erfgoedobject

Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw

bouwkundig element
ID
90575
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90575

Juridische gevolgen

Beschrijving

Georiënteerde kerk hoofdzakelijk gerealiseerd in de 17de en 18de eeuw maar met enkele muurresten uit de romaanse periode en met uitbreiding en westtoren van 1872-1874. Aan de zuidzijde met parkaanleg en oorlogsmonument van 1923. Aan noordzijde met parking en beeld van het Heilig Hart opgericht in 1937. Kerkhofpad aan koorzijde afgebakend door oude bakstenen kerkhofmuur.

Historiek

Reeds in 1106 wordt een kerk te Ruiselede vermeld wanneer Baldricus, bisschop van Doornik en Noyon, aan de abdij van Sint-Bertijn te St.-Omer het patronaatsrecht van de kerk te Ruiselede schenkt. Van deze kerk zijn tijdens werken in de jaren 1960 delen van de funderingen aangetroffen. Het betreft een kleine kruiskerk in romaanse stijl, opgetrokken circa 900 in plaatselijke veldsteen en/ of kalksteen (eventueel afkomstig uit de mergelputten van Aalter, Oost-Vlaanderen). Deze kerk wordt nagenoeg volledig gesloopt, vermoedelijk omdat ze na verloop van tijd te klein wordt of in bouwvallige toestand verkeert.
Circa 1100-1200 wordt op dezelfde locatie een nieuwe romaanse kerk opgetrokken. Het schip is even breed als de voorgaande kerk, zijbeuken inbegrepen. De zijbeuken van de oude kerk worden geïntegreerd in het nieuwe gebouw. Het betreft hier een driebeukige kerk met vierkante vieringtoren, via trompen overgaand in achthoekig.

Het zou ongeveer deze kerk zijn, mits een aantal verbouwingen, die afgebeeld is in Sanderus' Flandria Illustrata (1641-1644). Resten van het oorspronkelijk veldstenen parement (mogelijk nog van de eerste kerk van 900 waarbij sommige stenen eventueel worden gerecupereerd) zijn nog in de noord- en zijgevel in de drie oosttraveeën bewaard. In een document van de Gentse gerechtelijke bedevaartplaatsen van 1305 wordt "T'ons Vrauwe te Ruuslede" vermeld als plaats waar men op strafbedevaart wordt gestuurd. Door de bedevaart is de kerk waarschijnlijk ruimer dan nodig voor de eigen parochianen.

Mogelijk loopt de kerk schade in 1452 op tijdens de schermutselingen veroorzaakt door de Zoutoorlog tussen graaf van Vlaanderen, Filips de Goede en de stad Gent.

