is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Rubenshuis
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Rubenshuis
Deze bescherming is geldig sinds
Complex geheel van gebouwen in traditionele en barokstijl rond een rechthoekige binnenplaats met portiek, achterliggende tuin en tuinpaviljoen, gebouwd door de schilder Peter Paul Rubens in 1610-1621, en gereconstrueerd onder leiding van stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke in 1939-1946.
De oudste vermeldingen van de site van het Rubenshuis dateren uit het laatste kwart van de 15de eeuw en de vroege 16de eeuw. In 1509 verkocht de lakenbereider Luycas de Deckere het perceel met een aanpalend huis aan de Meir aan zijn schoonzoon, lakenbereider Peeter Hoon, die er vervolgens een zomerhuis oprichtte en ook de omliggende eigendommen in het bouwblok verwierf. In 1538 kwam het geheel in het bezit van de koopman Franchoys Gielis, en in 1579 van de juwelier-koopman Christoffel Thys. Het vroegere zomerhuis, vermoedelijk aangepast tot een permanent verblijf, was begin 17de eeuw uitgebouwd tot een voorname woning in traditionele bak- en zandsteenstijl, met poort, binnenkoer en zuilengalerij.
Na zijn terugkeer uit Italië in 1608, kocht de schilder Peter Paul Rubens (Siegen, 1577-Antwerpen, 1640) in 1610 dit eigendom aan de Wappervaart. Hij liet het bestaande woonhuis (noordvleugel) verbouwen met toevoeging van een kunstkamer en een halfronde beeldengalerij, en uitbreiden met een atelier in italianiserende barok (zuidvleugel). Beide werden verbonden door een barokke portiek, die toegang verleende tot de kruiden- en bloementuin, met een sierlijk tuinpaviljoen in de zichtas. Rubens en zijn echtgenote Isabella Brant (Antwerpen, 1591-Antwerpen, 1626) verhuisden in 1617 naar hun nieuwe residentie, waarvan de bouwwerkzaamheden nog volop aan de gang waren. Pas in 1620 waren het huis en de tuin zo goed als voltooid. Na zijn overlijden in 1640, werd het eigendom nog vijf jaar bewoond door de tweede echtgenote van Rubens, Hélène Fourment (Antwerpen, 1614-Brussel, 1673), en vervolgens door zijn erfgenamen verhuurd, van 1648 tot 1660 aan de uit Engeland gevluchte William en Margaret Cavendish. In 1660 verkochten Rubens’ erfgenamen het eigendom aan de koopman Jacomo van Eycke, wiens weduwe het in 1680 verkocht aan haar broer, de latere kanunnik Hendrik Hillewerve. Deze laatste liet in 1684 en 1692 door Jacob Harrewijn twee gravures maken naar tekeningen van Jacob van Croes, de enige 17de-eeuwse iconografische bronnen waarop het Rubenshuis in zijn geheel te zien is.
De grootse herenwoning, exponent van Antwerpens uitzonderlijke culturele bloei in de 17de eeuw, wisselde tijdens de eerste helft van de 18de eeuw nog enkele keren van eigenaar, voor zover bekend zonder aanleiding te geven tot grootschalige verbouwingen. In 1763 kwam het huis in het bezit van ridder Charles Nicolas Joseph de Bosschaert de Pret (1715-1792), die het ingrijpend liet aanpassen. Daarbij werden het 16de-eeuwse woonhuis en de straatgevels grotendeels gesloopt en heropgebouwd, nog met behoud van de halfronde beeldengalerij. Met twee meter verlengd, kreeg het atelier een tussenverdieping, en aan de achterzijde van de verhoogde portiek verbond een gang beide vleugels. Opgeëist en gebruikt als gevangenis voor geestelijken tijdens het Franse bewind, liet de familie de Bosschaert het eigendom kort na 1815 opsplitsen en de halfronde beeldengalerij slopen. De stad Antwerpen ondernam herhaalde aankooppogingen in 1880 en 1908, en liet op de Wereldtentoonstelling van 1910 in Brussel door de architect Henri Blomme een replica bouwen. Wettelijk beschermd in 1936 werd het Rubenshuis in 1937 eigendom van de stad Antwerpen, na een langdurige onteigeningsprocedure.
Stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke had al in 1935 opdracht gekregen het ontwerp op te maken voor de restauratie. Vanaf december 1937 werd het herbouwde en aangetaste complex ontmanteld en ontdaan van alle latere toevoegingen, werken die ongeveer een jaar in beslag namen. Enkel de ruwbouw van het atelier, de portiek en het tuinpaviljoen bleven grotendeels bewaard. In 1938 werd voor de restauratie een ‘Studiecommissie’ opgericht, waarin naast burgemeester Camille Huysmans, schepen van Openbare Werken Jules Somers en Van Averbeke zelf, onder meer de academiedirecteurs Isidore Opsomer en Emiel Vloors, en conservator van het Stedelijk Prentenkabinet Ary Delen zetelden. Na heel wat controverse rond de mogelijke restauratie-opties, ging de totale heropbouw en restauratie in 1939 van start onder leiding van Van Averbeke, met medewerking van architecten verbonden aan de Dienst Stadsgebouwen Louis Huybrechts, Antoon De Mol en Victor Blommaert, en hoofdconducteur Theodoor Ruyten. Het ontwerp berustte voornamelijk op iconografisch bronnen met name de gravures door Harrewyn uit 1684 en 1692, beschrijvingen van tijdgenoten en enige authentieke resten. Voor de uitwerking van verdwenen architecturale en ornamentele details werd in de stad gezocht naar authentieke, nog bestaande voorbeelden, die precies opgemeten, geschetst en in de gegeven toestand verwerkt werden. Het heropbouwen en herstellen van Rubens' levenskader vereiste immers een zeer "harde restauratie". Achttien Antwerpse beeldhouwers waren betrokken bij het sculpturale decor van het Rubenshuis: August en Marcel Amorgasti, Frans Claessens, Georges en Jan Collard, Edward Deckers, Floris en Jan De Cuyper, Arthur Dupon, Simon Goossens, Frans Jochems, Willy Kreitz, Gaston Pierre, Karel Schuermans, Leopold Van Esbroeck, Lode Vleeshouwers, Antoine Hoefnagels en Nestor Gerrits. In 1941 werd de historiserende tuinaanleg toevertrouwd aan tuinbouwer Emile Draps en tuinarchitect Georges Wachtelaer. Na de herinrichting van het interieur, dat een beeld toont van een voorname Antwerpse woning uit de 17de eeuw, kon het Rubenshuis op 21 juli 1946 worden ingehuldigd en in de lente van 1947 definitief als museum voor het publiek opengesteld. Aan de tuingevel van het atelier herinnert een gedenkplaat door Edward Deckers aan de restauratie.
Naar aanleiding van ‘Antwerpen Culturele Hoofdstad van Europa’ in 1993, is de tuin heraangelegd en historisch verantwoord beplant onder leiding van landbouwingenieur De Buysscher en tuinarchitect Walter De Backer. Bij gebrek aan archeologische sporen inspireerde het ontwerp zich op vroeg-17de-eeuwse modellen, met respect voor het concept uit 1939-1946. De portiek en het tuinpaviljoen werden in 2017-2019 gerestaureerd onder leiding van MAAT_WERK architecten (Rudi Mertens en Eva Stoppie), op basis van bouwtechnisch en bouwhistorisch onderzoek dat in 2010 van start ging. Als bescherming kreeg de portiek een vlindervormige luifel uit staal en gelaagd glas, ontworpen door Ney & Partners (Laurent Ney, Kenny Verbeeck en Gersom Wursten). Een studie-opdracht tot de herwaardering van de Rubenssite, gelanceerd in een Open Oproep van de Vlaamse Bouwmeester in 2016, werd toegewezen aan Robbrecht en Daem architecten.
