is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Pieter
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Pieter en kerkhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Pieter
Deze vaststelling was geldig van tot
Georiënteerd bedehuis te midden van een kerkhof met omringend geelbakstenen muurtje onder ezelsrug en tussen pijlers.
Op het kerkhof, negen bakstenen kapellen - vermoedelijk daterend uit de jaren 1920 - onder zadeldak (tichelen) met spitsboognissen waarin bas-reliëfs met taferelen uit het leven van Onze-Lieve-Vrouw (zie opschriften). Bewaarde arduinen grafmonumenten met neogotische inslag uit het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw. Tevens bewaarde ijzeren kruisen. Gedenkteken in de vorm van een grafsteen voor vier geëxecuteerde burgers van Esen (25 oktober 1914), opschrift: "ALLE LAFFELIJK DOOR DE DUITSCHERS DOODGESCHOTEN TE EESSEN 25.10.1914". Tevens arduinen grafzerk van de Franse legerarts Chastang, gestorven op 11 november 1914. Circa 1970 werd het stoffelijk overschot van de dokter overgebracht naar de Franse militaire begraafplaats van Chastre-Villeroux (Waals-Brabant).
Gotische hallenkerk die na de Eerste Wereldoorlog volledig werd heropgebouwd naar vooroorlogs model (zie vergelijking tussen de plannen van de KCML van de restauratie van 1907-1913 en de wederopbouwplannen van 1923-1926).
Volgens sommige auteurs dateert de eerste vermelding van de kerk van 961 als "ecclesia de Esna" in een akte waarin graaf Arnulf de tienden van de Brugse Sint-Donaas opsomt. De akte vermeldt ”ecclesia de Esna cum capellis suis Diccamutha et Clarc”. In 1089 wordt de kerk van Esen opnieuw vermeld met de kapellen te Diksmuide en te Klerken, dit in een charter van graaf Robrecht II voor het Sint-Donaaskapittel.
Andere auteurs situeren de eerste vermelding als parochie echter pas in 1066 als "in parroechia villae que dicitur Esnes", dit in een oorkonde van graaf Boudewijn V voor het Sint-Pieterskapittel van Rijsel.
Einde twaalfde eeuw: de oorspronkelijke kerk (volgens sommige bronnen uit leem opgetrokken) wordt vervangen door een Romaanse basilicale kerk met rechte koorsluitingen (cf. opgraving van 1969 waarbij een rechte koorsluiting werd ontdekt), smalle zijbeuken en een vieringtoren. Van deze kerk opgetrokken in ijzerzandsteen en veldsteen was voor de Eerste Wereldoorlog een transeptarm met rondbogige spaarvelden aan de binnenzijde bewaard. Bij de wederopbouw van de jaren 1920 wordt dit architectuurelement gereconstrueerd.
1488: de kerk wordt in brand gestoken door Duitse soldaten in dienst van keizer Maximiliaan van Oostenrijk.
Eerste helft 16de eeuw: de kerk wordt hersteld volgens het schema van een gotische hallenkerk met westtoren ter vervanging van het Romaanse basilicaal plan met vieringtoren. Het Romaans transept wordt geïntegreerd in de nieuwe gotische kerk (zie bewaarde transeptarm in de vooroorlogse en de wederopbouwkerk). Deze kerk is hoofdzakelijk opgetrokken uit baksteen, onder meer Brugse moefen (de grootste 28 cm op 8 cm, zie gerecupereerde stenen in de wederopbouwkerk), maar ook de veld- en ijzerzandstenen van de Romaanse kerk worden gerecupereerd.
Circa 1524 begint men met de bouw van de westtoren, cf. de gerecupereerde datumsteen in de heropgebouwde westtoren (jaren 1920) met het opschrift: "IN 'T JAER 1524 TOT ELCKX BESCHEE, LEYT MEN VAN DESEN TORRE DEN EERSTEN STEEN". Het transept en de zijbeuken dateren van circa 1551.
Eind 16de eeuw: tijdens de godsdiensttroebelen wordt de kerk gedeeltelijk verwoest door de Geuzen. Dit gebeurde mogelijk in 1578, zie verwoesting van de kerk van het nabijgelegen Werken (Kortemark) in datzelfde jaar. De schade wordt begin 17de eeuw hersteld onder meer vervanging van het glas in lood.
1692: uitvoering van een aantal herstellingswerken in het koor, zie gerecupereerde datumsteen "1692" tussen twee pijlers van het koor van de na de Eerste Wereldoorlog heropgebouwde kerk.
Circa 1848: aanpassingen aan het interieur; de middenbeuk, het transept en het koor worden voorzien van een stucplafond.