Tijdens de Beeldenstorm (1566) blijft de kerk niet gespaard. Een aantal grafzerken wordt stukgeslagen (aldus G. De Smet). Tijdens de woelige jaren 1584-1586 met rooftochten en verwoestingen door vrijbuiters wordt de kerk in brand gestoken. Deze blijft voor een groot deel verwoest achter zoals blijkt uit een decanaal visitatieverslag van 1610. In 1611 begint men aan de langverwachte heropbouw. Deze liet zo lang op zich wachten omdat de gehele streek ten gevolge van schermutselingen nagenoeg ontvolkt was. Pas in het begin van de 17de eeuw komen de bewoners druppelsgewijs terug en begint men aan het herstellen van de schade. In 1614 is het koor van de kerk hersteld, maar schip en toren blijven vernield. In 1628 wordt een aanbesteding gedaan om het schip van de kerk her op te bouwen, circa 1630 is het werk voltooid. Op de afbeelding van Sanderus is de kerk (in goede staat) getekend als driebeukige kerk met vieringtoren en pseudotransept, gelegen in een ellipsvormig kerkhof, toegankelijk via een poort ten westen van de kerk.
In 1645 slaat het noodlot echter nogmaals toe. Tijdens de Frans-Spaanse Oorlog steken de Franse troepen de kerk in brand. Ondanks de ernstige schade blijven gedeelten van de kerk behouden en bruikbaar.
In 1651 neemt het herstel van het schip een aanvang. Uit een document van 1671 blijkt de toren in bouwvallige toestand te verkeren: de meester-metser en -timmerman van Gent komen de toren in ogenschouw nemen en raden het onmiddellijk schoren van het gebouw aan. Het koor ligt dan nog in puin. In 1680 wordt de kerk afgebeeld op een figuratieve kaart van de dorpskern van Ruiselede. Het koor van de driebeukige kerk wordt zonder bedaking weergegeven. Opvallend is de ellipsvormige aanleg van het kerkhof met poort ter hoogte van de Markt. In 1683 worden opnieuw werken aan de toren ondernomen. Vermoedelijk gaat het niet om het volledig herbouwen ervan, aangezien hij in 1717 dreigt in te storten.
Lodewijk XIV van Frankrijk verklaart de oorlog aan Spanje (de Spaanse Successieoorlog, 1701-1714), wat eens te meer leidt tot schermutselingen in onze streek. Het herbouwen van de kerk in dergelijke omstandigheden blijkt niet opportuun. De bouwvallige toren wordt in 1717 voorlopig gestut en men maakt van de gelegenheid gebruik om het koor te herbouwen, ditmaal met de drie beuken onder hetzelfde dak, in plaats van de drie aparte bedakingen, zoals afgebeeld op de gravure in Sanderus' Flandria Illustrata (1641-1644). De oude koormuren blijven bewaard, tegen het koor wordt een sacristie gebouwd.
Tussen 1720 en 1722 werkt Joannes De Roo aan de toren en bouwt hij de sacristie. Rond 1735 plaatsen aan de noordbeuk van een eikenhouten lambrisering, wellicht geleverd door Livinus van Helderberghe.
Cornelis van Dael uit Antwerpen levert de twee zijaltaren (1753-1755), het koorgestoelte en eiken lambrisering (1758). Na de herbouw van het schip, een tiental jaar later, vervolledigt schrijnwerker D'Haenens de lambrisering. De engelenhoofdjes zijn van de hand van Cornelis van Dael. Hij levert ook de biechtstoelen (1773) en preekstoel (1776). De Gentse schrijnwerker Jan D'Huyvetter plaatst in 1779 het doksaal.
Tussen 1760 en 1766 volgt de herstelling van het schip en worden ook hier de drie beuken onder één zadeldak gebracht. De muren zouden zijn behouden, daken, gewelf, pilaren en bevloering zijn nieuw. In 1769 wordt de kerk opnieuw afgebeeld op een figuratieve kaart. Vermoedelijk is deze schets gebaseerd op een oudere weergave, gezien hier nog steeds een driebeukige kerk onder aparte zadeldaken wordt getekend.
Een ongedateerde figuratieve kaart van de heerlijkheid Sint-Pieters-Schalklede geeft de kerk weer onder één dak. Het gebrek aan details van deze tekeningen doet vermoeden dat het hier om een ideële weergave gaat. Opvallend is wel de met bomen afgezette ellipsvorm van het omringende kerkhof.
De doopvont dateert van 1783.

