenhof met centrale hofstede.

Zestiende eeuw

1537: de kerk wordt heropgebouwd in gotische stijl, de romaanse toren blijft behouden.

Tot het midden van de 16de eeuw behoort Vladslo tot het bisdom Noyon-Doornik. Na de hervorming van de bisdommen in 1559 hoort deze parochie bij Brugge.

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571) is Vladslo aangegeven met kerk en een aantal omwalde sites.

Zeventiende eeuw

Circa 1600 zou een kasteel, vermoedelijk zogenaamd “hof ten Walle”, bestaan hebben aan de Handzamevaart. Rond het kasteel en rond de dijk, het gehucht 6 "Einsdijk" met een veertigtal huizen (Einsdijkstraat, Waterstraat). De eerste vermelding van het gehucht gaat terug tot 1479 als "ten hende vanden dycke". Vermelding van de "havendijc" in 1311, de "havene" (1511) is een synoniem voor de Handzamevaart. Irène Peeters schrijft in 1952 dat er op dit gehucht nog een huis met datering "1657" staat, mogelijk te identificeren met dat 'kasteel'. Noch op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571) noch op de Ferrariskaart (1770-1778) valt een echt kasteeldomein te onderscheiden.

In 1637 verwerft Melchior van Locquenghien door de verdeling van het familiebezit onder meer "de heerl.(ijkheid) ende 't casteel Ter Heyden metten vesten, wallen, lochtinghen, warande, nederhof, de landen, bosschen, vyvers, muelen, meerschen, heerl.(ijke) renten (...)".

Halverwege de 17de eeuw (vermoedelijk tussen 1637 en 1655) wordt het "kasteel Ter Heyde" verbouwd en opgeknapt. In deze periode wordt het kasteel omgevormd van een buitenverblijf tot een permanente woonstede. De verkoopsaffiche van de verkoop (het kasteel werd openbaar verkocht vanwege de hoge schuldenlast van Melchior) van 1655 beschrijft het kasteel als een "schoon, oudt, vermaect casteel, meestendeel nieuwe opgebaut uytten watere, staende rontom op vauten (...)". De kasteelsite heeft wallen, valbruggen, dreven, welbeplante hoven en boomgaarden, en ook een omwald neeerhof met schuren, stallingen, duyve-kete en andere toebehoren, "meest nieuwe betimmert". In 1656 wordt het kasteel en de heerlijkheid uiteindelijk verkocht, dit samen met het ammanschap van Vladslo-Ambacht en de heerlijkheid "Zaele Ter Beerst" (Beerst). In de daaropvolgende decennia volgen een aantal eigenaarswissels, waarbij de eigendom van Vladslohove, de heerlijkheid te Beerst en het ammanschap gesplitst worden.

De "Flandria Illustrata" van Sanderus (1641) bevat een gravure van het "praetorium Ter Heyden", doch verwijst nog naar de eigendomssituatie van voor 1637. Het is onduidelijk of de tekenaar een toestand van voor de verbouwing weergeeft (dan refereert Sanderus aan een oudere bouwfase), dan wel of hij de verbouwingen heeft gezien of zich mogelijk heeft gebaseerd op de verbouwingsplannen.

In 1696 worden twee hoeves in de omgeving van het "kasteel Ter Heyde", afhankelijk van (het leengoed) "Ter Craesen", vernield door het Franse leger.

Achttiende eeuw

In 1727 wordt voor de Sint-Maartenskerk een biechtstoel vervaardigd door Pulinckx. Deze wordt in de 19de eeuw verkocht aan de parochie Beerst.

Vanaf 1727 komt het kasteel in handen van de familie Huwyn. In 1790 komt het kasteeldomein toe aan feodaal erfgenaam Patricius Beaucourt de Noortvelde. Het kasteel wordt wellicht niet meer permanent bewoond, maar gebruikt als buitenverblijf.

