erfgoedobject

Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen

landschappelijk geheel
ID
135376
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135376

Juridische gevolgen

Beschrijving

Fysische geografie

Het geologisch substraat bestaat uit een afwisseling van klei- en zandlagen die in de eocene zeeën tijdens het tertiair werden afgezet. Na het noordwaarts terugschrijden van de pliocene Diestiaanzee, zo’n 12 miljoen jaar geleden, werd dit gebied definitief vasteland en kon de reliëfvorming beginnen. Door erosie van afstromend regenwater ontwikkelden zich dendrietisch vertakte beekstelsels met bronniveaus aan de top van de compacte kleilagen. Ten zuiden van de Zuunbeek vormt de grens tussen het Lid van Saint-Maur (overwegend kleiig) en het Lid van Moen (overwegend zandig) een bronniveau. Ten noorden van de Zuunbeekvallei treffen we vooral bronnen aan op de grens van het kleiig Lid van Aalbeke (drie leden van de Formatie van Kortrijk).

Op het einde van de ijstijden (weichsel-tardiglaciaal) maakten de erosieprocessen plaats voor eolische (door de wind) sedimentatieprocessen. De overheersende noordoostenwinden verplaatsten grote hoeveelheden löss vanuit het droogliggende noordzeebekken in zuidelijke richting. In deze afzettingen ontwikkelden zich uitermate vruchtbare leembodems.

De laatglaciale eolische afzettingen vlakten het Pleistocene reliëf uit. In de valleien werd immers meer van deze sedimenten afgezet dan op de hellingen. De holocene hellingserosie resulteerde in een extra afvlakking. Op de steilste hellingen is de löss-deklaag plaatselijk volledig weggeërodeerd, terwijl het quartaire pakket in de vallei van de Zuunbeek tot 20 meter dik is.

Het grootste gedeelte van de ankerplaats watert via de Zuunbeek naar de Zenne af. Het water van het deelstroomgebied van de Laarbeek, in het uiterste noordoosten behoort daarentegen, vloeit via de Neerpedebeek naar de Zenne.

De vallei van Molenbeek en van de Bos/Vosbeek vormen zeer mooie voorbeelden van asymmetrische valleien. De zuidwestelijke helling (naar het noordoosten georiënteerd) is steeds veel meer afgevlakt en dus minder steil dan de noordoostelijke helling. Hiermee hangt samen dat de (zuid)westelijke zijvalleien veel langer zijn dan de (noord)oostelijke. Processen van solifluctie en gelifluctie tijdens de ijstijden waren bepalend bij het ontstaan van deze asymmetrie. Een beperktere sneeuwophoping en grotere expositie ten aanzien van de zon zorgden ervoor dat de (noord)oostelijke helling minder erodeerden.

Cultuurhistorie

De eerste sporen van menselijke aanwezigheid in de streek dateren van ongeveer 50.000 jaar geleden (middenpaleolithicum). Onder andere op de Kesterheide, net ten westen van de ankerplaats, werden stenen artefacten uit deze periode gevonden. Omstreeks 10.000 jaar geleden, het begin van het holoceen en het mesolithicum, veranderde het klimaat in onze streken grondig. Het klimaat warmde op (einde van de ijstijden) en het open toendralandschap maakte plaats voor een meer gesloten bosrijke omgeving. De mesolithische mens trok rond in dit landschap en leefde van jacht, visvangst en pluk. De eerste landbouwactiviteiten - zowel akkerbouw als veeteelt - dateren uit het neolithicum (5500 tot 2000 voor Christus). Het is echter in de daaropvolgende periode (bronstijd-ijzertijd) dat het landschap in belangrijke mate wordt gewijzigd door de menselijke activiteiten. Bossen worden gekapt en omgevormd tot landbouwgronden, die na uitputting in een heidelandschap resulteren.