De Franse Revolutie en de daaropvolgende invoering van de Franse Republiek gooit het religieuze leven overhoop. Pastoor Vankerkhove weigert de eed van getrouwheid aan de republiek af te leggen en pastoor Loontjens wordt als waarnemend pastoor aangesteld. De aanwezigheid van een beëdigde pastoor in Ruiselede maakt dat de kerk niet gesloten wordt.
Door de toenemende bevolking wordt een uitbreiding van de kerk noodzakelijk. In 1859 laat de toenmalige pastoor Carolus Doom (zie Brandstraat) door architect Jan August Clarysse uit Wingene plannen maken voor het verbouwen van de bestaande kerk, waarbij de toren zou worden afgebroken, de kerk naar het westen toe verlengd, een nieuwe westtoren opgetrokken, en een doopkapel en een bergplaats toegevoegd. Deze plannen worden niet uitgevoerd. Er wordt een aantal jaar later wel een nieuwe kerk opgetrokken op de afgelegen wijk "'t Haantje", de latere parochiekerk van Doomkerke.
Zijn opvolger, Carolus-Ludovicus Doom, slaagt er wel in verbouwingen aan de hoofdkerk door te voeren. Provinciale architect Pierre Nicolas Croquison maakt de plannen op voor de verbouwing: de vieringtoren verdwijnt, het schip wordt met een travee verlengd en een westtoren met portaal toegevoegd. In 1872 zijn deze plannen gerealiseerd en in 1873 wordt een nieuw Mariabeeld, van de Gentse beeldhouwer Jules Van Biesbroeck, boven de inkom van de kerk, ingewijd. De lambriseringen worden door de schrijnwerker Ferdinand Hoste (Ruiselede) bijgewerkt in dezelfde stijl, een nieuw orgel wordt besteld bij de Lovaert in Gent.
In 1908 verdwijnt het omliggende kerkhof, de graven worden overgebracht naar de nieuwe gemeentelijke begraafplaats langs de Poekevoetweg.
Tijdens de 20ste eeuw krijgt de kerk het zwaar te verduren ten gevolge van beide wereldoorlogen. In 1918 veroorzaken mijnontploffingen, toegebracht door terugtrekkende Duitsers, beschadigingen aan toren, dak en vensters. De kerk is echter niet onbruikbaar.
In 1923 wordt het oude kerkhof ten zuiden van de kerk ingericht als park met een monument voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog (beeld van Aloïs De Beule). In 1937 wordt ten noorden van de kerk een Heilig Hartbeeld van de Gentse beeldhouwer Oscar Sinia opgericht ter ere van de Heilig Hartfeesten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de kerk al in 1940, bij het oprukken van de Duitse troepen, beschadigd: de toren en het dak worden zo zwaar beschoten dat de torenspits het uiteindelijk begeeft. Ook tijdens de bevrijding in 1944 krijgt de kerk het erg te verduren. In 1957 is de toren in zijn volle glorie hersteld.

Op het einde van de 20ste eeuw start een vooronderzoek met betrekking tot een uitgebreide restauratie van exterieur en interieur. Ingenieur-architect Freddy De Schacht (Ruiselede) maakt in 1998 een voorontwerp. De werken starten in 2003.
Alle gevels van schip en koor, behalve die van de zuidgevel, worden aangepakt. In de loop van de werken vindt men sporen terug van een polychrome beschildering die zou zijn aangebracht in de 18de eeuw. Bij de afwerking van de restauratie wordt geopteerd om de beschildering terug aan te brengen. Het gaat om het monochroom rood schilderen van alle metselwerk waarbij de leesbaarheid van de ondergrond wordt behouden. De raamomlijstingen en kroonlijst krijgen een beschildering in okerkleurige kalkverf, de plint een grijze beschildering.
Bij de restauratie van de toren blijkt het metselwerk op sommige plaatsen in slechtere staat dan voorzien en dienen grote delen van het parement te worden vervangen.
De glasramen worden gerestaureerd door atelier NV Renotec uit Geel en in 2006 teruggeplaatst.
De aanleg en herinrichting, onder meer met kasseibestrating, rond de kerk wordt gebaseerd op de vroegere kerkhofconfiguratie in ellipsvorm met voorzien herstel van het oorspronkelijke kerkpad. Voorlopige afwerking in 2006.

De buitenrestauratie van de noord-, west-, en oostgevels is voltooid in 2007. De restauratie van de zuidgevel is aan de gang, het interieur dient nog gerestaureerd te worden.