1855-1857: aanvraag van de kerkfabriek om de kerktoren als monument te klasseren met de bedoeling om de torennaald te kunnen herstellen.
1907-1913: ingrijpende restauratiewerken naar ontwerp van architect Thierry Nolf (Torhout) waarbij het streefdoel de gotische kerk van de 16de eeuw is. De geharnaste ramen worden vervangen door ramen met monelen en maaswerk (zie plannen Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, zie illustraties). In 1913 worden ook de vijf koorvensters hersteld. Bij deze restauratie zouden de oude (stenen ?) gewelven vervangen zijn door houten. Ook het interieur van de kerk wordt herschikt, de altaren in het transept worden verwijderd.
20 oktober 1914: de Duitse troepen steken de kerk in brand. Hierdoor worden niet enkel het kerkgebouw maar ook het archief en de kunstschatten verwoest.
20 mei 1917: de kerk wordt verder vernield door beschietingen van de Belgische artillerie op de westtoren, gebruikt als uitkijkpost door de Duitse troepen. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog staan enkel nog een aantal muurfragmenten en de basis van de westtoren overeind (zie bewaarde iconografie).
Tijdens de wederopbouwperiode wordt het aanvankelijke idee om de site van de stukgeschoten kerk te bewaren als ruïne niet gerealiseerd. In 1923-1926 wordt de kerk heropgebouwd als een historische reconstructie naar ontwerp van architect Thierry Nolf (Torhout) op basis van de restauratieplannen van 1909-1913 (wederopbouwplannen in archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, zie illustratie). Tevens wordt geopteerd om zoveel mogelijk origineel materiaal te recupereren: gebruik van ijzerzandsteen voor de plinten van transept en koren en moefen onder meer voor de onderbouw van de toren. De westelijke transeptarm van het zuidelijk transept is volledig uit ijzerzandsteen opgetrokken als reconstructie van een vooroorlogs bewaard Romaans element. Op 3 september 1926 wordt de heropgebouwde kerk ingewijd.
Een aantal gedenkplaten en een glasraam in de kerk ter nagedachtenis van de militaire en burgerlijke slachtoffers herinneren aan de Eerste Wereldoorlog (zie onder mobilair).
De kerk wordt bij K.B. van 20.02.1939 beschermd als monument.
1969-1970: aanpassingen aan het interieur met onder meer een algehele ontpleistering. Het torenuurwerk en de glasramen worden eveneens hersteld en vernieuwd. In 1971 wordt een neobarok orgel gebouwd door orgelbouwer Loncke.
1997-1998: restauratie naar ontwerp van architectenbureau D. en P. Seys (Diksmuide).
De plattegrond ontvouwt: voorgeplaatste vierkante westtoren met op de zuidwesthoek een polygonaal traptorentje; driebeukige hallenkerk met schip van vijf traveeën (brede middenbeuk en smalle zijbeuken); transept vooruitspringend met één travee; zijkoren (breder dan de zijbeuken waardoor ze op dezelfde lijn als het transept komen) van twee traveeën met rechte afsluiting en hoofdkoor met vijfzijdige afsluiting; in het verlengde van het zuidelijke koor: quasi vrijstaande lage sacristie van zes traveeën op L-vormig grondplan. Omlopend druippad vernieuwd.
Materiaalgebruik: gele baksteenbouw op een circa 80 cm hoge plint deels van ijzerzandsteen in het transept, de koren en de koorafsluitingen. Eén blinde transeptarm van het zuidelijk transept is volledig uit ijzerzandsteen opgetrokken (reconstructie van Romaans element, zie boven). Afdekking door middel van leien zadeldaken. De smallere zijbeuken zijn gevat onder een lager zadeldak; de koren daarentegen zijn alle drie even hoog.
Aansluitend bij regionale baksteengotiek. Imposante en brede westtoren onder tentdak met kruisbekroning en haan. Door de borstwering is de spits echter bijna niet zichtbaar. De toren verjongt en telt vijf geledingen die gemarkeerd worden door doorlopende kordonlijsten van witte natuursteen ter hoogte van de afzaten. Zware, haaks op elkaar gestelde steunberen met versnijdingen en spitsbogige blindnissen met driepasmotief. Zuidwestelijke polygonale traptoren onder bakstenen torenspits met stervormige topversiering; blinde spitsboognissen met driepasmotief en lichtgleuven.
Onderste geleding: korfboogportaal in een omlijsting van witte natuursteen (westzijde). Tweede geleding: spitsboogvenster (drielicht) in een geprofileerde omlijsting, met maaswerk in visblaasmotief (westzijde), de overige zijden zijn blind. Derde en vierde geleding: gekoppelde spitsbogige blindnissen met drielobbig maaswerk en lichtgleuven. Vijfde geleding: telkens twee spitsbogige galmgaten met blind driepasmotief en torenuurwerk erboven.
