erfgoedobject

Bijlokehospitaal en Bijlokeklooster

bouwkundig / landschappelijk element
ID
20338
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/20338

Juridische gevolgen

Beschrijving

Bijlokehospitaal en Bijlokeklooster van cisterciënzerinnen, heden tevens Oudheidkundig Museum "De Bijloke".

Historiek

Waarschijnlijk begin 1204 stichtten Ermentrude Utenhove en haar broer kanunnik Fulco, stammend uit een van de voornaamste Gentse patriciërsfamilies, een ziekenhuis genaamd Heilige Mariahospitaal, naast de Sint-Michielskerk in Onderbergen ter vervanging van het door brand vernietigde Wittockxhospitaal van de Sint-Niklaasparochie. Een aantal van de lekenzusters die de regel van Sint-Bernardus aangenomen hadden en niet meer strikt nodig waren voor de ziekenzorg, stichtten een abdij nabij Lokeren genaamd "den Oudenbosch" of "Sancta Maria de Bosco". In 1215 traden zij toe tot de orde van Citeaux. Intussen moest het Utenhovehospitaal plaats ruimen voor het dominicanenklooster, doch ook wegens het groeiend plaatsgebrek was de overplaatsing van het ziekenhuis noodzakelijk geworden. In 1228 schonk graaf Ferrand aan het Utenhovehospitaal een stuk grond naast de "terra montium" buiten de stadsmuren en palend aan de Bijloke, zijnde een omheind stuk land. Hetzelfde jaar werd begonnen aan de bouw van het nieuw hospitaal. Daarnaast, op een plaats "portus monialum", werd eveneens in 1228 een cisterciënzerinnenklooster gesticht dat de naam "Portus beatae Mariae" of Haven van Maria verkreeg. Bediening en beheer van het hospitaal werd door het klooster waargenomen. De naam "portus monialum" verwijst naar een ouder klooster waarvan de bouwresten vermoedelijk herbruikt werden voor de cisterciënzerinnen in de eerste helft van de 14de eeuw de nieuwe kloosterbouw aanvatten. Sommige auteurs beschouwen het klooster als een grafelijke stichting, andere stellen de Utenhove's als stichters voorop. De zusters die de ziekenzorg waarnamen waren afkomstig van de cisterciënzerinnenabdij van Lokeren.

In 1234 werden de goederen tussen beide cisterciënzerinnenabdijen (Gent en Lokeren) verdeeld. Kort nadien ontleenden zowel hospitaal als abdij hun benaming Bijloke aan het terrein waar ze opgericht waren. Abdij en hospitaal hadden in 1566 veel te lijden van de vernielingen aangericht door de beeldenstormers. De religieuzen verlieten in 1578 het klooster en keerden pas in 1585 terug. Intussen (1579) werd de oude kloosterkerk door de calvinisten grotendeels gesloopt. Begin 17de eeuw begon men aan de herstelling van de west- en noordvleugel, zuid- en oostvleugel waren van de verwoestingen gevrijwaard gebleven. De slaapzaal in de oostvleugel werd omgevormd tot kapel en bleef daar tot op heden. In de tweede helft van de 17de eeuw werden nieuwe kloostergebouwen opgetrokken aansluitend bij de oude abdij. In 1798 werden de cisterciënzerzusters verdreven. Het hospitaal werd van dan af bestuurd door de Commissie der Godshuizen, later de Commissie van Openbare Onderstand. In 1802 keren de zusters terug voor de ziekenverzorging. Van 1805 tot 1811 deden de oude abdijgebouwen dienst als ouderlingengesticht. In 1825 werden enkele huizen van de Commissie der Godshuizen langs de huidige Jozef Kluyskensstraat omgebouwd tot de Vroedkundige School. De huidige materniteit van het Bijlokeziekenhuis werd vlak voor de sloping van het oude moederhuis dat moest wijken voor het nieuw geplande ziekenhuis, opgetrokken in 1864-1866. Aan de Jozef Kluyskensstraat werd tussen 1864-1880 het neogotische complex van het Burgerlijk Hospitaal opgericht, speciaal daartoe ontworpen door architect A. Pauli. In 1913 kocht het Gentse stadsbestuur van de Commissie van Openbare Onderstand die delen van de Bijloke-abdij waar het Oudemannenhuis in ondergebracht was. Belangrijke restauratiewerken konden echter in de twintiger jaren van de 20ste eeuw plaats vinden. In 1927 was het Gentse Museum voor Oudheidkunde reeds gedeeltelijk ingericht.

De aanvankelijk buiten de stadsmuren gelegen "terra montium" naast de westelijke Leieoever, waarop zich de gebouwen van het oude Bijlokehospitaal en - klooster bevonden, werd reeds in 1241 bij de stad gevoegd. Sinds de 16de eeuw werd het gebied aan de zuid- en westkant door stadsvesten en -wallen verdedigd, zijnde ter hoogte van de huidige Godshuizenlaan en Pasteurlaan. In het noorden paalde het aan het Sint-Agneteklooster waarvan het door het graven van de Coupure in 1751 gescheiden werd.