De komst van de Romeinen heeft een belangrijke invloed op de samenleving en op het landschap. De landbouwactiviteiten wordt uitgebreid en de basis van het huidige wegenstelsel wordt gelegd. De vlakbij gelegen steenweg Asse - Edingen, ten westen van Sint-Kwintens-Lennik, volgt grotendeels de voormalige heerbaan naar Bavai. Er was onder andere een Romeinse site nabij Sint-Laureins-Berchem. Tal van dorpen, gehuchten en vierkantshoeven in de streek hebben een Frankische oorsprong.

Van de 10de tot de 13de eeuw grijpt de mens zeer sterk in in het Pajotse landschap. De ‘grote ontginningen’ zetten bos, heide en moeras om in vruchtbare landbouwgrond. Dit gaat gepaard met een sterke bevolkingsgroei. Het kasteel van Gaasbeek vormde het centrum van het Land van Gaasbeek, horend bij hertogdom Brabant. Het kasteel van Gaasbeek werd omstreeks 1235 opgetrokken door de hertogen van Brabant. Het was een op een hoogte ingeplante en volledig omgrachte burcht die weerwerk moest bieden tegen de dreigingen van de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen.

Het landschapsbeeld dat kan afgeleid worden uit de Ferrariskaarten (1771-1777) sluit reeds goed aan bij het huidige landschap. De interfluvia werden toen ook reeds gekenmerkt door een open akkerlandschap. Alleen langs de grotere wegen waren er bomenrijen in dit open landschapscompartiment. De valleien vormden langgerekte groene linten, met weiden en enkele bosjes. Ook in de valleien waren er bomenrijen en hagen, vooral langs de waterloop en aan de rand van de vallei. In de bredere Zuunbeekvallei vormden de talrijke lineaire groenelementen als begrenzing van de graslanden een typisch bocagelandschap. In de omgeving van de dorpen, vooral nabij Elingen en Gaasbeek, lagen talrijke hoogstamboomgaarden. Ook het wegennet en het nederzettingspatroon waren toen reeds in grote mate ontwikkeld. Binnen de ankerplaats waren nog twee grote boscomplexen aanwezig: Het ‘Groonenbergh bosch’ ter hoogte van het huidige kasteel Groenenberg en het ‘Koninx bosch’ in en nabij de Baasbergbeekvallei.

De oppervlakte van deze boscomplexen nam sterk af in de 19de eeuw. Ook enkele grotere open wateroppervlakken zoals aan Hof te Rammeken en de Zwarte molen verdwenen. Doordat de levende afsluitingen rond de landbouwgronden op de interfluvia meer en meer verdwenen, kregen deze hoger gelegen landschapsdelen een nog meer uitgesproken open karakter.

Een belangrijke evolutie in de 20ste eeuw (vooral tweede helft) is het verschijnen van populieren in het landschap, in het bijzonder op de nattere valleigronden. De valleien kregen een veel meer gesloten karakter. Op de kasteeldomeinen na, is populier de hoofdboomsoort in bijna alle bossen en bomenrijen. Na de Tweede Wereldoorlog manifesteerde zich in de landbouw een structurele accentverschuiving van akkerbouw naar veeteelt. Dit leidde tot een omzetting van akkers naar graslanden. Doordat dit niet gepaard ging met de beplanting van perceelsranden, bleef de openheid van de hoger gelegen delen wel grotendeels bewaard. Ook nam het aandeel van de voedergewassen (vooral maïs) sterk toe ten nadele van de graanteelt. Een andere trend van de jongste decennia is de afname van de hoogstamboomgaarden. De overblijvende boomgaarden verkeren vaak in een staat van veroudering waardoor ze minder dicht worden of hiaten vertonen. Tevens zijn verschillende percelen hoogstamboomgaard omgezet in intensieve fruitteelt of tuinbouw (bijvoorbeeld aardbeien).

De ankerplaats wordt gekenmerkt door een halfopen golvend agrarisch landschap, met een opeenvolging van langgerekte afgeronde heuvelruggen met een open field landschap, afgewisseld met langgerekte beekvalleien met opgaande vegetatie.