In 1769-1771 wordt onder het Oostenrijkse bewind de kaarsrechte "Weynendaelsche Kalseyde" aangelegd (de huidige provincieweg Wijnendalestraat), die het Diksmuidse vanaf de Oostendestraat op Beerst, over Vladslo, Koekelare en Ichtegem met de Torhoutbaan ter hoogte van het gehucht Wijnendale (Torhout) verbindt. Oorspronkelijk was de weg afgezoomd met bomen zie Ferrariskaart (1770-1778).

De Ferrariskaart (1770-1778) toont: een vrij grote dorpskern (zandleemgebied) met centraal de kerk, een windmolen ter hoogte van de huidige Werkenstraat, een tiental omwalde sites in het zandleemgebied, ten zuiden daarvan de Handzamevaart met de 'broekagies', ten oosten een bosgebied aansluitend bij de bossen op grondgebied Koekelare ("B(ois) Couckelaereveldt" in het noordoosten) en Bovekerke (Koekelare), waarin het "château Ter Heyde" gelegen is. Tevens is de “Weynendaelsche Kalseyde” aangegeven met net ten noorden daarvan de hoeve "Cse Den Groten Thorre".

Negentiende eeuw

Het kasteel "Ter Heyde" wordt vanaf 1801 bewoond door de familie Du Rot. Vanaf 1842 komt het via erfenis in bezit van de familie de Crombrugghe de Picquendaele.
Vanaf 1801 ressorteert Vladslo onder het bisdom Gent en vanaf 1834 onder het bisdom Brugge.

In 1808 wordt een spinschool opgericht door drie zusters uit Lichtervelde. Ze geven onderricht aan de dorpskinderen in het spinnen van vlas en het kant klossen.

Vladslo is een vrij grote gemeente met 1059 inwoners in 1816. Door de crisis in de vlassector, sterke ontvolking na 1849.

In 1830 schenkt de pastoor een huis aan de spinschool. In 1832 wordt de school omgevormd tot een klooster. Na verloop van tijd komt er een lagere school en een kleuterschool tot stand. In 1865 nemen de zusters de regels van de Heilige Vincentius à Paulo over (in 1954 naamsverandering naar "de zusters van het Onbevlekt Hart van Maria") (zie straatinleiding Beerststraat).

Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) zijn een tweetal windmolens aangeduid te Vladslo, met name een staakmolen aan de Werkenstraat en de "Molen ter Heiden" aan de huidige Oude Heiestraat, een stenen molen, mogelijk behorend bij de iets noordelijker gelegen kasteelsite "Hof Ter Heyde".

In 1844-1848 wordt de Sint-Martinuskerk vergroot en gerestaureerd naar ontwerp van architect P. Buyck (Brugge). Nadien bestond de kerk uit een achthoekige Romaanse middentoren, een laatgotisch transept en koor en een neoromaans schip.

In 1849 wordt een gemeenteschool opgericht in een huis aan de Mariastraat. Na de schoolstrijd (1879-1884) wordt een school gebouwd in de wijk "Troetelare" aan de Werkenstraat. Nog in 1849 wordt een bejaardentehuis in de Beerststraat gebouwd.
In 1886 telt de gemeente zijn hoogste aantal inwoners, met name 2327.

In 1861, onder het burgemeesterschap van baron de Crombrugghe de Picquendaele werd een eerst brug (vervaardigd uit ijzer) aangelegd over de Handzamevaart naar Esen. De verbinding tussen Esen en Vladslo gaat samen met de bouw van het station te Esen op de spoorlijn nummer 73 Lichtervelde-Kortemark-Diksmuide-Veurne (aanleg in 1858). Daarvoor was er geen verbindingsweg tussen Vladslo en Esen.

In 1894 wordt één verdieping van het bejaardentehuis ingericht als gemeentehuis.

Twintigste eeuw

1912: bij de afbraak van het bejaardentehuis moest men opnieuw op zoek naar een vergaderplaats voor de gemeenteraad. Het gemeentehuis zou overgebracht zijn naar een pand aan de toenmalige Werkenstraat (op de plaats waar na de Eerste Wereldoorlog het huidige Vladsloplein aangelegd wordt).