Beschrijving

Heden is het gebouwencomplex in het noorden begrensd door de Jozef Kluyskensstraat. De hele noordkant wordt ingenomen door het Burgerlijk Hospitaal uit 1864-1880 naar ontwerp van architect A. Pauli. De oude hospitaalgebouwen liggen deels geïncorporeerd tussen 19de-eeuwse gebouwen aan de oostkant. Centraal strekt zich een rechthoekig beplant plein uit waaraan in het zuiden de oude abdijgebouwen palen, het huidig cisterciënzerinnenklooster en Oudheidkundig Museum. Ten westen van het abdijcomplex strekken zich ook hovingen uit tot aan de achterbouwen van het Klinisch en Poliklinisch centrum van de Pasteurlaan. De Materniteit bevindt zich aan de Bijlokekaai in het zuidoosten; de zuidoostelijke hoek van het complex wordt gevormd door een park waarin in 1952 het standbeeld van Jan Palfijn (1650-1730) geplaatst werd, uitvinder van de verlostang. Eerlang zal naar een nieuwe bestemming van de ziekenhuisgebouwen moeten gezocht worden aangezien de bouw van een nieuw ziekenhuis gepland is.

Voormalig "Utenhovehospitaal" of "Heilige Mariahospitaal"

Oude ziekenzaal en kapel, thans opslagplaats en dodenhuis. Haaks ingeplant op de Bijlokekaai, met een dubbele voorgevel aan de westkant. Links geflankeerd door vleugel van één bouwlaag van het neogotische Burgerlijk Hospitaal van 1864-1880 en rechts door de zijgevel van het voormalige Instituut voor Ontleedkunde van 1876. De immense ziekenzaal ontvouwt een rechthoekige plattegrond van elf traveeën lang op 55 meter lengte en van 16 meter breedte, afgedekt met een zadeldak (leien). Opgetrokken in 1228 uit Doornikse kalksteen in de kenmerkende gotische stijl van de Scheldestreek. Tegen de zuidgevel van de ziekenzaal werd na de voltooiing ervan een éénbeukige kapel opgericht waarvan de lengte overeenstemt met de eerste drie traveeën van de ziekenzaal. De gemene muur van deze ruimten was doorbroken door twee grote spitsbogen zodat de zieken vanuit de zaal de erediensten konden bijwonen.

Westgevel van de ziekenzaal: brede puntgevel van vijf traveeën. Centraal een ruim spitsboogvormig portaal met archivolten en blind boogveld, booglijst rustend op halfzuilen met knopkapiteel en geprofileerde basis, voorts een gelijkaardige trumeau. Aan beide zijden wordt het portaal geflankeerd door twee gekoppelde spitsboogvensters met booglijst rustend op fijne zuiltjes met knopkapiteel; tweeledige houten tracering met een vierlob. Boven het portaal komen twee later aangebracht muuropeningen voor, namelijk twee kleine, omlijste roosvensters met vierpastracering. In de geveltop een groot spitsboogvenster voorzien van booglijst en afzaat, de oorspronkelijke tracering is echter verdwenen; voorts geflankeerd door twee elegante, blinde lancetvensters.

De lagere en smallere puntgevel van de kapel, eveneens van Doornikse steen uit het tweede kwart van de 13de eeuw, is soberder uitgevoerd. Boven een eenvoudig spitsboogportaal, met gelijkaardige omlijsting als voor de ziekenzaal, is de gevel enkel gemarkeerd door een ruim doch gedicht spitsboogvenster, behouden drieledige tracering en vulling met drie cirkelmotieven. Booglijst doorgetrokken tot een waterlijst die eindigt bij de aanzet van de geveltop. Geveltop bekroond door een zeskantige renaissance-campanile (16de eeuw) uitkragend op een console van Doornikse steen en opgetrokken uit baksteen met talrijke zandstenen speklagen en afgedekt met een schilddakje (leien). De doorlopende onderbouw van deze twee gevels bestaat uit een blinde spitsbogenrij rustend op elegante zuiltjes met knopkapiteel en gevat tussen een lange bank met uitspringende dorpel en een waterlijst.

Elf traveeën brede zijgevels van de ziekenzaal geschoord door tien zware steunberen en afgelijnd door een houten kroonlijst rustend op kraagstenen. Oorspronkelijke spitsboogvensters aangepast tot eenvoudige steekboogvensters, met uitzondering van een venster van de noordgevel dat tevens zijn originele tweeledige tracering met vierlob behield. In de vierde travee van de zuidgevel bleef een portaal bewaard, thans uitgevend in de autopsiezaal. Rondboogpoortje van Doornikse steen, booglijst met kraalprofiel op imposten, geschraagd door een zuiltje met knopkapiteel.

Achtergevel: puntgevel met schouderstukken, van Doornikse kalksteen, top hersteld met baksteen. Drie ruime spitsboogvensters met ijzeren roedeverdeling; resten van de drieledige tracering in het rechter venster.

De indrukwekkende binnenruimte is overwelfd met een intact bewaard, zeer merkwaardig eiken dakgebinte van circa 1300 met drielobvormige doorsnede. De tien spantbalken van de trapeziumvormige dakstoel worden ondersteund door telkens twee halfcirkelvormige steunbalken op hun beurt geschraagd door eenvoudige gebeeldhouwde kraagstenen; deze spantbalken ondersteunen de cirkelbogen in de driehoekige spant erboven.

Gedeeltelijk zichtbare zuidgevel van de kapel: verankerde lijstgevel van Doornikse kalksteen, verlicht door drie spitsboogvensters met doorlopende booglijst (verdwenen tracering); dakgoot rustend op de geprofileerde daklijst. In de achtergevel van de kapel, een puntgevel met schouderstukken van Doornikse kalksteen, een groot gedicht spitsboogvenster met dezelfde omlijsting als voor voor- en zijgevel, doch met hooggotische tracering (14de eeuw). De oorspronkelijke houten dakkap, in de 14de eeuw vervangen door drie stenen kruisribgewelven en circa 1759 nogmaals gewijzigd.

