is deel van de aanduiding als vastgesteld landschapsatlasrelict Grote Nete van Zammel tot Zoerle, Beeltjens en de depressie van Goor-Asbroek
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein de Merode
Deze bescherming is geldig sinds
In navolging van de abdij van Tongerlo, die sinds het begin van de 17de eeuw gestart was met de aanleg van bossen en dreven in stervormige patronen, startte veldmaarschalk Jean-Philippe-Eugène de Merode (1674-1732) vanaf 1710 met de aanleg van rechte dreven over heel het grondgebied van de Heerlijkheid Westerlo.
De markies had het recht om dreven aan te leggen op basis van een ordonnantie van 3 februari 1570 die hem het recht gaf om nieuwe wegen aan te leggen wanneer de bestaande wegen smal en quasi onbruikbaar waren. Deze nieuwe wegen moeten recht zijn en geflankeerd door bomen en een gracht langs beide zijden. Volgens dit document moest de heer de wegen ook egaliseren en bruggen bouwen voor de zijwegen en waterlopen (Vleugels J., 1998).
In 1710 stelde de markies zelf vast hoe slecht de wegen in zijn markiezaat erbij lagen en begon hij met de aanleg van dreven over heel zijn grondgebied.
Het aanleggen van de dreven gebeurde op een korte periode (1710 tot circa 1725) en kostte 40.000 florijnen, een gigantisch bedrag. De aanleg ging dan ook gepaard met heel wat moeilijkheden. Veel gronden van particulieren moesten gekocht of geruild worden en ook het rechttrekken en egaliseren van de oude kromme wegen met gaten en bulten was geen sinecure. Daarnaast kon hij weleens problemen hebben met het weer en met het bekomen van zijn planten. Er werd onder andere plantgoed van eik, beuk, linde en berk gebruikt.(Vleugels J., 1998)
Uit zijn mémoires blijkt dat hij deze liet aanleggen, 'niet alleen om de wrevel die het nietsdoen opwekt af te houden, maar ook om voor zijn nakomelingen de uitgaven en de schulden te compenseren die hij had moeten maken voor zijn processen, voor zijn bevordering en voor het dienen van zijn meesters. Het was ook zijn bedoeling om voor zijn afstammelingen de tegenslagen te vergoeden die hij tijdens zijn leven meegemaakt had, zoals bijvoorbeeld de uitgaven van zijn arme moeder, zijn verliezen in het bombardement van Brussel, in zijn veldtochten en in zijn reizen.' (Vleugels J. 1998).
De dreven bestonden meestal uit drie rijen bomen, voornamelijk eiken en beuken, en een gracht langs weerszijden van de wegzate. De gangen tussen de dreven werden verhuurd om het vee te weiden en voor gebruik van het snoeisel. Al het hout en snoeisel dat op de grond lag was voor de pachter. Men mocht echter geen hout kappen en men mocht er nog geen hout uithalen vooraleer er iemand geweest was om in verhouding tot de hoeveelheid hout de prijs te bepalen. Uit een document van het jaar 1792 blijkt immers dat de graaf het sleunsel verkocht. Af en toe werden ook bomen geveld voor het uitvoeren van reparatiewerken. (Vleugels J., 2001). Wanneer een dreef kaprijp was, werd de volledige dreef gekapt voor de houtopbrengst en heraangeplant. Uit een figuratieve kaart uit 1787 blijkt dat het grootste deel van de dreven in Westerlo tussen 1780 en 1788 opnieuw werd aangeplant. Bij de heraanleg van de wegen in de 20ste eeuw werden de meeste dreven gekapt en niet of slechts met een enkele dreef heraangeplant.
De verbinding tussen het kasteel van Westerlo en de abdij van Tongerlo werd als eerste van vele dreven gerealiseerd in 1710-1711.
De dreef naar Zammel of Geel, op dat moment lopende ter hoogte van de huidige Merodedreef tussen de Biest en de kapel van de Huypensberg, werd aangelegd in 1711 en beplant met 6 rijen eiken en beuken. Het gedeelte tussen de Biest en de dreef naar Tongerlo werd vervolledigd in 1715. In 1722 werd in het verlengde van deze dreef de Beeltjensdreef aangelegd, die op dat ogenblik ook de naam gaf aan heel het tracé gaande van Zoerle tot Zammel. De lopen tussen de dreef werden verpacht om vee te beweiden zoals blijkt uit een 18de-eeuws archiefstuk: 'Het 1e deel der Beijltjens dreve beginnende van den Huijpensbergh tot aen de Tongerloo Dreve te bewijden op conditie van de beesten int seel te houden soo daniglijck dat sij aen de geleende goederen geene schaede toebrengen.'(AR, FAMW, 34/1, 2366). Deze dreef verdween bij de aanleg van de 'ring' rond Westerlo in de eerste helft van de jaren 1970, waarbij wel het tracé van de dreef, ondertussen de Merodedreef genaamd, behouden bleef, maar de flankerende bomen eraan moesten geloven.
