is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stadhuis van Brugge
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Stadhuis van Brugge
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Markt en Burg met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stadhuis van Brugge
Deze vaststelling was geldig van tot
Vanaf circa 1280 vergaderen de schepenen in het hier gelegen zogenaamde "Ghyselhuus", waarin ook de grafelijke gevangenis is ondergebracht. In het vierde kwart van de 14de eeuw gebeurt de afbraak van het vervallen gebouw.
Huidig gebouwencomplex, ten noorden begrensd door Burg, ten oosten door Blinde Ezelstraat, ten zuiden door de Reie en ten westen door de Heilig-Bloed- en Sint-Basiliuskapel, is fasegewijs tot stand gekomen. Hoofdgebouw én oudste gedeelte aan de Burg; links en rechts, overbouwde doorgangen van Blinde Ezelstraat en doodlopende steeg. Laatst genoemde loopt tot eind 16de eeuw omheen het toenmalige stadhuis en is bebouwd met de kapelanieën van de Sint-Basiliuskapel. Dit zogenaamde "Beenhouwersstraatje" wordt grosso modo opgenomen door de opeenvolgende uitbreidingen in zuidelijke richting naar de Reie toe.
1. Oudste vleugel. Dooreengenomen beschouwd als het eerste monumentale, middeleeuwse stadhuis van onze gewesten; eerste toepassing van Brugse travee en onder invloed van de Brabantse gotiek, typerende beeldnissen ter hoogte van de penanten. Als mogelijke ontwerpers worden voorgedragen: J. van Rijsel, de sloper van het "Ghyselhuus", M. Saghen, besteller van de nieuwe steen, of J. Roegiers, eerste werfleider.
1376: eerste steen door graaf Lodewijk van Male. 1421: voltooiing vertraagd ten gevolge van stilleggen werken tussen 1380-1385 naar aanleiding van onlusten met Gentenaars. J. van Valenciennes staat in voor beeldhouwwerk, onder meer de gevelbeelden - gepolychromeerd onder andere door J. van Eyck - die in de loop van de 15de, 16de, 17de en 18de eeuw aangevuld worden en waarvan de iconografie figuren uit het Oude en Nieuwe Testament, naast de respectievelijk heersers van Vlaanderen, als graven, gravinnen, aartshertogen en keizers, omvat.
1711: borstwering van noordgevel verrijkt met wapenschilden van voormalige subalterne gemeenten van Brugge.
1766: linker portaal van eerste naar tweede travee, overkluizing van gelijkvloerse verdieping met stenen gewelven op Dorische zuilen en op de bovenverdieping, wegnemen van houten zuilen en ophangen van het houten gewelf aan het dakgebint door middel van trekkers.
1792: Franse Revolutie vernielt gevelbeelden en wapenschilden.
1852-1863: totale buitenrestauratie, mogelijk met neogotische toevoegingen en plaatsen van nieuwe beelden door J. Geefs (Antwerpen) en C. Geerts (Leuven) in samenwerking met J. Van Nieuwenhuyse (Brugge); tevens reinigen van voorgevel.
Circa 1875: aftakeling van de beelden - slechte materiaalkeuze! - resulteert in de geleidelijke verwijdering ervan.
1876, 1879-1880: restauratie van afkondigingspui (voorgevel), achtergevel en traptoren.
1884: plaatsen van stucreliëfs van J. Van Nieuwenhuyse (Brugge) met scènes uit Oude Testament op plaats van de vernielde wapenschilden.
1890-1905: neogotische inrichting van het interieur onder leiding van architect L. Delacenserie (Brugge). Gelijkvloerse verdieping: vervangen van stenen overwelving door vlakke zoldering. Bovenverdieping, ingericht tot de zogenaamde "Gotische Zaal", na samenvoeging van de kleine en grote schepenkamer onder doorgetrokken gewelf, en opnieuw openen van twee vensters in achtergevel.