Het zogenaamde "Craekhuys", bijgebouw van het oude hospitaal, dienst doende als zaal voor de dodelijk zieken, thans ziekenzaal. Gelegen in de as achter de oude ziekenzaal met de voorgevel uitziend op de Bijlokekaai, gedeeltelijk verborgen achter recentere bijgebouwen van het hospitaal. Bakstenen constructie van zes traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak (leien) uit eind 15de- begin 16de eeuw.

Voorgevel (oostzijde): verankerde bakstenen puntgevel met schouderstukken en zandstenen hoekstenen, te oordelen naar de huidige toestand reeds gerestaureerd (circa 1900?). Centraal spitsboogvenster in geprofileerde zandstenen omlijsting met negblokken en met booglijst, voorzien van een drieledige laatgotische tracering met visblaasmotief. Geflankeerd door deels zichtbare rechthoekige vensters met zandstenen negblokken, latei en tussenstijl (oorspronkelijk kruiskozijnen?) en ontlast door gekoppelde rollaagjes. Ter hoogte van deze vensters komen twee kruisvormige en een ruitvormig motief voor van geglazuurde baksteen. Voorts een recentere deur en twee vensters die niet met de originele muuropeningen overeenstemmen.

Zijgevels: verankerde bakstenen (ten noorden) en gecementeerde (ten zuiden) lijstgevels verlicht door zes hoge rechthoekige vensters in een zandstenen omlijsting met kwartholle dagkanten, negblokken en voorheen met kruiskozijnen. Geprofileerde zandstenen daklijst waarop een baksteenlijst met dakgoot rust. Bakstenen westgevel enkel verlicht door een klein zoldervenster in de geveltop. Overwelfd met een gebroken houten tongewelf.

Voormalige verblijfplaats van de lekenzusters, thans rouwkapel. Lange vleugel van twee bouwlagen ingeplant ten zuiden van de oude ziekenzaal, ongeveer haaks op het Craekhuys en parallel met de Bijlokekaai, opgetrokken in de tweede helft van de 17de eeuw. Rechts, een breed gebouw met verankerde bak- en zandstenen lijstgevel van dertien traveeën in traditionele stijl, afgedekt met zadeldak (leien) voorzien van twee zijtrapgevels en drie getrapte dakvensters. Voorheen was de gevel op de borstwering onder de rechtse dakkapel versierd met drie gesculpteerde cartouches waarop het jaartal 1667 voorkwam; daaronder komen op de begane grond drie rondbogen voor rustend op twee zandstenen zuilen met Toscaans kapiteel. De boogvelden zijn doorbroken met twee kleine vensters en een deur. Voorts rechthoekige muuropeningen met kwartholle dagkanten, negblokken, wigvormig ontlastingssysteem en witgepleisterde banden ter hoogte van de vensterdorpels. Behouden kruiskozijnen en duimen op de bovenverdieping. Omlijste steigergaten onder de houten kroonlijst op klossen. Rechts zijtrapgevel, eveneens met zandstenen plint, verlicht door twee kruiskozijnen.

Aansluitend links een breed gebouw van vermoedelijk oorspronkelijk twee bouwlagen en acht traveeën, met zadeldak (Vlaamse pannen), uit de tweede helft van de 17de eeuw (?), doch onder meer aangepast in de 18de eeuw. Vijf dakkapellen met schilddak (leien) en rechthoekig luik in houten omlijsting. Gecementeerde lijstgevel met gewijzigde begane grond die schuilgaat achter een beglaasde galerij met gietijzeren zuiltjes; gedichte bovenverdieping.

Kleine bijgebouwen haaks opgetrokken ten oosten van de vleugel met de huidige rouwkapel en het portiershokje op de Bijlokekaai.

Links, breedhuisje van drie traveeën en één bouwlaag met zadeldak (Vlaamse pannen), uit de 17de eeuw. Later aangepast, verankerd en bepleisterd lijstgeveltje met rechthoekige muuropeningen. Fijne geprofileerde zandstenen daklijst en houten kroonlijst.

Rechts, breedhuisje van vijf traveeën en twee bouwlagen met zadeldak (pannen), uit de 18de eeuw. Eenvoudige, verankerde en bepleisterde lijstgevel met dubbelhuisopstand en rechthoekige muuropeningen. Onversierd hoofdgestel met houten kroonlijst.

Voormalige dienstgebouwen van Bijlokehospitaal en -abdij. Haaks achter de Materniteit, twee noord-zuid georiënteerde vleugels achter elkaar, van twee bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen), kern opklimmend tot de 17de eeuw, voormalige brouwerij, schuur en koestal; grondig verbouwd en aangepast.

Haaks op de oostvleugel van de oude abdij en kapel, vormt de afsluiting in het zuidwesten van de grote vierkante tuin ten oosten van de 17de-eeuwse abdijgebouwen, van oost naar west:

  • Breed gebouw van één bouwlaag met zadeldak (Vlaamse pannen), uit de 16de en 17de eeuw; verankerde en witgeschilderde bakstenen gevel met korfboogvormige venstertjes en deuren; verankerde bakstenen achtergevel gestut door steunberen.
  • Enkelhuis van drie traveeën en twee bouwlagen, zadeldak (Vlaamse pannen), uit de tweede helft van de 18de eeuw; verankerde bakstenen lijstgevel met kleine getoogde vensters en deur.
  • Eenlaagse bakstenen constructie van drie traveeën, zadeldak (Vlaamse pannen) uit de tweede helft van de 18de eeuw; verankerde lijstgevel met brede travee gemarkeerd door pseudopilasters en getoogde vensters.

