Opgelet! Dit object werd hernummerd. Het oude nummer 22163 werd vervangen door 122163. Gelieve eventuele verwijzingen naar dit oude nummer aan te passen.
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als unesco werelderfgoed kernzone Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye
Deze aanduiding is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye
Deze vaststelling was geldig van tot
Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye of zogenaamd Klein Begijnhof. Werd korte tijd na het Sint-Elisabeth- of Groot Begijnhof opgericht circa 1240. In tegenstelling tot het Groot Begijnhof was het Begijnhof op de "Groene Hoye" (tussen de Hooipoort en de Vijfwindgatenpoort) bestemd voor verarmde edelvrouwen en middenstandsdochters. Aanvankelijk bleef de stichting afhankelijk van de Sint-Jansparochie, doch in het derde kwart van de veertiende eeuw verwierf het begijnhof volledige parochiale rechten. Reeds in 1281 was het Klein Begijnhof volledig ingesloten en ommuurd: in het oosten met de Nederschelde als natuurlijke begrenzing, in het zuiden beschermd door de muur, wal en torens van de derde stadsomwalling, terwijl de grote toegang vanouds gesitueerd was in de muur die het begijnhof aan de Lange Violettestraat afsluit (westen). Tussen 1600 en 1700 werd het begijnhof volledig wederopgebouwd. Heden nog zijn de huizen en conventen gerangschikt rondom een centraal onregelmatig rechthoekig weiland, de zogenaamde dries afgezoomd met linden en haagbeuken terwijl de zuidoostelijke kant ingenomen wordt door de 17de-eeuwse begijnhofkerk. De zogenaamde Achterstraat omringt de noorderhelft van het begijnhof: aanvangend bij de ingang leidt zij met een elleboog en een breuk halverwege tot naast de Schelde. In de zuidoostelijke hoek bevinden zich de Sint-Godelievekapel (zonder nummer), het huis van de Grootjuffer (nummer 235) en de voormalige infirmerie (nummer 237). Enkel de pastorie en onderpastorie waren gesitueerd aan de Lange Violettestraat.
Na de aanvang van de moeilijkheden van de Gentse begijnhoven met de Commissie der Godshuizen in 1838 werden beide laatst genoemde huizen met openbare verkoping bedreigd. Tenslotte werd in 1851 enkel de pastorietuin door de Commissie verkocht voor de oprichting van een rijschool voor de ruiterijkazerne. Het volledige begijnhof werd in 1862 aangekocht door hertog van Arenberg waarbij de oorspronkelijke bestemming van de stichting definitief gevrijwaard werd. De rechten van de Commissie der Godshuizen in de kerk werden door dezelfde weldoener in 1892 afgekocht. Tussen 1860 en 1880 werden huizen en conventen bijgebouwd en wederopgebouwd. De buitenmuur werd op kosten van de hertog van Arenberg in 1866 gerestaureerd. Heden telt het Klein Begijnhof nog zeventien begijntjes die zich volgens de traditie nog steeds wijden aan de verzorging van zieke en bejaarde dames en aan de vervaardiging van borduurwerk. Het steeds toenemend aantal vrijgekomen huisjes en conventen wordt onder meer verhuurd aan alleenstaande of bejaarde juffrouwen en dames, en betrokken door verscheidene onderwijsinstellingen en revalidatiecentra.
Vanaf in de beginperiode van zijn stichting omvatte het begijnhof zeven afzonderlijke conventen die in de loop van de 17de eeuw heropgebouwd werden. Een convent is samengesteld uit verscheidene vleugels en buiten zijn omvang is het heden nog herkenbaar aan zijn ingangspoort die, in tegenstelling tot die van de gewone begijnhofhuisjes, verrijkt zijn met een omlijsting, een of andere bekroning en soms een nis met beeld. De originele benaming van de conventen bleef veelal in licht aangepaste vorm behouden.