Beschrijving

Plattegrond. Basilicale kerk met westtoren met portaal, driebeukig schip van vijf traveeën, pseudotransept en koor van twee traveeën en vijfzijdige apsis. Tegen de uiterste travee van het noordkoor de winterkapel, tegen het zuidkoor de sacristie.
Materialen. Gebruik van rode baksteen voor de opgaande delen. Gobertangesteen voor de plint, Balegemse kalkzandsteen voor de dichtgemetselde paradijsportalen aan het pseudotransept. Partijen van veldsteen in de drie oostelijke traveeën. Kalkzandsteen voor de omlijstingen. Leien bedaking. Schip en koor onder zadeldak, koorapsis, winterkapel en sacristie onder geknikte mansardedaken, torenspits onder ingesnoerde naaldspits.

Exterieur

Vóór de kerk geplaatste westtoren van 1872 met vier geledingen en overhoeks geplaatste, verjongende steunberen. Portaal met kalkzandstenen omlijsting op sokkels en met geprofileerde rondboog steunend op imposten en met sluitsteen. Erboven een rondboognis met beeld van Maria met Kind van 1873. Tweede geleding opengewerkt met geprofileerde, blinde rondboognis, aan de westkant doorbroken door klein rondboograam. Derde geleding met gelijkaardig rondboogvenster met grote roedeverdeling. Vierde geleding met gekoppelde galmgaten en uurwerk. Bij de torenspits is de dakrand centraal onderbroken door een ronde uitsparing boven het uurwerk, aan de vier zijden twee boven elkaar geplaatste dakkapelletjes. Westgevels van het schip bovenaan met halve voluut in neorenaissancestijl en met steunberen aan de zijkant.
Schip, pseudotransept en koor met doorlopende gevel. Alle vensters hebben een segmentboog en vlakke bepleisterde omlijsting met oren. Zowel aan noord- als aan zuidzijde wordt de eerste travee, toegevoegd in 1872, geflankeerd door steunberen. Steunberen ook tussen de koortraveeën en aan de zuidgevel tussen schip en pseudotransept. Sporen van de gedichte toegangen van de paradijsportalen met rondboogomlijsting. Doorlopende onderdorpel bij de vensters van het schip. Geprofileerde kroonlijst onder de dakrand.
Koorapsis met steunberen op de hoeken en hoge vensters aan noord- en zuidkant. De winterkapel en sacristie hebben in de zijgevels telkens twee vensters.
Calvariekruis onder baldakijn tegen de buitenmuur van het hoofdkoor, 17de-eeuws maar gedeeltelijk vernieuwd in 1956. Tegen de noordmuur een ingemetselde gedenksteen van 1798 ter nagedachtenis van het overlijden van griffier Joannes De Roo en zijn echtgenote Anna Maria De Bels. Tegen de zuidgevel zijn twee arduinen grafplaten aangebracht.

Interieur

Bepleisterd en witbeschilderd interieur onder kruisribgewelven. Portaal onder de toren geeft uit op het eikenhouten doksaal, met drie doorgangen naar de kerk, in 1779 uitgevoerd door Jan D'Huyvetter. Uitgewerkt in classicistische stijl met zuilen van de Ionische orde, lage balustrade met centraal een voorstelling van David. Plafond van het portaal met medaillon met drie putti afgebeeld met druiventros, bal en panfluit.
Scheibogenarcade met rondbogen steunend op ronde zuilen op achthoekige sokkels en met eenvoudige, ronde kapitelen. Samengestelde zuilen bij de viering. Tegen de zuilen van het schip en viering staan heiligenbeelden van circa 1870, steunend op consoles met cartouches waarop de geschilderde naam van de heilige. Kruisribgewelven met metalen trekbalken, afgescheiden door gordelbogen steunend op consoles in rocaillevorm. Gewelven versierd met rocaillemotieven in stucwerk en sluitstenen als bloem uitgewerkt. Vloer met marmeren witte en zwarte tegels.
Hoofdaltaar in linden- en eikenhout onder baldakijn, tussen 1733 en 1736 in barokstijl gebeeldhouwd door Livinus van Helderberghe uit Gent. Heilig Kruisaltaar aan de zuidkant en Heilige Drievuldigheidsaltaar aan de noordkant. Barokke, houten portiekaltaren tussen 1753 en 1755 gerealiseerd door Cornelis van Dael (Antwerpen). Heilig Kruisaltaar met arduinen altaarsteen met negen kruisen, vermoedelijk daterend van circa 900.