Eerste Wereldoorlog (zie ook De Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront onder de algemene inleiding)

In oktober 1914, tijdens de IJzerslag, worden de eerste Duitse soldaten begraven op een speciaal aangelegde begraafplaats in het "Praetbos" (in het noordoosten van de gemeente, restant van een boscomplex te Koekelare en Bovekerke, zie Ferrariskaart van 1770-1778). In het "Praetbos" (benaming alsdusdanig reeds aangeduid op de Vandermaelenkaart, circa 1850) wordt een medische post geïnstalleerd, wat de stijging van het aantal graven verklaart. Tegen 1918 zijn er 3.233 Duitse doden begraven.

Nadat de "slag om Diksmuide" op 10 november 1914 in het Duitse voordeel is beslecht, komt het bevel dat de oostelijke oever ter verdediging moest worden uitgebouwd. Deze uitbouw in de diepte vereist een voortdurende aanvoer van o.m. beton en cement. Op het gehucht Einsdijk aan de Handzamevaart te Vladslo (zie Einsdijkstraat en Waterstraat), wordt daartoe een groot pionierspark ingericht met een los- en laadplaats voor schepen. Opgeëiste arbeiders vervaardigen er betonnen en houten onderdelen voor versterkingen van het front, die naar het Diksmuidse front verscheept worden. Er is sprake van een heuse cementfabriek. Aan de dijk wordt de zogenaamde "Kückshaven", genoemd naar de "Kückstellung" aan de oostelijke IJzeroever ingericht. Er wordt zelfs een smalspoor aangelegd langs de IJzer, en ook de beschadigde spoorlijn Diksmuide-Zarren wordt hersteld. Tevens krijgen Duitse stoottroepen een opleiding aan de Einsdijk.

De Duitsers richten onder meer op Vladslo hun tweede verdedigingslinie op op de grens met Beerst, en meer oostelijk hun derde verdedigingslinie op de zogenaamde "Werken-Riegel" (een uitloper van de rug van Westrozebeke). Achter deze derde linie zijn een aantal betonnen militaire constructies bewaard (zie onder meer Houtlandstraat). Ter hoogte van de Houtlandstraat wordt tevens een officierenmess gebouwd, er is daar in het "Praetbos" ook een artilleriestelling.

De Sint-Martinuskerk wordt door de Duitsers gebruikt als lazaret. In 1917 bestoken de geallieerden de kerk met brandbommen met als gevolg dat de kerk gedeeltelijk afbrandt, later wordt de toren naar beneden gehaald (niet gekend wanneer en door wie). Op 16 oktober 1918 bevrijding van Vladslo, Beerst, Keiem en Leke door de Belgen.

Wederopbouwperiode

Tot voor de Eerste Wereldoorlig heeft Vladslo geen echt dorpsplein: de Werkenstraat loopt dan tot tegen de kerkhofmuur. Bij de wederopbouw in 1921 worden enkele huizen niet meer heropgebouwd waardoor een plein ontstaat. Aan dat plein wordt ook in 1922-1925 het gemeentehuis gebouwd naar ontwerp van architect L. Derré (Torhout).

In 1924-1925 wordt de Sint-Martinuskerk heropgebouwd naar ontwerp van architect Théodore Raison (Brugge). Voltooiingswerken (1926-1929) onder leiding van architect A. De Poortere (Ieper). De pastorie en de onderpastorie worden in 1920-1925 heropgebouwd naar ontwerp van architect J. De Boutte (Ardooie). De gemeenteschool wordt in 1921-1929 heropgebouwd naar ontwerp van zelfde architect, op de vooroorlogse plaats aan de Mariastraat.

Van de circa 42 huizen op het gehucht Einsdijk (zie Einsdijkstraat en Waterstraat) worden er slechts 23 heropgebouwd.