Het begijnhof omvat naast het Groothuis, de pastorie en onderpastorie, negentig huizen en zeven conventen. De meeste huizen dateren uit de zeventiende eeuw en vertonen een opbouw van hetzelfde type: eenvoudige bakstenen breedhuizen van twee bouwlagen onder een zadeldak (Vlaamse pannen), op enkele uitzonderingen na met een voortuintje afgesloten door een witgekalkte muur en toegankelijk via een eenvoudig steekboogpoortje met een casement erboven. De verankerde bakstenen lijstgevels tellen drie of vier traveeën, enkele tellen er vijf (nummer 87, 95, 97, 115, 147, 149, 173, 181, 183, 229, 251, 255, 271) en nog andere slechts twee traveeën (nummer 91, 133, 159, 161, 189). De volgende huisjes zijn voorzien van een getrapt dakvenster (nummer 79, 81, 83, 85, 109, 117, 135, 141, 143, 167, 187, 217, 219, 257, 259, 271); andere hebben een dakvenster met puntgevel (nummer 163, 165, 169, 267); waarschijnlijk resulterend van een latere aanpassing zijn de dakkapellen met gebogen afdekking (nummer 191, 195, 241, 243), evenals de houten dakkapellen van nummer 99 en 103. De meeste gevels werden in de loop van achttiende of negentiende eeuw min of meer aangepast, volledig wederopgebouwd ofwel onlangs nog gerestaureerd. Slechts enkele huizen behielden al of sommige van hun zandstenen kruiskozijnen (nummer 95, 111, 165, 185, 189, 191, 195, 197, 199, 241, 243, 267). Aanvankelijk waren de rechthoekige muuropeningen voorzien van sponning, zandstenen hoek- of negblokken en dorpels, ontlast door gekoppelde rollaagjes of alternerend bak- en zandstenen boogstenen. In de meeste gevallen zijn de muuropeningen thans voorzien van bepleisterde omlijstingen zodat de behouden zandstenen elementen aan het oog onttrokken zijn, ofwel werd de zandsteen vervangen door baksteen of natuursteen. Vooral bij vernieuwde vensters en deuropeningen werd beschildering aangewend om zandstenen boogstenen en negblokken te imiteren. Sommige huizen werden volledig opgetrokken in de tweede helft van de negentiende eeuw (bijvoorbeeld nummer 113, 129, 131, 147, 149, 151, 153, 159, 187, 203, 217, 219). Bijna alle huizen dragen een huisnaam, een of andere Heilige of Maria titel, die vermeld staat op een ovale plaat aangebracht op de tuinpoort. Vele vertonen daarbij nog de originele smeedijzeren zeventiende-eeuwse deurraampjes in de vorm van een vierkant roostertje of luikje, een rond geajoureerd plaatje, enkele voorzien van een Christus-monogram. Vernieuwde poortjes (tweede helft negentiende eeuw) dragen een cirkelvormig of een neogotisch deurraampje van gietijzer. Daarnaast komen ook nog vele originele deurknoppen, -kloppers en -sloten voor.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Noord-Oost, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Er zijn vier groenzones in het begijnhof: het centraal gelegen binnenplein, de bleekweide in het noordoosten, het park van de grootjuffer in het oosten en de vijf windgatentuin in het zuiden. Daarnaast zijn er ook nog een aantal aanplantingen rondom de kerk.
Het centrale binnenplein is omzoomd door een U-vormige rij Hollandse lindes en zomerlindes en afgeboord met een ijzeren afsluiting. Dit grasplein fungeerde vroeger als centrale weide voor runderen en schapen. Naar verluidt zou de weide ook gebruikt zijn als begraafplaats, maar hier zijn geen relicten meer van te vinden. Centraal door het middenplein loopt een gekasseid dreefje dat aangeplant is met een combinatie van verschillende boomsoorten zoals appel, beuk, Japanse Sierkers, linde, haagbeuk en rode kersenpruim. Uit oude foto's blijkt dat dit oorspronkelijk een bredere lindendreef was.