Meubilair

Gaaf bewaarde, eikenhouten lambrisering in koor en zijbeuken in régence- en rococostijl. In het schip met opvallende homogeniteit ondanks realisatie in verschillende fasen en door meerdere kunstenaars. Lambrisering van de noordelijke zijbeuk, waarschijnlijk van de hand van Livinus van Helderberghe dateert van circa 1735. Lambrisering aan de zuidelijke zijbeuk van 1773 door schrijnwerker D'Haenens (Hansbeke) en engelenhoofdjes door Cornelis van Dael.
Panelen overvloedig versierd met schuimkamornamenten, schelpvormen, bloemen en vruchten. Kroonlijst geritmeerd door zuilvormen steunend op consoles met engelenhoofdjes.
Biechtstoelen ingewerkt in de lambrisering. Twee biechtstoelen in de zuidelijke zijbeuk van circa 1750, schrijnwerker is Pieter Jozef Vuylsteke (Ingelmunster), het houtsnijwerk eventueel van Livinus van Helderberghe. Bovenaan met afbeeldingen van de boetvaardige Petrus en Maria Magdalena. Twee biechtstoelen van de noordbeuk van 1773 door schrijnwerker D'Haenens, houtsnijwerk door Cornelis Van Dael. Afbeeldingen van de heiligen Hiëronymus en Johannes van Nepomucenus.
In het koor eikenhouten koorgestoelte, lambrisering bij Cornelis Van Dael besteld in 1758. Panelen versierd met rocaillemotief en engelenhoofdjes. Boven de koordeur aan de noordkant een medaillon met afbeelding van de Heilige Jozef, boven de sacristiedeur met afbeelding van Johannes de Doper. Voorts meerdere medaillons met afbeelding van heiligen. Laatbarokke, eikenhouten communiebank wellicht van rond 1730 maar met recentere hoekstukken. Elf panelen met symbolische voorstellingen uit Oud en Nieuw Testament.
Eikenhouten preekstoel van 1776 van Cornelis Van Dael in rococostijl. Rijkelijk versierd met beeldhouwwerk. Onder de kuip met voorstelling van het Doopsel van Jezus, bij de beeldengroep van Jezus en Johannes de Doper afbeelding van palmbomen en beelden van verscheidene realistisch weergegeven dieren. Kuip en muurstuk met allegorische afbeelding van de Gedaanteverandering. Op de kuip medaillons gedragen door engelen en met afbeelding van de profeten Mozes en Elias. Klankbord gedragen door twee grote engelen met weegschaal en bazuin. Erboven drie cartouches met monogrammen vastgehouden door engelen. Smalle, draaiende trap, trapleuningen versierd onder meer met palmtakken.
Meerdere eikenhouten broederschapslijsten, respectievelijk van 1735 (eventueel van Livinus van Helderberghe) en uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Doksaal met orgel van 1876 door orgelbouwer Lovaert uit Gent.
Doopvont ten noorden van het doksaal van 1783 door Mathieu Lembourg (Baseck, Duitsland). Kuip in wit en zwart marmer als kelk uitgewerkt. Geelkoperen deksel van 1784 door Aegidius Nijs (Temse).
Vier glasramen, geplaatst in opdracht van pastoor Carolus Doom, waarvan twee aan de westgevel zijn vervangen, wellicht na de Tweede Wereldoorlog. Glasramen in het koor met afbeelding van de Overhandiging van de sleutels aan Petrus (in 1868 geschonken door Petrus Doom) en de Annunciatie (in 1877 geschonken door Carolus-Ludovicus Doom). In de westgevel met afbeelding van Maria van Lourdes en het Heilig Hart.

Vóór de westgevel links van de toren arduinen beeldgroep "1ste wee" van 1891 achter smeedijzeren hekken. Rechts van de toren een arduinen grafmonument met beeldnis met het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën, eveneens achter smeedijzeren hekken.