Het kasteelpark ten zuiden van de Grote Nete werd aangelegd in 1711. Op een figuratieve kaart waarop de spiegelvijver met flankerende dreven getekend staat, staan ook al de plannen voor de 'Hooge Dreef' ten zuiden van het park, de 'Lange dreef' ten oosten van het park, de 'Nieuwe Kaaibeekdijk' tussen de Kaaibeekhoeve en de Varendonksesteenweg (het gedeelte tussen de hoeve en de dreef naar Geel bestond toen al) en de 'Dreve door de Swaendoncken', die de Lange dreef en de Kaaibeekdijk met elkaar verbindt, afgebeeld. Deze werden vermoedelijk kort nadien aangelegd. In 1786 werd de Kaaibeekdijk heraangeplant en bedroeg deze een oppervlakte van 2 dagmalen en 70 roeden. Waarschijnlijk is hier sprake van een 'dijk', omdat het wegdek opgehoogd werd, vermoedelijk omdat deze dreef gelegen was tussen de natte valleigronden. De Lange dreef werd heraangeplant in 1788 en had toen een oppervlakte van 1 bunder, 1 dagmaal en 53 roeden. Deze drie dreven ontsnapten grotendeels aan de wegenaanleg die in de 20ste eeuw plaatsvond. Enkel de Hoge dreef is voor een gedeelte geasfalteerd. Langs dit gedeelte zijn de bomen ook verdwenen. Het meest oostelijke deel is nog onverhard en hier staat aan de zuidzijde nog een bomenrij, bestaande uit hoofdzakelijk beuken. Ook de Kaaibeekdreef is nog steeds onverhard en door grachten geflankeerd. De dreef is nog grotendeels beplant met een dubbele rij eiken, aan weerszijden van de gracht een rij. De Zwaandonkse dreef, eveneens onverhard, is aan weerszijden beplant met een enkele rij Amerikaanse en zomereiken. Deze dreef wordt niet veelvuldig gebruikt en is al gedeeltelijk dichtgegroeid.
De Diestse dreef, lopende vanaf de Zoerledreef (Koning Leopoldlaan, Westerlo) en langs het kasteelpark tot aan de Hooich(?) Berghe Dreve (Berglaan, Herselt) werd gedeeltelijk aangelegd in 1713 en vervolledigd in 1715. Deze dreef werd aangeplant met 6 rijen eiken. De beplanting van deze dreef is ondertussen volledig verdwenen. Door de aanleg van de N19 in 2001 werd het tracé bovendien doorgeknipt ter hoogte van het kasteelpark de Merode.
De dreef naar Zoerle, de huidige Koning Leopoldlaan, werd aangelegd in november 1714 en werd beplant met 6 rijen eiken. De totale oppervlakte van deze dreef bedroeg in 1787 1 bunder, 3 dagmalen en 69 roeden en werd in die periode ook heraangeplant. Dreven werden immers geplant voor de houtopbrengst en werden regelmatig (meestal om de 80 à 90 jaar), gekapt en heraangeplant. Later werd de dreef doorgetrokken tot aan de molen op de Asberg.
De Kwarekkendreef werd in 1718 aangelegd. Deze liep oorspronkelijk volledig langs de zuidrand van de donk maar werd in de tweede helft van de 18de eeuw, bij de oprichting van de Marlyhoeve, verlegd naar het huidig traject, waardoor er een knik in het tracé ontstond. Het oude tracé is echter nog steeds zichtbaar. Enkel het gedeelte dat nu Annadreef genoemd wordt heeft het uitzicht van een dreef bewaard en is beplant met opgaande zomereiken.
In 1721-1722 werden de ster en de dreven in de Beeltjens aangelegd: de Beeltjensdreef, de Spikdoorndreef (nu Papedreef) en de Hollandse dreef, een werk dat hem toen tienduizend florijnen kostte. De Hollandse dreef is nu niet meer volledig, de Papedreef wel.
Op 18de-eeuwse figuratieve kaarten met de bezittingen van de Merode staan nog meer dreven aangeduid, zoals de Dreve naar Overwijs, de Dreve naar de kerke (Sint-Lambertusstraat, Westerlo) en de Hooich(?)Berge Dreve (Berglaan, Herselt). De precieze aanlegdatum van deze dreven is niet gekend, maar vermoedelijk werden de eerste twee in de jaren 1710 aangelegd en de laatste in de jaren 1720. Langs de dreef naar Overwijs staat nu nog steeds een dubbele rij bomen geplant. Bij de heraanleg van de Sint-Lambertusstraat werden langs weerszijden platanen aangeplant. De Berglaan is enkel aan de zuidzijde nog met jonge bomen beplant.
Eens de dreven aangelegd, trok de markies zich blijkbaar weinig aan van het onderhoud gezien een aantal klachten en een uitspraak van de Raad van Brabant met betrekking tot dit onderwerp. De dorpelingen vonden dat het onderhoud van de dreven ten laste van de markies viel: volgens een zekere J.F.. Otto hoorden de bomen immers bij de weg en waren ze bijgevolg eigendom van de markies, en was hij dus ook verantwoordelijk voor het onderhoud. De Merode zag de zaken echter anders. Hij beriep zich op het recht om bomen te planten langs publieke wegen en alle niet schadelijke voordelen hiervan te innen. Indien hij eigenaar was zou hij de gangen tussen de bomen kunnen afsluiten, wat hij niet deed. Integendeel, voetgangers konden dank zij die bomen nu genieten van een aangenamere wandelweg. Hij inde enkel tol voor de bruggen en dus diende het tolgeld zijns inziens enkel tot onderhoud van deze bruggen. Bovendien waren de inwoners van Westerlo vrijgesteld van deze tolgelden. De raad van Brabant stelde de Merode echter in het ongelijk. Deze raad besliste dat de bomen wel degelijk deel uitmaakten van de weg en veroordeelde de markies tot het vergoeden van de snoeikosten aan de gemeenschap. (Vleugels, 1998)
Auteurs: Kinnaer, Anse
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Grote Nete van Zammel tot Zoerle, Beeltjens en de depressie van Goor-Asbroek
Is deel van
Herselt
Is deel van
Westerlo
Is gerelateerd aan
Beeltjensdreef
Is gerelateerd aan
Kasteel de Merode
Is gerelateerd aan
Kasteeldomein de Merode
Is gerelateerd aan
Opgaande lindendreef
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dreven in Westerlo en Herselt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301571 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.