1924: P. Hinderyckx kapt nieuwe beelden van Onze-Lieve-Vrouw met de inktpot, Maria en de engel Gabriël (1937).
1939: restauratieproject voor dak naar ontwerp van architect J. Viérin (Brugge), echter niet uitgevoerd ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog.
1958-1962: nieuwe restauratie naar ontwerp van architect L. Viérin (Brugge) nu uitgebreid naar torens, vernieuwen van de beeldnissen, schoorstenen en vervangen van de Bijbelse reliëfs van 1884 door gepolychromeerde wapenschilden naar ontwerp van N. Gerrits (Antwerpen) in samenwerking met P. De Wispelaere (Brugge) voor de polychromie, zie toestand van 1711.
1969-1970: voor de beelden opteert men in plaats van voor het kopiëren van de beelden uit de 19de eeuw, voor het kappen van nieuwe. M. Witdouck (Lovendegem) vervaardigt zeven beelden met gotische inslag, geplaatst op de onderste rij.
1981: uitschrijven van een wedstrijd naar aanleiding van de langdurige polemiek over vorm en stijl van de 48 ontbrekende beelden; de winnaars zijn L. Canestraro en S. Depuydt (Snellegem), in samenwerking met P. Goetinck en J. Franck (Brugge). Zij kappen uiteindelijk de overige beelden naar de iconografie van vóór het ancien regime i.e. figuren uit het Oude en Nieuwe Testament, naast de respectievelijk heersers van Vlaanderen, als graven, gravinnen, aartshertogen en keizers, doch geplaatst op andere consoles, die met name de wapenschilden van de subalterene steden uitbeelden.
1981, 1985-1986: consoliderende restauratie van gevels, bedakingen en centrale traptoren onder leiding van architect P. Viérin (Brugge).
1995: reiniging van voorgevel.
Constructie van Lediaanse kalkzandsteen met uitzondering van bakstenen achtergevel; twee bouwlagen op rechthoekige plattegrond. Typerende indeling met twee beuken van zes traveeën, doorgetrokken van kelder tot nok; tegen achtergevel, centrale traptoren op veelhoekig grondplan. Huidig uitzicht resulteert uit opeenvolgende restauraties.
Verticaal gelede voorgevel met Brugse travee, type I, waarvan penanten geritmeerd door gekoppelde beeldnissen met figuratieve consoles en pinakelvormige baldakijnen. Aflijnende, gekanteelde borstwering verrijkt met rondboogfries en driepassen. Typerende overkragende hoek-, midden- en traptorens onder leien spits; casementen met soortgelijke beeldnissen onderaan, traceringen bovenaan en opengewerkte borstwering met pinakels op spuwers. Imposant leien zadeldak met l. natuurstenen en r. bakstenen vorstkam voorzien van hogels en kruisbloemen; houten dakkapellen waarvan windborden uitgewerkt met hoofden en bekronende, vergulde engel. Hoge zijpuntgevels met aandak uitlopend op getorste schoorstenen.
De kruiskozijnen van begane grond gaan via borstwering met gepolychromeerde wapens van gemeenten over in spitsbogige tweelichten met maaswerk onder accoladebogige druiplijst, afgezet met hogels en kruisbloemen. Soortgelijk uitgewerkte spitsboogportalen in tweede en vijfde travee. Linker-zijgevel: twee korfboognissen met open driepas.
Interieur. Tweebeukige kelder toegankelijk via luiken in zijgevels: kruisribgewelven, deels van natuur- en deels van baksteen, met rozetvormige sluitstenen, op ronde pijlers en kraagstenen; in de zuidmuur, twee kaarsnissen.
Begane grond. Tweebeukige zaal overzolderd d.m.v. ijzeren T-balken bekleed met eikenhout; centrale composietzuilen; tegen zijmuren, korbelen en stijlen op figuratieve, natuurstenen consoles van 1898 door P. De Wispelaere (Brugge). Toegang tot "Nieuwe Schepenkamer" via natuurstenen portaal in neorenaissancestijl, van 1897 door M. D'Hondt (Brugge). Twee spitsbogige doorgangen naar brede, stenen trap van 1894-1898, tegen oostelijke muur. Tegen lange muren, smeedijzeren lantaarns door E. en A. de Voogt; dito trapleuning door P. Mestdagh (Brugge). Natuurstenen bordes naar afkondigingspui.