De dominante agrarische functie leidde tot een uitgesproken cultuurzonatie in het landschap: akkers op de vruchtbare heuvelruggen, weilanden en bos in de nattere valleien, compacte dorpen buiten overstromingsgevaar maar toch in de nabijheid van de valleigraslanden, boomgaarden nabij de dorpen. De agrarische logica vormde de sturende kracht voor het bodemgebruik en - bij uitbreiding - de landschapsgenese. Doordat de landbouw tot op vandaag nog sterk grondgebonden is, bleef de oorspronkelijke relatie tussen bodemgesteldheid en landgebruik bewaard.

Het open field landschap op de heuvelruggen wordt gedomineerd door akkers, met hier en daar een weiland. De vruchtbare leembodems boven een goed doorlatend zandig substraat verklaren het ontstaan van dit uitgesproken landbouwlandschap. Het akkerlandschap wordt doorsneden door talrijke smalle bochtige veldwegen, slechts hier en daar vergezeld van een bomenrij. Op de overgang naar de valleien erodeerden deze wegen door de eeuwen heen tot holle wegen.

De vochtigere valleibodems worden vooral ingenomen door cultuurgraslanden en populieraanplanten. Lokaal komen ook elzenbosjes voor. Enkele markante bomenrijen, vooral met populier en wilg, begrenzen de graslandpercelen. Het geheel van opgaande begroeiing, vlakvormig en lineair, maakt van de valleien gesloten landschapseenheden die het landschap compartimenteren.

De bewoning is overwegend geconcentreerd in compacte dorpen, die gelegen zijn op een hoogte, nabij een vallei (valleiflank of dalschouder). Ze vormen een concentratie aan bouwkundig erfgoed. Een groot deel van het bouwkundig erfgoed is gelinkt aan de agrarische eigenheid van de streek. De vierkantshoeves vormen de meest indrukwekkende voorbeelden, maar ook de molens, tal van andere hoeven, marktpleinen, veldkapellen, ... zijn tegen deze achtergrond te interpreteren. Ruim drie kwart van de oppervlakte van de ankerplaats kent een agrarische functie, maar ook in de overige gebieden zijn elementen van het agrarische leven aanwezig. In de voorkomende dorpen - Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen - heeft de verstedelijkingsdruk van Brussel - gezien de relatieve nabijheid - nog maar een beperkte invloed gehad op de authenticiteit.

In de kasteeldomeinen, in het bijzonder het Kasteel van Gaasbeek, vinden we een indrukwekkende stapeling van erfgoedwaarden. Deze kasteeldomeinen kunnen gezien worden als een extra landschappelijke laag bovenop het agrarische landschap. Het Kasteel van Gaasbeek is gelegen op de strategische westhelling van de Molenbeek. De burcht onderging heel wat aanvallen en vernietigingen maar werd telkens terug hersteld meegaande met de architecturale wensen van die tijd, toch behield ze haar middeleeuwse aanleg. De ingrijpende restauratie uit 1887-1898, waarbij naar buiten toe het ontoegankelijke burchtkarakter werd versterkt en langs de binnenkoer het open residentieel karakter door middel van neogotische en neorenaissance elementen werd benadrukt, behoort tot de belangrijkste realisaties van één van de toonaangevende figuren bij de ontwikkeling van de neo-Vlaamse renaissance, namelijk de architect-decorateur Charles Albert (1821-1889). Deze typische Viollet-le-Duc-restauratie - waarbij de ontwerper op basis van een grondige archeologische kennis en een weloverwogen, persoonlijke interpretatie een zo authentiek mogelijke historische architectuur wou creëren - getuigt van de toenmalige restauratiefilosofie. De verhoogd aangelegde siertuin, waarvan het concept teruggaat tot de periode 1615-1632, vormt met zijn monumentale bakstenen ommuring en perron een uniek en goed bewaard voorbeeld van een op renaissancevoorbeelden geïnspireerde terrastuin met italianiserend karakter. Andere noemenswaardige elementen zijn het lustpaviljoen met de trappartij, de zogenaamde kapelaanswoning, de barokke Sint-Gertrudiskapel, het kruit- of poedermagazijn, de schuur en de triomfboog. Het kasteel en de tuinen staan open voor het publiek en op die manier een uitstekend idee kunnen krijgen over de 19de-eeuwse levenswijze van de adel. Een deel van de tuin is ingericht als educatieve moes- en kleinfruittuin.