Na de Eerste Wereldoorlog wordt op het kerkhof een kapel gebouwd voor de militaire en burgerlijke slachtoffers. Tussen 1932 en 1936 worden te Vladslo een aantal bunkers afgebroken met financiële tegemoetkoming van de Dienst der Verwoeste Gewesten.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot heden

1956-1958: bij de samenvoeging van de Duitse begraafplaatsen wordt de Duitse militaire begraafplaats uitgebreid met circa 22.000 doden, afkomstig van meer dan 60 kleinere begraafplaatsen. De beeldengroep “Treurend Ouderpaar” (1932) van de Duitse expressionistische kunstenares Käthe Kollwitz verhuist van de Duitse begraafplaats "Roggeveld" naar die van Vladslo.

Landschappelijk en bouwkundig erfgoed

Op grondgebied Vladslo, heel wat betonnen militaire constructies glegen achter de tweede en derde Duitse verdedigingslinie van de Eerste Wereldoorlog.
Het oostelijk deel van Vladslo (grens met Bovekerke, Koekelare) is nog vrij bosrijk (zie Houtlandstraat, Terheidedreef), als restant van een uitgestrekt bosgebied op de Ferrariskaart (1770-1778). De Duitse militaire begraafplaats "DEUTSCHER SOLDATENFRIEDHOF VLADSLO" met beeldengroep "Treurend Ouderpaar" van Käthe Kollwitz, in het "Praet Bosch" (zie Houtlandstraat zonder nummer) is beschermd als monument bij M.B. van 18.03.1997.

Van de kasteelsite "Hof Ter Heyde" is het eigenlijke kasteel - in zijn huidige vorm een 19de-eeuws neoclassicistisch kasteel, met elementen uit de 14de en 15de eeuw - beschermd als monument bij M.B. van 17.01.1985. Rondom het kasteel landschapspark, en een laat 19de-eeuwse of vroeg 20ste-eeuwse boswachterswoning met aansluitend moestuin, een laat 19de-eeuwse hoeve en een koetshuis met stallingen en huis.

  • Inventarisatie van relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen).
  • Stadsarchief Diksmuide, Bestand wederopbouw Diksmuide na 1914-1918, aanleg- en rooilijnenplan Vladslo (niet genummerd).
  • DEMOEN H., Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 1984, p. 150-155.
  • DE ROO N., HINDRYCKX K., Beeld van een stroom, De IJzer, Tielt, 1995.
  • GESQUIERE G., De geschiedenis van Werken, Klerken, Esen, woumen en Vladslo voor 1550, een inleidende studie, academiejaar 1979-1980 (oefening tweede kandidatuur geschiedenis aan de KULAK).
  • HASAERT R., Gids herinneringstentoonstelling 80 jaar Wapenstilstand 1998 in de authentieke bewaarde kelders uit 1914 van de toenmalige brouwerij Costenoble nu “De Dolle Brouwers” te Esen, Esen, 1998.
  • JACOBS M., Zij die vielen als helden… Inventaris van de oorlogsgedenktekens van de twee wereldoorlogen in West-Vlaanderen, Deel 2, Brugge, 1996.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.
  • PEETERS I., Gemeente Vladslo, s.l., 1952
  • PRIEM V., Kastelen en landhuizen in de Westhoek, deel 2, Ieper, 1998, p. 22-25.
  • STRUYF J., Bouwhistorisch onderzoek Kasteel Ter Heyde en Aanhorigheden, Deel I: archivalisch, iconografisch en kadastraal onderzoek, Heverlee, 2001.
  • SYMOEN R., Toponymie in het Oude Vladslo-Ambacht, in Den Dyzere, jg. 1, nr. 3, 1982, p. 107-108.
  • VAN ACKER J., Abdijen in de middeleeuwse kustvlakte, in Vlaanderen, jaargang 49, nr. 281, 2000, p. 143-147.
  • VANSUYT M., VAN DEN BOGAERT M., De militaire begraafplaatsen van W.O. I in Vlaanderen, deel 5: De Belgische en de Duitse militaire begraafplaatsen, Erpe, 2001.
  • VLAEMYNCK J., Duitse stellingen te Diksmuide, Esen en Vladslo (10 november 1917 tot einde februari 1918), in Den Dyzere, jaargang 1, nr. 1, 1982, p. 8-16.

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vladslo [online], https://id.erfgoed.net/themas/14639 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.