Parallel met de laatst beschreven bijgebouwen, sluit de zuidkant af van de voortuin op de hoek van Bijlokekaai en Godshuizenlaan, van oost naar west:

  • hoge bakstenen constructie van één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen), uit de tweede helft van de 18de eeuw;
  • bakstenen lijstgevel van vier traveeën geleed door pseudo-pilasters en met hoge getoogde vensters;
  • oostelijke zijgevel verlicht door ruim ovaal radvenster.

Hoog eenlaags bakstenen gebouw met schilddak (Vlaamse pannen), uit de tweede helft van de 18de eeuw; zeven traveeën brede verankerde bakstenen lijstgevel met getoogde vensters gescheiden door pseudo-pilasters; thans atelier van het Oudheidkundig Museum; westgevel is een gereconstrueerde gevel afkomstig uit de Veldstraat (zie verder).

Burgerlijk Hospitaal "De Bijloke"

Opgetrokken tussen 1864 en 1880 naar ontwerp van architect Adolphe Pauli en gesitueerd aan de Jozef Kluyskensstraat. Complex gebouw in neogotische stijl. Centraal hoofdgebouw van twee bouwlagen met langsvleugels waarop vier haaks op de straat ingeplante vleugels die de centrale en administratieve diensten bevatten, en een middenvleugel haaks ingeplant aan de tuinzijde met de kapel, sacristie en operatiezaal. Ten westen acht paviljoenen met ziekenzalen, twee rijen van vier paviljoenen verbonden door een gang; ten oosten vier paviljoenen met ziekenzalen. Al deze vleugels tellen slechts één verdieping, zijn door binnentuinen van elkaar gescheiden en aan de noordkant door een met de straat parallel lopende gang met elkaar verbonden. Roodbakstenen lijstgevel van tweeënzeventig traveeën aan de straatkant, afgedekt met zadeldaken (leien). Spitsboogvensters met eenvoudige vroeggotische tracering en tot kordon doorgetrokken booglijst. De eentonigheid van de gevel wordt voor het centrale gedeelte gebroken door de vooruitspringende paviljoenen en het licht uitspringende poortgebouw: neogotisch portaal ingeschreven in een spitsboognis met gotisch venster en bekroond met drieledige van kruisbloemen en pinakels voorziene geveltop. Een accent wordt hier ook gelegd door de met een spits bekroonde lantaarntoren. Zijvleugels van één bouwlaag om de vier traveeën geritmeerd door een puntgevel begrensd door steunberen. Levendigheid wordt voorts nog verleend door het contrast tussen de rode baksteen en witgeschilderde ramen. Tegen de middelste dwarsvleugel van het centrale deel werd later een dwarsvleugel in aanverwante stijl opgetrokken.

Voormalig Instituut voor Ontleedkunde

Opgetrokken ten zuiden van de oude ziekenzaal, op een rechthoekige plattegrond met rechthoekige binnenkoer en een halfronde uitbouw aan de zuidkant die het amfitheater voor de studenten bevat, uit 1876 naar ontwerp van architect Adolphe Pauli. Zuidgevel: bepleisterde lijstgevel van twee bouwlagen en elf traveeën, met neoclassicistische inslag. Begrensd door geblokte hoekpilasters en met halfronde uitsprong van vijf traveeën als middenrisaliet met blinde benedenverdieping voorzien van horizontale banden. Rondboogvormige benedenvensters in de zijpartijen met uitstralende imitatiebanden, omlopende puilijst en kordon. Links, ruim vierkant benedenvenster in houten omlijsting afgedekt door kroonlijst. Rechthoekige bovenvensters met pilastervormige rechtstanden met Toscaans kapiteel, die het omlopend hoofdgestel met kroonlijst op klossen en lage attiek schragen. Gelijkaardige vensters en gevelaflijning voor de overige gevels: rechter en linker zijgevel van drie traveeën.

Voormalige Vroedkundige School en Materniteit

Breed gebouw opgetrokken op een rechthoekige plattegrond van 1864-1866 naar ontwerp van architect A. Pauli. Dubbelhuis van dertien traveeën en twee bouwlagen, met schilddak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen). Bepleisterde en beschilderde lijstgevel uitgevoerd onder toezicht van architect Van Huffel, begrensd door hoekpilasters met geblokte benedenhelft, bovenhelft met horizontale banden. Begane grond afgelijnd door eenvoudig hoofdgestel; rondboogvensters met uitstralende- imitatiebanden. Middenrisaliet van drie traveeën begrensd door pilasters. Centrale rondboogpoort met diamantkopsluitsteen. Rondboogvormige bovenvensters met op de vroeggotische stijl geïnspireerde tracering. Eenvoudig omlopend hoofdgestel, kroonlijst op klossen gekornist boven de pilasters; blinde attiek begrensd door postamenten boven het risaliet.

Voormalige cisterciënzerinnenabdij van de Bijloke

Thans Oudheidkundig Museum van de Bijloke. De oude abdij die tot stand kwam in de eerste helft van de 14de eeuw vertoonde een typische aanleg voor een cisterciënzerklooster: vleugels rondom een vierkante kloostertuin met kruisgang, kloosterkerk in de noordvleugel. Na de verwoestingen aangericht door de calvinisten resteerden enkel de zuid- en oostvleugel, de resten van de kloosterkerk werden eind 16de eeuw als afbraakmateriaal verkocht en herbruikt voor de nieuwe stadsversterkingen. Onlangs begon de archeologische dienst van de stad aan opzoekingen in de kloostertuin van de 14de-eeuwse abdij; daarbij werd reeds een gedeelte van de funderingen van de oude kloosterkerk blootgelegd. Begin 17de eeuw begonnen de teruggekeerde religieuzen aan de herstelling van de kruisgang en de noord- en westvleugel. In de tweede helft van de 17de eeuw werd tegen de noordoostelijke hoek van de oude abdijgebouwen een nieuw klooster opgericht waarvan de gebouwen rondom een rechthoekige binnentuin geschikt zijn. Deze laatste gebouwen, evenals de in de oostvleugel van de oude abdij ingerichte kapel, worden nog steeds door cisterciënzerzusters betrokken, de overige abdijgebouwen, waaronder de voormalige infirmerie ten zuidwesten van de abdij, worden sinds 1927 bezet door het Oudheidkundig Museum.