Het Baljuwhuis nabij het kasteel van Gaasbeek is een voormalig waterkasteel, gebouwd in het begin van de 17de eeuw en aangevuld in de 18de eeuw. Eind 19de eeuw werden de ringgrachten gedempt met de grond afkomstig van het afgraven van een nabijgelegen motte.

Het Kasteel van Groenenberg werd gebouwd in eclectische stijl op het einde van de 19de eeuw, met in een park in landschappelijke stijl, aansluitend bij het domein van Gaasbeek. Zes grote lanen doorsnijden het park waarin onder meer witte iepen en sequoia's staan.

Nog meer oostelijk ligt het Kasteel Nederlo, dat reeds in de 14de eeuw vermeld werd als ‘Hof te Nederlo’. Het gebouw heeft een L-vormige plattegrond, stamt uit de 16de eeuw en werd gerestaureerd in het begin van de 20ste eeuw. Het is omgeven door een bomenrijk domein met een vijver.

Het kasteeldomein van Budingen is een ander fraai voorbeeld van landschappelijke en monumentale erfgoedwaarden. Het is een classicistisch kasteel dat werd gebouwd in 1743 en in neoclassicistische stijl werd aangepast in 1896. Het domein omvat eveneens een park, vijvers, uitgestrekte reliëfrijke bossen en een kasteelhoeve.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven in 1842-1879, schaal 1:5.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Topografische basiskaart numerieke reeks, Nationaal Geografisch Instituut, uitgegeven in 2009, schaal 1:10.000.
  • ANTROP M. ROGGE E., BOURGEOIS J., CORDEMANS K., THOEN E. & LACHAERT P.-J. 2003: Onderzoeksopdracht provincie Vlaams-Brabant: historisch geografische studie Pajottenland. Gemeentes Bever, Galmaarden, Gooik, Halle, Herne, Pepingen, Lennik, Roosdaal en Sint-Pieters-Leeuw, Gent.
  • DENEEF R., WIJNANT J., ROMBOUTS N., IMBERT D., GOOSSENS B., PAESMANS G., DE MAEGD C., VAN LIEDEKERKE M., COPRIAU P., CLAEYS T., EVERAET E., PAESSENS W., MACHIELS J. & CRESENS A. 2005: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland – Zuidwestelijk Brabant. Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel.
  • DIRIKEN P. 1993: Geogids Centraal-Pajottenland. Gooik, Lennik, Sint-Pieters-Leeuw, Kortessem.
  • DIRIKEN P. 1998. Geogids Halle, Kortessem.
  • LAMBRECHTS J., HENDRICKX P., PAUL T HENDIG., AUBROECK B. & VERHEIJEN W. 2005: Ecologische inventarisatie en visievorming in het kader van het integraal waterbeheer - stroomgebied van de Zuunbeek, Brussel.
  • NIESTEN E., DEGEEST A. & STEEN I. 2004: Belicht. Het Pajottenland historisch-geografisch bekeken. Breedbeeld. Samenwerken rond cultureel erfgoed en landschap, Leuven.
  • NIESTEN E., DEGEEST A., DEGRYSE H., DELRUE J., SCHOETERS R., STEEN I. & STELS D. 2004. Doorgelicht. Het Pajottenland historisch-geografisch bekeken. Breedbeeld. Samenwerken rond cultureel erfgoed en landschap, Leuven.
  • TOELEN T. 2006: Uitgelicht. Het Pajottenland historisch-geografisch bekeken. Breedbeeld. Samenwerken rond cultureel erfgoed en landschap, Leuven.
  • VAN WAUWE A., LAMBRECHTS J., AUBROECK B. & BAKX N. 2007: Ontheffingsdossier voor ‘Waterhuishoudingsproject Zuunbeek’, Brussel.

Bron: Aanduidingsdossier ankerplaats 'Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen', definitieve aanduiding 24/12/2008. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135376 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.