Dit gebied bevindt zich tussen Welden (Oudenaarde) in het zuiden, Zingem in het westen, Meilegem (Zwalm) in het oosten en Dikkelvenne (Gavere) en Gavere in het noorden. Nagenoeg het volledige deel ten westen van de Schelde behoort tot het alluviale deel van de Scheldevallei. In dit meersenlandschap bevinden zich nog enkele afgesneden meanders. Vooral tussen Gavere en Dikkelvenne is de oostelijke steilrand erg uitgesproken. De kouter te Welden ligt op een zandige opduiking. De Scheldevallei wordt gekenmerkt door kleine reliëfverschillen: oeverwallen en zandige ruggen of opduikingen.
De Schelde kronkelt in een brede (ongeveer 1 km), vlakke vallei. Er worden slechts zeer kleine niveauverschillen waargenomen die toe te schrijven zijn aan de differentiatie in oeverwallen en kommen en aan het bestaan van oude stroomdraden. Aan de alluviale Scheldevlakte en aan de brede trechtervormige uitmonding van de Zwalmbeek palen betrekkelijk vlak gelegen gebieden die geomorfologisch tot het laagterras van de Schelde behoren. Op de rechteroever, tussen Ename en Nederzwalm, over een breedte van 1-2 km, strekt zich een laag gebied uit doorsneden door de benedenloop van de Riedensbeek en de Osebeek. Dit gebied, opgebouwd uit langgerekte evenwijdige ruggen en depressies, vertoont een duidelijk microreliëf van 1-2m. Deze reliëfvorm en het bodemmateriaal getuigen van afzettingen in een verwilderde periglaciale rivier.
Op een van die zandige ruggen ligt de kouter van Welden, weliswaar ruilverkaveld, maar door zijn openheid nog steeds goed herkenbaar. Langs beide zijden wordt hij door een depressie met een beek begrensd. Verder westwaarts ligt het Scheldealluvium. Het laagterras van de Schelde wordt landinwaarts door een sterke helling begrensd. Deze steilrand vormt de oostelijke grens van de zuidelijke uitloper van de Vlaamse vallei. Nabij Nederwelden komt een meandervormige geul voor. Dit is een laatglaciale meander, nu volledig verland maar wel natter dan de omliggende percelen. Ook door de perceelstructuur, met een talud, in het landschap te herkennen. Op historische kaarten is de meander ook steeds door het landgebruik (weiden en meersen) en perceelsvorm te herkennen. Aan de noordzijde stonden dikwijls bomenrijen. De zandleemgronden langs de rechteroever van de Schelde hebben een minder gunstige natuurlijke drainage. Het landschap is zwak golvend tot bijna vlak en vertoont talrijke weiden, meestal omzoomd door knotwilgen. In de oostelijke dalwand van de Oosebeek werden de talrijke ontsluitingen van het tertiair substraat omsloten door heterogene, meestal ondiepe zandleemgronden. De grote verschillen in bodemgesteldheid hebben er een zeker variatie van het bodemgebruik in de hand gewerkt.
Op de kabinetskaart de Ferraris (1771-1777) is het grootste deel van het gebied een open meersengebied. Drogere, hogere gebieden liggen onder akkers. De Schelde heeft nog zijn meanderende loop. Op de steilrand rond Dikkelvenne komen bossen voor. Vanaf midden 19de eeuw komt aan de westelijke grens van de meersen op de linkeroever een dijk voor tussen Zingem en Asper. Midden in het meersengebied staat een herberg met drie linden op het voorerf op een lichte verhevenheid; Stuyvenberg (midden 19de eeuw). In het derde kwart van de 19de eeuw werd de Schelde gekanaliseerd. Op de topografische kaart van 1937 heeft het meersengebied zijn karakter wat verloren en komen er ook akkers en weiden voor.
De kerk van Welden bestond wellicht al in de 12de eeuw en verving een oudere bidplaats. In deomgeving staan twee imposante gesloten hoeves met een nog gedeeltelijk omgracht, rechthoekig erf. Het zogenaamde “‘t Oud Hof”. Nr.10 is het vroegere “Hof ter Moude” of “Hof ter Motte”. Kasteel Grenier is op de steilrand van de Schelde ingeplant, aan de rand van de Hofkouter in de zogenaamde warande van de heren van Gavere. Het park met vijvers daalt naar de Schelde af. De huidige ingang met lange dubbele beukendreef vanaf de Molenstraat, werd in 1907 aangelegd. Sinds 1952 is het een militair domein. Het kasteel is classicistisch van architectuur en werd in 1837-39 gebouwd. Na beschadiging in de Eerste Wereldoorlog werd het gerestaureerd. De voormalige stallingen dateren eveneens uit die periode.
- Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
- Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.