De oostvleugel is het oudste resterend gedeelte van de Bijloke-abdij, opgetrokken tussen 1316 en 1323. Eind 16de eeuw grotendeels omgevormd tot kapel. Afgedekt met een zadeldak (leien) voorzien van twee dakkapelletjes en een spitse klokkentoren midden boven de kapel.

Zuidgevel: sobere en elegante bakstenen puntgevel, typerend voor de gotische baksteenarchitectuur in Vlaanderen; twee bouwlagen en twee traveeën. Lage plint van Doornikse kalksteen. Begrensd door op elkaar gestelde steunberen met drie versnijdingen; de bredere middensteunbeer, die de schouw aangeeft, gaat over in twee opgaande moulures die in de geveltop op een spitsboog eindigen. Deze steunbeer wordt geflankeerd door twee rondboogvensters met afzaat en tweeledige tracering met drielob. De geveltop vertoont een klaverbladvormige profiellijst ingeschreven in de spitsboog, ontleend aan de middeleeuwse houtbouw.

De oostgevel is een verankerde bakstenen lijstgevel van twee bouwlagen en dertien traveeën, afgelijnd door een dubbel geprofileerde bakstenen daklijst. De benedenverdieping is voorzien van rechthoekige vensters met kruiskozijnen, negblokken en ontlastingsboog, of kleinere vensters met rollaag. De kapel, ondergebracht in de zes rechter traveeën is verlicht door ruime spitsboogvensters. De overige bovenvensters zijn bij de restauratie teruggeplaatste smalle rechthoekige vensters uitgespaard in spitsboognissen met in een kordon overgaande, doorgetrokken booglijsten.

Noordgevel met gedeeltelijke zichtbare geveltop. Deels bepleisterde puntgevel van baksteen en Doornikse steen (?) met een gedicht spitsboogvenster waarboven een omlijste oculus met booglijst en een klein getralied zoldervenstertje.

Binneninrichting van de kapel in barokstijl, daterend uit de 17de eeuw. Verlicht aan de oostkant door omlijste rondboogvensters met gevleugeld engelenhoofdje als sluitsteen en afhangende gouden festoenen. Westkant met gelijkaardige blindnissen. Ruimte overwelfd met zes kruisribgewelven met sluitsteen. Gordelbogen rustend op zware lijstconsoles geschraagd door gecanneleerde pilasters op hoge basis en met Ionisch kapiteel verrijkt met eierlijst en festoen. Recht afgesloten koor met barok hoogaltaar. De zuidelijke vleugel werd onmiddellijk na de oostvleugel opgetrokken tussen 1325 en 1330. De ruimten van de benedenverdieping deden dienst als voorraadkamers en keuken, de bovenverdieping als refter. De twee rechter traveeën tegen de oostvleugel bevatten het trappenhuis. De zuidgevel is een verankerde bakstenen lijstgevel op een plint van Doornikse steen; twee geledingen en acht traveeën, geritmeerd door een spitsboogarcade. Uitspringende vijfde travee met sobere wimberg afgelijnd met geprofileerde baksteenlijst, stemt overeen met het leesgestoelte van de achterliggende refter. Gesloten benedenverdieping is voorzien van rechthoekige muuropeningen met kloosterkozijn, ontlast door middel van strekse en kopse boog en met negblokken van Doornikse steen. Verdiepte, spitsboogvormige bovenlichten met afzaat en vroeggotische, zandstenen tracering. Vierkante steigergaten onder de geprofileerde zandstenen daklijst. De voornaamste westgevel is een bakstenen puntgevel van twee traveeën van circa 1325, die terecht doorgaat als een meesterwerk van de gotische baksteenarchitectuur in Vlaanderen. Gerestaureerd in 1892-1893 door architect A. Van Assche. Sobere en gesloten massieve benedenverdieping op zandstenen plint met afschuining. Verticaal geleed door drie steunberen met dubbele versnijding; achter de bredere middenste steunbeer gaat de schouw schuil. Gedichte, typische driehoekige oculi met gebogen zijden rechts beneden. Tweede bouwlaag met spitsboogvensters met afzaat en vroeggotische tweeledige tracering, beide ingeschreven in een brede spitsboognis met booglijst. Zeer decoratief uitgewerkte geveltop afgelijnd door een geprofileerde baksteenlijst met rechte uiteinden ter hoogte van de schouderstukken, bekroond met een polygonaal topstuk.

Grote ingeschreven drielob, ontleend aan de houten gevelconstructies. Tussen twee kleine en twee grotere omlijste roosvensters met rad- en stervormige tracering klimt een verticale band op die de plaats van de schouw aangeeft; hij is versierd met ruiten en eindigt in een tweeledige tracering met vier- en drielobben van baksteenprofielen. Bij de aanzet van de geveltop komen vier omlijste spitsboognissen voor, telkens een kleine en grotere ingeschreven in een boog en met gotisch traceerwerk. Voorts is het gevelveld versierd met klaverbladen, drielobben, ruiten en cirkels van geprofileerde baksteenlijsten.