Bovenverdieping zogenaamde "Gotische Zaal" naar de doorgedreven vormgeving van 1890-1905, gebaseerd op bewaarde elementen. Gepolychromeerd "hangend" kruisribbengewelf van hout; ribben en kraagstenen met thematische voorstellingen van jaargetijden, maanden en natuurelementen, zijn nog oorspronkelijk en onder meer het werk van J. van Valenciennes en G. Van der Houtmeersch. Markante muurschilderingen door A. en J. De Vriendt met belangrijke taferelen uit de Brugse geschiedenis, boven de eikenhouten sokkellambrisering door F. Devriendt-Scourrion. Westmuur: monumentale pronkschouw in 1895 geschonken door het Provinciebestuur. Oostmuur: doorgang naar Burgerlijke Griffie via gekoppelde korfboogdeuren, opgenomen in hoge spitsboogomlijsting met blind maaswerk en schildhouders van West-Vlaanderen en Brugge; flankerende nissen met bronzen beelden van stadspatroon, Sint-Donatius, en eerstesteenlegger, Lodewijk van Male. Zuidmuur: twee korfboogvormige en twee spitsboogvormige deuren. Laatst genoemde als sobere varianten van portalen in voorgevel.
Zolder: typische sporenkap uit het vierde kwart van de 14de eeuw; drie hanenbalken en -vlieringen op geschoorde makelaars die van trekbalk tot nok lopen.
Traptoren: oorspronkelijk enige verbinding tussen begane grond, eerste verdieping en zolder. Natuurstenen wenteltrap met bakstenen overwelving, eindigend in bakstenen kruisgewelf met natuurstenen ribben; geprofileerde sleutel en consoles.
2. Eerste uitbreiding, nu volledig ingesloten, dateert wellicht van circa 1410. Twee bouwlagen; oorspronkelijk vier traveeën.
1766: verlenging met één travee uitlopend op driezijdige sluiting. Oudste gedeelte bewaart balken op profetenconsoles. Uitbreiding in classicistische stijl; monolithische, arduinen zuilen van de Ionische orde - 18de-eeuwse steenhouwersmerken te identificeren met J. Cornet en D. Derideau (Arquennes en Feluy) - markeren de doorgang; ritmerende soortgelijke pilasters. Bovenverdieping ingericht als museum zogenaamde "Historische Zaal".
3. Zogenaamd "Nieuwe Schepenkamer" opgetrokken in 1523 naar ontwerp van meester-metselaar J. de Maech na brand van 1946 herbouwd door architect J. Viérin (Brugge). Rechthoekige vleugel met vrijstaande zuid- en westgevel. Bakstenen constructie van vijf traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak. Zuidelijke puntgevel: Brugse travee, type II, gereconstrueerd naar het oorspronkelijke patroon, hier voor het eerst toegepast.
4. Derde uitbreiding oorspronkelijk met kapel, keuken en wezenkamer gebouwd in 1544-1545 door meester-metselaar C. Sixdeniers; heringericht in de loop van de 18de eeuw en heden opgedeeld in bureaus. Eén à twee bouwlagen; vrijstaande gevel - onder meer met getrapte top - in Blinde Ezelstraat consoliderend gerestaureerd in 1981. Baksteenbouw met gebruik van zandsteen voor plint en kruiskozijnen in getoogde omlijsting.
Interieur: gotisch netgewelf met geprofileerde sleutels en kraagstenen vermoedelijk als restant van de stadhuiskapel Interieur aan straatzijde, kleine salons in rococostijl en onder meer met Pulinx-schouw van faience. Huidig bureau van stadssecretaris bewaart laatgotische schouw gedateerd "1544" en onder meer versierd met wapenschilden van Brugge en Vlaanderen.