Gemeentepark aan de zuidzijde onder meer met taxussen, ceder, treurwilg en rode beuk.
Plantsoen met beeldengroep met heldenkruis voor de militaire en de burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog en burgerlijke slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.

Aan de noordzijde van de kerk, naast de sacristie een beeld van het Heilig Hart met plantsoen, feestelijk ingehuldigd op 13 juni 1937. In 1995 herstellen van het metselwerk en aanplanten achter het beeld van vijf linden.
Bronzen beeld van de Gentse beeldhouwer Oscar Sinia. Metselwerk van de ronde sokkel, trapjes en afsluitingsmuurtje (alles in arduin) verzorgd door aannemer Brusselmans. Wapenschilden van Ruiselede, West-Vlaanderen en Heilig Hartbond op de sokkel. Opschrift op het muurtje "IK BEN DE WEG / DE WAARHEID EN HET LEVEN" met verguldsel herschilderd in 1987.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, W/00523.
  • Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, 566.
  • Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, 2436.
  • Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, 2765.
  • BRAET M., De lange lijdensweg van het oude kerkhof tot gemeentepark, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 19.2, 2002, p. 77-84.
  • BRAET M., Drie x pastoor Doom te Ruiselede in de 19de eeuw, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 22, 2006, nummer 2, p. 121-122.
  • BRAET M., Griffier Hugo De Roo-Winnebroot en zijn nakomelingen te Ruiselede, Tielt en Brugge (1700-1900), Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 22.3, 2005, p. 84, p. 95.
  • BRAET M., Rusleda 900 jaar. Een kroniek 1106-2006, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 23, 2006, nummer 4, p. 169, 176, 177, 182, 187-188, 189, 191, 205, 228, 229, 240.
  • BRAET M., 'Ruyslede by Tielt' dorpsgezicht in Sanderus' Flandria Illustrata' (1644), Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 20.4, 2003, p. 167-172.
  • BRAET M., COPPENS W., DEBACKER R., DEGUFFROY G., MEULEBROUCK G., De O.-L.-Vrouwkerk van Ruiselede, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 9, 1992, nummer 2, p. 57-88.
  • CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen, deel 1, Brugge, 2001, p. 207.
  • DEGUFFROY G., Ruiseleedse kapellen en kruisen, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 12.3, 1995, p. 98-99, p. 146.
  • DE LEERSNYDER L., De oprichting van het Ruiseleedse oorlogsmonument 1914-1918, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 10.4, 1993, p. 149-162.
  • DEPREDOMME J., VAN WONTERGHEM E., Vijftig jaar geleden. Ruiseledes schoonste dag, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 4.3, 1987, p. 99-124.
  • DE SMET G., Historiek van de kerk te Ruiselede (900-1968), Tielt, 1968.
  • HOSTE R., Ferdinand Hoste. Schrijnwerker en kunstenaar, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 5.3, 1988, p. 139-145.
  • JACOBS M., Zij die vielen als helden, deel 2, Brugge, 1996, p. 351.
  • NUYTTEN R., Bisschop Triest bezoekt Ruiselede (1), Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, 3.2, 1986, p. 114-120.

Bron: VAN VLAENDEREN P. & VRANCKX M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ruiselede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL39, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Orgel

Over de historiek der orgels vóór 1872 is niets bekend. Een doksaal en portaal zijn gebouwd door J. Dhuyvetter (Gent), in 1779. Een nieuw orgel werd geleverd door Louis Lovaert (Gent), in de jaren 1872-1876. In 1919 werd het instrument wegens oorlogsschade hersteld door J. Anneessens (Menen); in 1929 plaatste dezelfde een electro-ventilator. In 1953-54 had een ingrijpende ombouw plaats door Jos. Loncke & Zonen (Esen).

Auteurs: Roose, Patrick
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Is deel van
    Dorpskern Ruiselede

  • Is deel van
    Markt


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90575 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.