Zijbeuken met aandak met vlechtingen aansluitend bij de steunberen van de toren. Overhoekse steunberen met versnijdingen en blindnissen, uitlopend op bakstenen pinakels. De traveeën van het schip zijn geritmeerd door steunberen met versnijdingen en spitsboogvensters in een geprofileerde omlijsting (drielichten), met bakstenen maaswerk en op doorlopende afzaat en onder druiplijst. In de zuidbeuk, getoogd portaal verdiept in een geprofileerde nis met druiplijst op witte natuurstenen consoles, boog bovenaan versmallend en met een geïntegreerde nis.
Gelijkaardige ritmering van transept en koren. De transepten zijn afgesloten met puntgevels, op de hoeken begrensd door overhoekse steunberen met versnijdingen en blindnis uitlopend op bakstenen pinakels; spitsboogvensters (vijflichten) in een geprofileerde omlijsting op doorlopende afzaat en onder druiplijst, bakstenen maaswerk met visblaasmotief.
Rechte koorafsluitingen als puntgevels met spitsboogvensters (drielichten) ingeschreven in een rechthoekig muurvak, in het noordkoor voorzien van kantelen en links geflankeerd door drielobnissen.
Hoofdkoor geritmeerd door versneden steunberen en spitsboogvensters (tweelichten).
De quasi vrijstaande sacristie is slechts met het zuidkoor verbonden door een lage deurtravee onder plat dak. Markante lange zuidgevel met natuurstenen kruisvensters met diefijzers, ingeschreven in een geprofileerde tudorboognis met dito druiplijst.
Interieur. In de toren met tochtportaal, houten balkenzoldering met geprofileerde moerbalken op consoles, geprofileerde blindnissen op afzaat, toegang tot de traptoren in de zuidwestelijke hoek. Vernieuwd doksaal met neobarok orgel.
Sobere ontpleisterde en gedeeltelijk gekaleide hallenkerk; geprofileerde spitsboogarcade op ronde bakstenen zuilen op achthoekige dito sokkel. Eén transeptarm van het zuidelijk transept is volledig uit ijzerzandsteen opgetrokken met markerende langwerpige rondbogige spaarvelden, dit als reconstructie tijdens de wederopbouw van een Romaans element, zie supra). In de koorafsluiting, ranke zuilen met knoppenkapiteel.
Overwelving van schip, zijbeuken en koren door middel van houten spitstongewelven met geprofileerde houten trekbalken op consoles. Ter hoogte van de viering, diagonaal kruisende trekbalken. Koorafsluiting onder houten straalgewelf.
Mobilair. In het zuidkoor, retabel voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, centraal hoogreliëf met piëta, aan de linkerzijde geflankeerd door de namen van de burgerlijke slachtoffers, aan de rechterzijde door die van de gesneuvelde soldaten.
Glasramen (gedeeltelijk vernieuwd in 1969-1970) met in de koorafsluiting onder meer afbeeldingen van Onze-Lieve-Vrouw met kind en diverse heiligen. Glasraam met de "Verrijzenis van Jezus" in het zuidkoor en "Kerk- en bisschopswijding" in het noordkoor. Tevens glasraam voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog.
Hardstenen grafstenen van Andries Houvenagel († 1681) en Mayken De Bee (zonder datum). Koperen gedenkplaat voor het 8ste en 18de Linieregiment (rechter zijbeuk) die op 29 september 1918 Esen innamen. Tevens memento (rechter zijbeuk) van 1958 voor het 8ste en 18de Linieregiment.
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
In en rond de Sint-Pieterkerk zijn er verschillende items in verband met de Eerste Wereldoorlog terug te vinden.
In de rechterzijbeuk van de kerk is er een glasraam en retabel voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van Esen, en een gedenkplaat en memento voor het 8ste/18de Linieregiment.
Op het kerkhof is er een gedenkteken voor "laffelijk doodgeschoten" burgers. Dergelijke vermelding komt ook op diverse graven terug. Vermeldenswaardig is ook het grafzerk voor de Franse dokter Félix Chastang.
In Esen zou reeds van rond 1640 een orgel aanwezig geweest zijn; volgens getuigenissen vertoonde het gelijkenissen met werk van de Ieperse school van Van Belle en Van Eynde. Het ging verloren in de Eerste Wereldoorlog. In 1924 werd een nieuw orgel gebouwd door de gebroeders Jos. en Pieter Loncke (Esen). In 1971-72 werd nogmaals een nieuw orgel gebouwd door de firma Jos. Loncke en Zonen (Esen).
Is deel van
Esenplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Pieter en kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78190 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.