De befaamde grote refter of gotische zaal, een ruimte van 31 meter lengte, 10 meter breedte en 13,7 meter hoogte bevat nog steeds haar gotische muurschilderingen, vermoedelijk daterend uit midden 14de eeuw. De ruimte is overwelfd met een spits tongewelf met houten bebording, kruisribben en spitsbogen geschraagd door kolommen van Doornikse steen met krulbladkapiteel: de basis, ter hoogte van de afzaat der vensterlichten, rust op gesculpteerde consoles met naturalistische mensenhoofden en/of bladwerk. De spitsboogvensters zijn ingeschreven in nissen die aanzetten op fijn geprofileerde bakstenen consooltjes. Voorts zijn de muren beschilderd met gestileerde bloemen. Tegen de oostwand prijken twee grote geschilderde composities boven de ingangsdeur, namelijk een voorstelling van het Laatste Avondmaal, in 1924 tijdens de restauratie onder kalklagen aan het licht gekomen en een uitstekend voorbeeld van hooggotische schilderkunst. Hoog daarboven, in een grote vierlob "De zegening van Maria", daartegenover op de westwand op dezelfde hoogte "St. Jan-de-Doper en St. Christoffel". Laatst genoemde muurschilderingen werden nooit achter schilder- of pleisterlagen verscholen en zijn daardoor veel beter bewaard. De brede schoorsteenmantel in de westwand heeft schoorsteenwangen met zuiltjes voorzien van gesculpteerde kapitelen met twee kransen van krulbladeren. Tijdens de restauratie werd de in 1715, over vijf traveeën aangebrachte zoldering met rijkelijke stucversiering in Lodewijk XIV-stijl weggenomen en overgebracht naar een speciaal daartoe opgericht gebouw van één bouwlaag, tegen de westelijke kloosterwand. De slechte 18de-eeuwse houten trap in het trappenhuis achter de refter werd vervangen door een stenen trap met drie bordessen.

Kruisgang, opgetrokken rondom een fraai aangelegde, vierkante binnentuin die voorheen dienst deed als begraafplaats voorbehouden voor de cisterciënzerzusters en enkele leken die daartoe betaald hadden. Vier panden van oorspronkelijk één bouwlaag en van zeven traveeën, vierde travee van zuidgevel met rechthoekige uitsprong van het lavatorium. Aangezet eind 14de eeuw, voltooid in het derde kwart van de 15de eeuw, vernield eind 16de eeuw en heropgebouwd in de 17de eeuw. Verankerde bakstenen lijstgevels van twee bouwlagen op een plint van Doornikse steen, met leien dakschild voorzien van getrapte dakkapellen. Spitsboogvormige benedenvensters. Rechthoekige bovenvensters met bolkozijn onder de dakgoot. Lavatorium met trapgevel (zes trappen + topstuk), bovenvenster ontlast door gekoppelde rollagen, zoldervenster met latei op consoles en ontlastingsbogen.

Kloostergangen overkluisd met gedrukte gewelven verrijkt met een ster- of rozetvormige stucversiering, zeer gedrukte gordelbogen aanzettend op gesculpteerde consoles. Vensters ingeschreven in geriemde omlijstingen met oren. Bovenverdieping van oostelijke en zuidelijke galerij eveneens met gedrukte gewelven, noordelijke en westelijke galerij vlak afgedekt.

Tegen het noordelijke kloosterpand werd later een vleugel van twee bouwlagen opgetrokken (18de eeuw ?) met verankerde bakstenen lijstgevel met getoogde vensters per travee ingeschreven in steekboogvormige nissen gescheiden door lisenen met dubbele versnijding.

Voormalige infirmerie, opgetrokken tussen 1612 en 1616 in traditionele bak- en zandsteenstijl. Langgerekt gebouw van twee bouwlagen met rechthoekige plattegrond. kort dwarspand in het oosten door een zijaanbouw verbonden met de zuidelijke vleugel van de abdij, en met een voorbouw van één bouwlaag. Zuidgevel, verankerde bakstenen lijstgevel met twee getrapte dakkapellen, van negen traveeën, aansluitend rechts trapgevel (negen trappen + topstuk) van twee traveeën en lijstgevel van één bouwlaag en van twee traveeën, verlicht door halfbeluikte kruiskozijnen. Noordgevel verrijkt met cartouche met de wapens van de abdis An van Crombrugghe, vandaar dat de infirmerie ook het huis van de abdis wordt genoemd en mogelijk ook een tijd daarvoor dienst gedaan heeft. Noordgevel met galerij van zeven tudorbogen geschraagd door zandstenen Dorische zuilen en geprofileerde basis rustend op onderbroken zandstenen plint. Galerij overkluisd met gedrukte gewelven aanzettend op consoles, rechts met stermotief in stuc. Arduinen pomp in de noordoostelijke hoek. Tweede bouwlaag oorspronkelijk eveneens met galerij, doch afgebroken in 1789, en heden verlicht door kleine rechthoekige vensters.

Huidig cisterciënzerinnenklooster, opgetrokken in 1665-1667 met een kruisgang rondom een rechthoekig beplante binnentuin, een noordelijke, oostelijke en zuidelijke vleugel en de kapel, in het verlengde van het westelijk kloosterpand, ondergebracht in de oostvleugel van de 14de-eeuwse abdijgebouwen.