Woonhuis (noordvleugel) bestaan uit een aaneenschakeling van drie gebouwen in traditionele bak- en zandsteenstijl onder twee leien zadeldaken (nokken parallel aan en loodrecht op de straat) en schilddak in de kern uit de tweede helft van de 16de eeuw, door Rubens verbouwd in het eerste kwart van de 17de eeuw. Aan de straatzijde lijstgevel van zes traveeën en twee bouwlagen op een sokkel, met verhoogde trapgevel. Brede zandstenen rondboogpoort met bekronend gebogen waterlijstje op gebeeldhouwde consoles en fraaie makelaar. Voorts herstelde kruiskozijnen met doorlopende onderdorpels, muurankers met gekrulde spieën en steigergaten. Links trapgevel van zeven treden met topstuk, geopend door een traditioneel drielicht en luikgat, geritmeerd door omlopende waterlijstjes en overhoeks geplaatste topstukken. Rechts twee getrapte dakkapellen van drie treden met overhoeks topstuk. De koergevel vertoont een zelfde ordonnantie van vijf en drie traveeën; lage keldermonden met afdekkende lateien in de sokkel; twee zijingangen met bolkozijnen als bovenlichten, geflankeerd door kloosterkozijnen. Bewaarde hardstenen pomp ui de 17de eeuw met leeuwenkoppen. Drie kleine dakkapellen. Deze gevel loopt met drie en één travee door aan de tuinzijde, waar Rubens ten noorden een "halfrond museum" met koepel en lantaarn in barokstijl liet bijbouwen.
Het interieur toont een herstelde 17de-eeuwse Antwerpse patriciërswoning; merkwaardig is de kunstkamer in italianiserende barok van diverse kleurrijke marmersoorten, oorspronkelijk gestoffeerd met antieke heelden.
Atelier (zuidvleugel). Monumentaal complex in italianiserende barokstijl, waarschijnlijk door de schilder zelf ontworpen (zie het door hem in 1622 uitgegeven modellenboek "Palazzi di Genova"), oorspronkelijk met een geveldecor van trompe-l’oeil-schilderingen. Aan de straatzijde een lijstgevel van vijf traveeën en drie bouwlagen onder twee leien schilddaken (nokken parallel aan en loodrecht op de straat) met bekronende koperen sierbollen en windroos. Sobere ordonnantie met strak in hardsteen omlijnde vensters, op de eerste en tweede bouwlaag in een omlopende omlijsting gevat met bekronende geblokte rondboog; op de boogvelden plastisch bas-reliëf met cartouches en guirlandes. Vensters op de begane grond met hekken, op de bovenverdieping in hardstenen omlijsting met oren en neuten. Vooruitspringende kroonlijst op consoles tussen caissons en guirlandes. Rechts rondboogpoort in geprofileerde, geblokte rondboogomlijsting met imposten en gebogen gekorniste waterlijst. Koer- en tuingevels van het atelier vertonen een eigen ordonnantie met lage benedenverdieping in rustica en zeer hoge rondboogvensters, die een maximale lichtinval toelaten. Deze barok-plastisch uitgewerkte gevels vormen door het gebruik van zeer verschillende materialen (witte natuursteen, blauwe hardsteen, marmer) een kleurrijk contrast met de sobere woonhuisgevels in traditionele bak- en zandsteenstijl. Lijstgevels van vijf en drie traveeën en drie bouwlagen van witte natuursteen, verlevendigd met blauwe hardsteen voor de dragende architecturale elementen en roodgeaderde marmer. De lage begane grond uitgewerkt als een blinde muurpartij, met verdiepte schouderboogvormige nissen - op de binnenplaats in rustica uitgevoerd met roze marmer - gescheiden door Toscaanse halfzuilen; erboven een entablement met gekorniste fries en kroonlijst; in de nissen de borstbeelden van een sater, faun, Pan en Silenus, boven de halfzuilen deze van de filosofen Plato, Socrates, Seneca, Sofokles en Marcus Aurelius; aan de tuinzijde Demosthenes, Democritos, Homeros en Caesar. Centrale vleugeldeur in monumentale omlijsting met bekronend driehoekig fronton; hierboven brede oculus met plastisch uitgewerkte fruitguirlandes. Aan de tuinzijde twee hogere nissen en centrale schouderboogdeur; flankerende