De bleekweide, een kort gemaaid grasplein bedoeld om linnen te drogen, bevindt zich in de noordoostelijke hoek van het begijnhof, vlak langs de Nederschelde. Op die manier kon het pas gewassen linnen onmiddellijk uitgespreid worden over het grasplein waardoor het, dankzij de werking van zonlicht en zuurstof, een wittere kleur en frisse geur kreeg. Omwille van de functie werden er op een bleekweide geen bomen ingeplant. Ondertussen evolueerde de ruimte van bleekweide naar een groene rustruimte en werden in het noorden 8 notelaars in twee rijen aangeplant. Er werden ook enkele zitbanken en taxussen toegevoegd. Aan de oostrand, tegen de muur, bloeien in het voorjaar narcissen.
Ten zuiden van de bleekweide ligt de tuin van de grootjuffer. Deze evolueerde van nutstuin (moestuin) naar siertuin. Op oude foto's uit de eerste helft van de vorige eeuw, blijkt dat de tuin bestond uit een centraal ovalen gazon met bloemenperken met rondom een pad, rustbank en citrusplanten in potten. Langs de noordzijde werd de tuin beschermd door een rij canadapopulieren. In het noordwesten van de tuin staat ook een kleine kapel. De tuin doet nu dienst als park voor de begijnhofbewoners. De huidige aanleg, volgens plannen van Buro Vyncke & partners, dateert grotendeels van 1998. In de tuin vinden we nog een aantal opvallende bomen terug zoals een opvallende bruine beuk en witte paardekastanje naast het kapelletje. Daarnaast zijn er lentebloeiende sierheesters zoals krentenboompje, Chinees klokje, spierstruik en voorjaarsbes. In de kruidlaag groeien bodembedekkers als bosaardbei en O.L.V.-bedstro, vermoedelijk ooit aangeplante stinzenplanten.
De Vijfwindgatentuin dankt zijn naam aan de gelijknamige Vijfwindgatenpoort op het Klein Scheldeken, een gracht die langs de zuidrand van het begijnhof liep. De gracht is ondertussen gedempt en is nu een privétuin met parking horende bij het Groothuis. Hier bevinden zich nog de laatste overblijfselen van één van de torens van de poort. Ten noorden van de voormalige gracht bevond zich vroeger de moestuin en boomgaard. We vinden hier nog steeds opmerkelijke soorten zoals een vijgenboom en kweeperen terug.
De mooiste beplanting van het begijnhof is een nagenoeg intacte rij van 8 gekandelaarde Hollandse Lindes parallel met de oostzijde van de kerk. Voor de hoofdingang van de kerk staan 6 kogelacacia's, 4 oudere en 2 jongere exemplaren. Deze aanplantingen rondom de kerk dateren vermoedelijk van de jaren '50 van vorige eeuw.
Tot slot komen op de begijnhofsite ook een aantal waardevolle muurvegetaties voor: muurbloem (Erysimum cheiri), steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) en muurvaren (Asplenium ruta-muraria).
Omvat
Bomenrij van gekandelaarde linden Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye
Omvat
Bomenrij van gekandelaarde linden Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye
Omvat
Convent Sblonden
Omvat
Convent Ten Langenacker
Omvat
Convent Ter Bruineghem
Omvat
Convent Ter Liefs
Omvat
Groothuis
Omvat
Heilige Grafkapel
Omvat
Infirmerie
Omvat
Opgaande bruine beuk bij Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Hoye
Omvat
Opgaande bruine beuk bij Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Hoye
Omvat
Opgaande esdoorn bij Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Hoye
Omvat
Opgaande esdoorn bij Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Hoye
Omvat
Opgaande paardenkastanje bij Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Hoye
Omvat
Opgaande tamme kastanje bij Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Hoye
Omvat
Poortgebouw
Omvat
Sint-Begga Convent
Omvat
Sint-Godelievekapel
Omvat
Treurbeuk bij Klein Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Hoye
Omvat
Tuinkapel
Is gerelateerd aan
Groot Begijnhof
Is deel van
Lange Violettestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Begijnhof Onze-Lieve-Vrouw ter Hoye [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122163 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.