Noordvleugel van twaalf traveeën en twee bouwlagen, met schilddak (leien) voorzien van tien kleine dakkapellen met houten luik en schilddak. Verankerde bak- en zandstenen lijstgevel op een plint van Doornikse steen met links inscriptie "kerchof", gedateerd 1666 op een van de drie cartouches op de bovenverdieping afgedekt met driehoekig frontonnetje of gebogen kroonlijst. Vensterregisters gevat tussen zandstenen waterlijsten en horizontale banden. Kruiskozijnen met zandstenen negblokken; linker benedenvenster met behouden vensterkorf, overige benedenvensters getralied. Wigvormig ontlastingssysteem. Oorspronkelijke hoofdingang van het klooster in de derde travee, thans gedeeltelijk gedicht tot een venster; ingeschreven in een rechthoekige zandstenen omlijsting met pilastervormige rechtstanden verfraaid met spiegels en voluutornament, afgedekt door gekorniste kroonlijst en gebogen fronton met schelpvormige gesculpteerde vulling. Houten kroonlijst op klossen met dropmotief.

Oostvleugel van veertien traveeën en twee bouwlagen met zadeldak (leien) voorzien van zeven gelijkaardige dakkapelletjes. Eveneens traditionele bak- en zandstenen lijstgevel met idem vensterregisters. Hoofdingang tussen negende en tiende travee: rechthoekige deur in barokke zandstenen omlijsting verrijkt met ornamenten als festoen, strik, cartouche, gevleugelde engelenhoofdjes; bordes trap (vier trappen) met sierlijke gebogen smeedijzeren leuningen. Links nagenoeg blinde zijgevel met rondboogvormig zoldervenster waarboven een houten hijsinstallatie. Achtergevel van drie bouwlagen en twee traveeën bevat drie spreekplaatsen waarvan een met zoldering van eiken balken rustend op gesculpteerde zandstenen consoles; overige vertrekken met gedrukte gewelven, brede bewerkte gordelbogen van kalkzandsteen geschraagd door rolwerkconsoles.

Zuidvleugel van zeven traveeën en twee bouwlagen met zadeldak (leien) voorzien van zes dezelfde dakkapelletjes en linker zijtrapgevel. Bevat onder meer het verblijf van de abdis en het gastenkwartier; deze vertrekken werden onder de laatste abdis, Sabine Bruggheman, in 1789 voorzien van een rijke versiering in Lodewijk-XVI-stijl.

Kruisgang, rondom kleine rechthoekige beplante kloostertuin met imitatierots waarin een kleine grot met Onze-Lieve-Vrouwebeeldje en Heilige Bernadette. Noord-, oost- en zuidgevel van twee bouwlagen en respectievelijk acht, vijf en vier traveeën, onder leien zadeldak. Verankerde bakstenen lijstgevels op lage plint van Doornikse steen, verlicht door ruime steekboogvensters in wit bepleisterde omlijstingen met oren en druiplijst. Eveneens bepleisterde hoekstenen. Brede houten kroonlijst met dropmotief. Eenlaagse westelijke kloostergang van zeven traveeën met zadeldak van Vlaamse pannen en gelijkaardige vensterdoorbrekingen.

Recente bijgebouwen van het Oudheidkundig Museum van de Bijloke. Aan de Godshuizenlaan werden voor de 14de-eeuwse abdijgebouwen een aantal nieuwe gebouwen opgericht in de eerste helft van de 20ste eeuw, ten behoeve van het Oudheidkundig Museum.

Poortgebouw van twee bouwlagen, baksteenbouw met schilddak (leien) in barok getinte stijl. Voorzien van de barokke ingangspoort van het in 1874 opgeheven Sint-Elisabethbegijnhof; daterend van 1667 en door toedoen van de vereniging “de Vrienden van Oud Gent" alhier in 1926 gereconstrueerd na de afbraak van 1879. Rondboogpoort met geblokte booglijst op imposten en geprofileerde rechtstanden op neuten, ingeschreven in een rechthoekige arduinen omlijsting; hoeken gemarkeerd door Ionische halfzuilen waarvan de basis rust op een hoog voetstuk met geprofileerde schacht. Hoofdgestel waarvan de in het midden verhoogde architraaf een omlijste rondboognis draagt met het beeld van de gekroonde Heilige Elisabeth aan wier voeten een bedelaar knielt. Met voluutvormige vleugelstukken, bewerkte sluitsteen onder een driehoekig fronton. Nis voorts geflankeerd door een onderbroken, gebogen fronton uitlopend op kleine voluten en bekroond met siervaas op postament.

Rechts van de poort en eveneens uitziend op het binnenhof, een gebouw van twee bouwlagen in traditionele bak- en zandsteenstijl, speciaal gebouwd voor het onderbrengen van de 17de-eeuwse vergaderzaal der beheerders van de Arme Kamer, afkomstig uit het stadhuis. Haaks daarop een eenlaagse constructie van 1913-1914 waarin de ontvangstzaal van de voormalige abdij van Baudeloo (Ottogracht nummer 2) overgebracht werd met een reeks Brusselse tapijten uit de eerste helft van de 18de eeuw gevat in houten lambrizeringen in régencestijl.

De oostelijke hoek van de voorhof wordt afgesloten door een klein, eenlaags gevelfragment afkomstig van het huis "de Ketele" uit de Veldstraat, volgens archiefstukken van 1734. Oorspronkelijk vijf traveeën en twee bouwlagen, thans beschilderde en bepleisterde lijstgevel van drie traveeën begrensd door brede muurdammen verfraaid met spiegels en een geblokte hoekband. Driehoekig fronton bekroond het hoofdgestel dat rust op weelderige stucconsoles in Lodewijk XIV-stijl.

Tussen twee rechthoekige vensters bevindt zich een rondboogpoort met hollijst op imposten, ingeschreven in een rechthoekige arduinen omlijsting afgedekt door een kroonlijst. Gebogen, rijk gesculpteerde tussendorpel.