geblokte, hardstenen Toscaanse halfzuilen met bekronend entablement; in de nissen staande beelden van Neptunus en Amfitrite door Leopold Van Esbroeck. De bovenzaal (leerlingenatelier) geopend door drie, vijf en drie hoge rechthoekige vensters in geprofileerde lijsten met oren en bekronende frontons, afwisselend driehoekig en gebogen; op de tussenliggende muurdammen monumentale hermen: aan de tuin Apollo en Diana, aan de binnenkoer Mars, Juno, Jupiter en Vesta en aan de achtergevel van het voorhuis Vulcanus en Venus. Op de brede doorlopende fries tussen tweede en derde bouwlaag een serie bas-reliëfs van witte natuursteen, met taferelen uit de antieke mythologie: van links naar rechts "Ontvoering van Proserpina", "Kroning van Apollo", "Offer van de witte stier", "Iphigeneia geofferd door haar vader Agamemnon", "Kroning van Alexander", "Opsmuk van Venus", "Oordeel van Paris", "Dronken Hercules", "Bezoek van Venus aan Vulcanus", "Bevrijding van Andromeda door Perseus", "Dronken Silenus". Deze iconografie getuigt van de humanistische belangstelling van de schilder voor de klassieke oudheid.
In het interieur van het grote atelier op de benedenverdieping met tribune, een zwart marmeren schouw, afkomstig uit het oude gebouw; twee getorste marmeren zuilen naast de deur van de oude Sint-Antoniuskerk aan de Paardenmarkt. Het bovenliggende leerlingenatelier met bewaarde oude balken. In de zolder hierboven een monumentaal houten rad voor het optrekken van de schilderijen.
Westvleugel binnenplaats (achtergevel voorbouw): heterogene lijstgevel met rechter gedeelte in traditionele bak- en zandsteenstijl aansluitend bij voornoemd woonhuis; vier traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak, waarin twee dakkapellen en getrapte zijgevel. Vertoont eenzelfde ordonnantie als de woonhuisgevel. Centrale rondboogpoort in geprofileerde omlijsting met kwarthol geprofileerde negblokken en bekronende gebogen waterlijst met sleutel; hierboven een breed oeil-de-boeuf. Linker gedeelte in barokstijl aansluitend bij de ateliergevels (zuidvleugel); drie traveeën en drie bouwlagen onder leien schilddak; op de eerste en tweede bouwlaag loggia met brede rondbogen op Toscaanse en composiete zuilen, waarachter het trappenhuis met monumentale eikenhouten trap, reconstructie van de oorspronkelijke door Hans Van Mildert uit 1617; op de aanzet de Triton door Willy Kreitz, gebeeldhouwde reliëfs door Arthur Dupon en ornamentiek door August Amorgasti.
De portiek die toegang verleent vanuit de binnenkoer naar de lager gelegen tuin, is een synthese tussen de Italiaanse barok (triomfboog) en de plastisch-picturale Vlaamse stijl (uitwerking van ornamentatie en kleurrijk afwisselen van witte natuursteen, blauwe hardsteen en brons). De iconografie en opschriften getuigen van Rubens' humanistisch-stoïcijnse levensbeschouwing. Centrale schouderboog met twee flankerende rondbogen op vier vrijstaande Toscaanse zuilen in hardsteen, in de boogzwikken saters en dolfijnen, op de centrale sluitsteen gevleugelde Mercurius. Indrukwekkend bekronend driehoekig fronton met centrale, ronde nis, schelpmotief en flankerende adelaars met guirlandes, boven de zijdelingse rondbogen doorbroken voor twee verdiepte schouderboognissen in geprofileerde omlijstingen, waaronder twee gevelstenen met bekronend waterlijstje en opschrift. Fronton op vier hardstenen, sterk geblokte Toscaanse halfzuilen, bekroond door een attiek met twee monumentale volplastische bronzen beelden geflankeerd door siervazen. De beelden van Mercurius links en Minerva rechts door Edward Deckers uit 1939, werden vervolgens in brons gegoten door de Compagnie des Bronzes en geplaatst in 1942. De tuinzijde, oorspronkelijk van baksteen, sober heropgericht van witte natuursteen. Bronzen gedenkplaat voor Emiel Van Averbeke door de beeldhouwer Mark Macken, uit 1958.