5. Zogenaamde "Nieuwe Vierschaar". Rechthoekige vleugel waarvan zuid- en westgevel via tuintje uitzien op de Reie. Gebouwd in 1603-1604, volgens de bouwnaden en onderkeldering vermoedelijk in twee kort opeenvolgende fasen. 1829: verhoging met één bouwlaag.
Heden twee bouwlagen en acht traveeën onder leien schilddak met dakkapellen. Verankerde baksteenbouw met gebruik van zandsteen voor plint, vernieuwde kruiskozijnen van eerste bouwlaag en hoekblokken. Westelijke puntgevel: twee 17de-eeuwse kruiskozijnen dichtgemetseld in de 19de eeuw.
Interieur. Tweebeukige kelder met graatgewelf, in westelijk deel op pilasters; voorts op arduinen zuilen met geprofileerde kolom - niet geïdentificeerd steenhouwersmerk; tegen noordwand laatgotische schoorsteen.
Begane grond: typische 18de-eeuwse enfilade met de "Oude Raadzaal" en de twee "Voorkamers van het College". Eerst genoemde empiregetint: marmeren schoorsteenmantel waarboven spiegel, lambrisering met wandbespanning en fraaie parelkroonluchters. Overige kamers eveneens met marmeren schouw; opvallende kasten van 1714 en 1762.
6. Voormalige "Thesaurie", heden conciërgewoning en burelen. Hoekpand Blinde Ezelstraat/ Reie; jaarankers 1614. Gevels en bedaking gerestaureerd in 1981. Twee bouwlagen en zeven traveeën onder leien zadeldak met houten dakkapellen. Verankerde baksteenbouw met gebruik van natuursteen voor hoekblokken en kruiskozijnen. Laatst genoemde beneden voorzien van accoladebogige ontlastingsbogen. Reiegevel: sokkelvormende kelderverdieping waarboven Brugse travee, type I, afgelijnd door middel van gesloten borstwering; zijpuntgevels, respectievelijk getrapt en met in- en uitgezwenkte top.
Interieur. De binneninrichting dateert grosso modo van 1854-1856. Houten wenteltrap en schouwtje tussen muurkasten, mogelijk uit begin 19de eeuw.
7. Traptoren naar ontwerp van L. Delacenserie (Brugge) van 1903-1904 als nieuwe verbinding tussen de administratieve vleugels en vanuit Blinde Ezelstraat bereikbaar via neobarok poortje bekroond met vrouwenbuste.
Interieur. Neogotische wenteltrap van natuursteen, in koker opengewerkt door bogen; uitgewerkte ijzeren leuningen.
8. Kabinet van de Burgemeester als neorococo-getint, laag gebouwtje naar ontwerp van architect L. Dugardyn (Brugge) van 1972.
Bron: GILTÉ S. & VANWALLEGHEM A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nA, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De bewaarde oorspronkelijke dakkap van het stadhuis bestaat uit 64 sporenparen met telkens drie hanenbalken. De kap is verstevigd met zeven makelaars en vijf schaargebinten waarvan de voet verstevigd is met hoge standzonen. De veldatum van het eikenhout is gedateerd tussen 1365 en 1387, wat overeenstemt met de historische gegevens over de bouwgeschiedenis van het stadhuis.
Op de flieringen van de kap staan grote, licht gekromde schoren tegen de makelaars. Deze schoren zijn hergebruikte balken (andere kwaliteit eikenhout, complexe merktekens die soms zijn doorkruist met nieuwe telmerken). Dendrochronologisch onderzoek dateert de veldatum tussen 1226 en 1244. De oorsprong van de hergebruikte balken, bijvoorbeeld uit het “Ghyselhuus” dat verdween voor de bouw van het stadhuis, is onduidelijk.
Is deel van
Burg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stadhuis van Brugge [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/29238 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.