  • Stadsarchief Gent, Oud Archief, reeks 535, bundel 332, nummer 35.
  • CLOQUET L. 1899: Pignons de la grande salle et de l'ancienne chapelle de la Byloke, Inventaire archéologique de Gand XIV, Gent, 131.
  • CLOQUET L. 1899: Pignon du réfectoire de la Byloke, Inventaire archéologique de Gand XIV, Gent, 132.
  • SERRURE E. 1881: Monographie de l.Hôpital la Biloque de Gand, Brugge.
  • VAN DEN KERCKHOVE A. en HOLLEBOSCH-VAN RECK Y. 1973: Tentoonstelling. Het abdijhospitaal van de bijloke, Gent.
  • VAN LOKEREN A. 1840: Historique de l.hôpital de la Biloke et de l'abbaye de la Vierge Marie à Gand, Messager des sciences historiques, Gent, 188-226.
  • VAN PUYVELDE L. 1925: Un hôpital du moyen age et une abbaye y annexée: le Biloke de Gand, Gent-Parijs.
  • WALTERS J. 1930: Geschiedenis der zusters der Bijloke te Gent, Gent.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Zuid-West, Brussel - Gent.
Auteurs: Linters, Adriaan; Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De meeste tuinen of groenzones vertonen weinig historische samenhang met de gebouwen.

In de museumtuin verwijst de waterpartij naar de gesloopte 19de-eeuwse gebouwen. Het verloop van het Bijlokevaardeken is in deze tuin zichtbaar door de dubbele rij rode klinkers. In het midden is een deel uitgegraven en is de waterloop zichtbaar.

De binnentuin van de abdij is ingericht in renaissancestijl vermoedelijk in de periode 1913-1927 met de komst van het Oudheidkundig museum. De Muzentuin wordt gekenmerkt door de vele fruitbomen (appel en peer) verspreid over een grasvlakte.

De besloten tuin Louis Van Houtte te midden van de vleugels van het Burgerlijk Hospitaal bestaat uit gras met een centraal grindpad. Er staan nog enkele notelaars die bij het authentieke ontwerp van architect Adolphe Pauli horen. Deze bomen houden insecten en vliegen op afstand wat de zieke patiënten toentertijd ten goede kwam.

Het Bijlokeveld is een restant van het historische Bijlokeveld en is rechthoekig van vorm. Het veld is ingezaaid met gras en er zijn hogen lindes te zien. De kleinere bomen aan de westelijke kant zijn fruitbomen. Enkele linden zijn reeds te zien op kaarten vanaf 1860.

De boomgaard werd vermoedelijk reeds als zodanig gebruikt vanaf de zeventiende eeuw. De boomgaard wordt op enkele plekken begrensd door een dubbele gemengde boerenhaag. De fruitbomen zijn in vierkantsverband aangeplant. De oude fruitbomen zijn relicten van een boomgaard die meer dan drie eeuwen oud is. Historische bronnen geven aan dat van daaruit enten werden verkocht en uitgevoerd, onder meer naar Engeland.

  • Architectenbureau Maarten Dobbelaere 2019: Beheersplan beschermd stadsgezicht Bijlokehospitaal met omgeving, Gentbrugge.
Auteurs: Verdurmen, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Literatuur

Meer informatie over deze site is te raadplegen in:

  • VAN ACKER G. 1980: Abbaye de la Byloque à Gand, in: Monasticon belge VII, Province de Flandre orientale, volume 3, Luik, 329-353.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Gentse Stadsmuseum STAM

De abdij- en kloostergebouwen werden gerestaureerd in functie van de inrichting van het Gentse Stadsmuseum STAM. Zo werden vanaf 2007 enkele recente bijgebouwen gesloopt en in 2008 werd de bouw aangevat van een nieuw toegangsgebouw naar ontwerp van stadsarchitect Koen Van Nieuwenhuyse. Ook het gereconstrueerde gevelfragment van het Huis De Ketele uit de Veldstraat, werd in 2007 bij de inrichting van het STAM afgebroken en enkele van de oorspronkelijke gevelfragmenten werden opnieuw gerecupereerd. Het STAM opende op 9 oktober 2010.

Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Poortgebouw Sint-Elisabethbegijnhof

Het beeld van de Heilige Elisabeth in de rondboognis van het barokke poortgebouw, afkomstig van het Sint-Elisabethbegijnhof, is vervaardigd door beeldhouwer Berten Coolens in de vroege jaren 1970. Aangezien het oude beeld in slechte staat was, deden de Vrienden van het Oud Begijnhof (VOB) beroep op Coolens om het beeld te vervangen. Het beeld werd ingewijd op 20 mei 1973.

Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Schuilkelders

Hekken in giet- en smeedijzer op een lage hardstenen sokkel sluiten de voortuinen af. De schuilkelders op de site werden in opdracht van de Stadskommandantur in 1943 gebouwd voor het Duitse medische personeel en voor de patiënten van het in het hospitaal gevestigde zogenaamde Kriegslazaret. Het zijn halfondergrondse schuilplaatsen, opgetrokken uit baksteen en beton met een toegangsgebouwtje aan de Jozef Kluyskensstraat en een dubbele toegang aanleunend tegen het Bijlokegebouw. Elke bunker bestaat uit vier onderling verbonden compartimenten, door een deur verbonden met het hospitaal. Nog vier andere schuilplaatsen bevonden zich op de hospitaalsite, waarvan twee onder de voormalige ziekenzalen in het noordwestelijke gedeelte. Eén schuilplaats is verdwenen, de tweede bevindt zich ten zuidwesten van het hoofdgebouw.

  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002344, Voormalig burgerlijk hospitaal De Bijloke (S.N., 2010).
Auteurs: Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bijlokehospitaal en Bijlokeklooster [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/20338 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.