In het verlengde van de portiek, achteraan in de tuin: een sierlijk tuinpaviljoen, een Italiaans barokconcept (landelijk tempeltje), echter plastisch-picturaal uitgewerkt in een meer Vlaamse stijl met kleurrijk verwerken van verschillende materialen: witte natuursteen (beelden), blauwe hardsteen, grijze baksteen, witte bepleistering en vergulde guirlandes. Ritmische travee op rechthoekig grondplan ontleend aan Serlio en Palladio, onder leien schilddak. Centrale rondboog op vier Toscaanse zuilen verbonden door afdekkende lateien; in de boogzwikken twee ronde nissen met bakstenen omlijsting en geprofileerd waterlijstje van witte natuursteen. Boven het klassiek hoofdgestel met vooruitspringende kroonlijst op modillons: een balustrade met flankerende voluten en boogvormig verdiepte nis onder driehoekig fronton met twee koppen en twee Ionische kapitelen. Monumentale volplastische beelden vervolledigen de sobere architectuur: centraal Hercules mogelijk door Lucas Faydherbe gevat in een guirlande, rechts Bacchus en links Venus door Willy Kreitz uit 1944, in de top Honos.
Tegen de oostelijke tuinmuur: ovaal grafmonument van Philips Rubens en zijn zoon, afkomstig van de in 1830 vernielde Sint-Michielsabdij.
Gereconstrueerde pergola met kariatiden en hermen, waarrond geitenloofblad. Herbouwde hovenierswoning in traditionele bak- en zandsteenstijl van twee bij één travee en één bouwlaag met trapgevel, kruiskozijnen, steigergaten en muurankers. Fraai hardstenen, geblokt rondboogpoortje in barokstijl.
De tuinmuur zijde Hopland, tussen de nummers 11 en 15, is het laatste restant van een neobarok pakhuis naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs uit 1900, voltooid in 1901. Opdrachtgever was douairière Amelie Thècle Emilie de Bosschaert-Weber de Treuenfels (Antwerpen, 1835-La Hulpe, 1934), toenmalig eigenaar van het Rubenshuis. Het betrof een imposant gebouw, volgens de bouwplannen van vijf traveeën, vier bouwlagen en een entresol onder een mansardedak. De opstand beantwoordde aan een regelmatig ordonnantieschema met de klemtoon op het drie traveeën brede middenrisaliet, dat werd geritmeerd door lisenen en bekroond door een halsgevel met gebogen fronton. In 1946-1947 werd het pakhuis gesloopt, met behoud van de gevelopstand van begane grond en entresol uit blauwe hardsteen. De ordonnantie van de vermoedelijk heropgebouwde tuinmuur is identiek aan het gevelontwerp van het pakhuis, maar telt één travee meer in het risaliet. Geleed door doorlopende entablementen, vormt een rondboogarcade met sluitstenen op Toscaanse pilasters het middenrisaliet. De zijtraveeën onderscheiden zich door omlijste ovale oculi ter hoogte van de entresol. Muurvakken in baksteenmetselwerk vullen de vroegere inrijpoorten, en smeedijzeren tralies de bogen en oculi van de entresol.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Van Driessche, Thomas
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Wapper
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rubenshuis met tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6304 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.