Niet gefusioneerde gemeente, gelegen in de Antwerpse Noorderkempen; grenzend aan Lille ten noordoosten, aan Herentals in het zuidoosten, aan Grobbendonk in het zuidwesten en aan het arrondissement Antwerpen in het westen en het noordwesten (Pulle, Pulderbos, Zoersel en Oostmalle). Landelijke woongemeente aan de Aa en de Kleine Nete. Zandige, relatief vlakke bodem. Totale oppervlakte: 2.764 ha. Inwoners op 31/12/2000: 7.352.
Hoewel zeker niet zo rijk aan Gallo-Romeinse archeologica als de aangrenzende gemeente Grobbendonk, getuigen toch enkele vondsten van menselijke aanwezigheid in deze periode; zo werd in 1907 in de wijk Sassenhout een bronzen standaard met Bacchuskop uit de eerste of tweede eeuw gevonden.
Vorselaar behoorde bij het Land van Geel in het Hertogdom Brabant; circa 1272/1274 kreeg Arnolf van Rotselaer het dorp in leen. Door erfenis kwam het naderhand aan Cornelis van Bergen; latere eigenaars waren Jan de Ligne (1555) en de familie van Arenberg, Jan de Proost, families de Pret en van de Werve. Het bestuur was in handen van een schepenbank, reeds vermeld in de 14de eeuw; ze ging ten hoofde in de Bijvang van Lier voor criminele zaken, in Zandhoven voor bestuurlijke kwesties.
Bij het begin van de negentiende eeuw was Vorselaar een vrij geïsoleerde, doch typisch Kempische plattelandsgemeente waar driekwart van de actieve bevolking werkte in de agrarische sector; de onbebouwde oppervlakte werd geleidelijk teruggedrongen ten voordele van landbouwgrond en bossen; in de loop van de 20ste eeuw zal echter ook de ontbossing toenemen. Een aantal inwoners was werkzaam in de kleiputten en steenbakkerijen te Rijkevorsel, de cementfabriek van Beerse of de dokken van Antwerpen.
Daarnaast was er begin 19de eeuw de relatief belangrijke textielverwerking: linnennijverheid, vlas- en wolverwerking en kantproductie, meestal in opdracht van grote textielhandelaren uit naburige steden, als Mechelen, Lier en Antwerpen. De textielverwerking bleef tot in de 20ste eeuw de belangrijkste productievorm. Sedert het begin van de twintigste eeuw groeide de gemeente bovendien uit tot een belangrijk diamantcentrum. Omstreeks 1906 zouden de gebroeders August en Louis Van Ginniken de eerste Vorselaarse diamantslijperij hebben opgericht op het Moleneinde; vooral in de jaren 1920 werd de gemeente gekenmerkt door talrijke slijperijen, haast in elke straat was er een "fabrikske" en nagenoeg elk huis bevatte wel een "snijkamer"; hiertoe werden de eenvoudige arbeiderswoningen vaak uitgebreid met een aanbouwsel. Bovendien werden grotere huizen gebouwd door de diamantairs of slijpersbazen; ze woonden in villa's met meerdere bouwlagen, omgeven door een grote tuin, afgesloten met ijzeren hekken. Teloorgang in de jaren 1940, doch heropbloei vanaf de jaren 1950, gevolgd door de oprichting van een diamantschool in 1963. Eén van de weinige architecturale resten van deze vroegere nijverheid is het huidige buurthuis Oostakker nummer 16; opgericht als diamantslijperij in het eerste kwart van de 20ste eeuw, werd het gebouw in 1921 ingericht als lagere school, vanaf 1963 als diamantschool en vanaf 1989 als buurthuis.
De naam Vorselaar zorgt daarenboven voor een enorme weerklank in de provincies Antwerpen, Brabant en Limburg door de stichting van katholieke scholen in een 150-tal parochies door de zusters der Christelijke Scholen van Vorselaar, een niet-contemplatieve congregatie met onderwijs als exclusief apostolaat. Zo participeerde de congregatie in belangrijke mate aan de ontwikkeling van het katholieke meisjesonderwijs in België. Het moederhuis, waarvan de oorsprong opklimt tot 1820, bevindt zich in het centrum van de gemeente en is in de loop van de 19de en de 20ste eeuw uitgegroeid tot een monumentaal, beeldbepalend ensemble.
Tot op heden zeer landelijke gemeente met sterk toegenomen woonfunctie, voornamelijk in het centrum dat zich bevindt in het zuiden en gekenmerkt wordt door een onregelmatig stratenpatroon met de Markt als middelpunt; ten oosten ervan een sociale woonwijk, opgetrokken door de Kleine Landeigendom der Zuiderkempen, en ingehuldigd op 15.06.1985, zie gedenkplaat hoek Tuinweg en Salvialaan. De eerste verkavelingen werden gerealiseerd in de jaren 1970 (Heikant, Hildering en Den Dijk, ten zuidwesten van het centrum); de recente woonwijken zijn vooral te situeren ten noordwesten en ten zuidoosten van het centrum. Verder ten zuidoosten bevindt zich nog een bosrijke zone, doorspekt met campings. Ten noorden van de kern ligt een uitgestrekte landelijke zone met verspreide hoeven. Beeldbepalend in de gemeente is vooral de ligging van het kasteel, zogenaamd "de Borrekens", in een cultuurlandschap ten noordoosten van het centrum, waarbij het kasteel en de bijhorende toegangsdreef, aangelegd in de tweede helft van de 17de eeuw, de kern vormen van een mooi parkbos met dreven. De zogenaamde Kasteeldreef", officieel een deel van de straat Vispluk, vormt een ruim 1 kilometer lange verbinding tussen het kasteel en de Sint-Pieterskerk met bijhorende pastorie in het centrum van de gemeente, een duidelijke verwijzing naar de vroegere samenhang tussen kerkelijke en wereldlijke macht. Een aftakking van de Kasteeldreef in zuidwestelijke richting, de zogenaamde "Beukendreef", heraangeplant in het voorjaar van 1995, loopt langs het kerkhof dat werd aangelegd naar ontwerp van J. Schellekens en werd ingewijd op 25 juli 1940; op het kerkhof bevindt zich in het midden een Christus aan het kruis van de hand van J. Minne (1947); het betreft een geschenk van Kardinaal Van Roey aan zijn geboortedorp ter gelegenheid van zijn 50-jarig priesterjubileum.
- Heemkundige Kring Joris Matheussen Vorselaar. Driemaandelijks tijdschrift, 1985, e.v.
- S.N.,Van Vorsselaer tot Vorselaar, Heemkring Joris Matheussen, Vorselaar, 2000.
- S.N., Vorselaar. Het heden groet het verleden, Heemkring Joris Matheussen, Vorselaar, 1997.
- S.N., Vorselaar vroeger, Uitgave van de Heemkundige Kring Joris Matheussen, Vorselaar, 1985.
- STROOBANT L., Note sur une enseigne de cohorte romaine, trouvée à Vorsselaer (Campine anversoise), (Taxandria, 1907, p. 98-101).
- VANDERSTRAETEN R. & PRENEEL M., [1820-1995] 175 jaar zusters der Christelijke Scholen Vorselaar, Leuven, 1996.
- VAN OLMEN A., Vorsselaer; Geschiedkundige Aanteekeningen over het Dorp en zijne Heeren, (Gedenkschriften van Taxandria, 1929, nummer 1, p. 5-36).