Kasteeldomein Gruuthuse
inventaris bouwkundig erfgoed \ bouwkundig relict
ID: 88057
URI: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88057
Locatie
Alternatieve naam | Kasteeldomein van Oostkamp; Kasteeldomein Gruuthuyse |
---|---|
Provincie | West-Vlaanderen |
Gemeente | Oostkamp |
Deelgemeente | Oostkamp |
Straat | Stationsstraat |
Locatie | Stationsstraat 186-190, 196-198, Oostkamp (West-Vlaanderen) |
Status | Bewaard |
Administratieve gegevens
Gebeurtenissen |
|
---|---|
Links |
Juridische gevolgen
is vastgesteld als bouwkundig erfgoed
Gruuthusekasteel
Deze vaststelling is geldig sinds 14-09-2009.
is beschermd als monument
Kasteeldomein Gruuthuse en bosboom
Deze bescherming is geldig sinds 14-07-2010.
Beknopte karakterisering
Beschrijving
Stationsstraat nr. 196/ Gruuthuselaan. "
Circa 1200 krijgen de heren van Gruuthuse van graaf Boudewijn IX het gruutrecht toegekend, wat inhoudt dat de heren van Gruuthuse het monopolie bezitten op de verkoop van kruidenmengsels of 'gruut' aan de brouwers. 'Gruut' werd geleverd door een struik, de gagel, en werd als smaakstof aan bier toegevoegd, totdat de hoppe die functie overnam. Later houdt dat gruutrecht ook in dat zij belasting mogen innen op het transport van gruut langsheen het 'Gruut-huis' via de Rivierbeek en op het gebrouwen bier zelf. Daarmee weten de Gruuthuses rijkdom, status en invloed te verwerven.
Lodewijk van Brugge (1422-1492) is baron van Spiere, heer van Oostkamp, Hamstede, Avelgem, Beveren, Tielt, ten Hove, heer van Gruuthuse, ridder van het Gulden Vlies, raadheer en kamerheer van de hertogen Filips en Karel van Bourgondië, luitenant-gouverneur en kapitein-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. In 1455 huwt hij met Margareta van Borsele. Hij is een mecenas met een bijzonder rijke kunstcollectie van o.m. handschriften. Op een vijftal van die handschriften, gedateerd tussen 1473 en 1476, verschijnt een groot kasteel dat als het toenmalige kasteel van "
O.m. in 1470 verblijft de Engelse koning Edward IV enige tijd in het kasteel van Lodewijk van Gruuthuse en in september 1477 brengen ook gravin Maria van Bourgondië en haar echtgenoot aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk een bezoek aan Lodewijk in zijn kasteel.
In 1616 wordt het geheel omschreven als "
In zijn "
In 1670 tekent landmeter Jacques Lobberecht een grondplan van de kasteelsite. De driehoekige structuur van het hof wordt opgedeeld door een gracht die de scheiding vormt tussen het opperhof met kasteel en het neerhof met inrijpoort. De tekening van het kasteel toont twee lage volumes met aan beide zijden een (ronde ?) toren. De inrijpoort is eveneens geflankeerd door twee kleinere torentjes. Een Oostkampse gebouweninventaris beschrijft het kasteel in 1673 als een "
Op een kaart van de heerlijkheid Oostkamp van 1703 staat de kasteelsite afgebeeld, bestaande uit een poortgebouw dat geflankeerd wordt door torentjes en een kasteel met minstens één grote toren. Identieke configuratie op andere 18de-eeuwse kaarten, zoals een Legger van bossen te Oostkamp, eigendom van de hertog van Ursel, bewaard in het Rijksarchief te Brugge: weergave van het kasteel, aanduiding van de "
Het primitief kadasterplan (circa 1835) toont een kasteelsite met grosso modo driehoekig grondplan, omringd door een gracht die tot tegen de Rivierbeek loopt. Een tweede gracht snijdt de driehoek doormidden en scheidt het opperhof met het kasteel van het neerhof met de nutsgebouwen en de toegangspoort. Identieke configuratie op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) en de Atlas van Vandermaelen (1846-1854). Op de oudste foto van de site, daterend van 1860, verschijnt het toenmalige kasteel als samenstel van drie naast elkaar gebouwde volumes: een eerste van twee bouwlagen, een tweede licht achteruitspringend volume van drie bouwlagen en een derde haaks daarop gebouwd, eveneens van drie bouwlagen. In de oksel van de twee laatste staat een ronde traptoren, mogelijk een restant van het middeleeuwse kasteel.
Op 22 november 1888 start graaf Charles-Marie d'Ursel (1848-1903), na de afbraak van het bestaande gebouw het jaar ervoor, met de bouw van een volledig nieuw kasteel. De toegangspoort en één kleine ronde toren blijven bestaan. Graaf Charles-Marie d'Ursel was gouverneur, eerst van Henegouwen (hij woonde in Mons) en vanaf 1901 van West-Vlaanderen; wellicht verklaart deze professionele relatie (onder meer) de keuze van de architect. Naar verluidt doet de graaf namelijk beroep op architect René Buyck (1850-1923). Deze is Westvlaams provinciaal architect vanaf 1878 en hij ontwerpt onder meer de kerken van Zeebrugge en Beernem en samen met de Brugse stadsarchitect Louis Delacenserie leidt hij belangrijke restauratieprojecten zoals die van het Provinciaal Hof en het postgebouw op de Markt in Brugge. René Buyck had in 1882 reeds het Oostkampse gemeentehuis (cf. Gemeenteplein nr. 1) ontworpen in een soortgelijke neo-Vlaamse renaissancestijl.
Na een eerste ontwerp voor het "
Het kasteel is grotendeels voltooid in 1890, gevolgd door de bouw en ingebruikname van de huidige conciërgewoning (1891). In 1892 wordt volgens het kadaster het nieuwe kasteel in gebruik genomen, samen met de nieuwe paardenstallingen en het koetshuis. Het kasteel heeft een kelder, twee verdiepingen en een monumentale dakverdieping in leien, die nog eens drie bouwlagen telt o.m. een enorm waterreservoir.
Het
Het gebouw heeft een quasi vierkante, tweeledige plattegrond: links de doorrit en rechts het woongedeelte van de portier. Het geheel telt twee bouwlagen, onder een vrij spits zadeldak tussen twee zijtrapgevels, met aan de voor- en de achterzijde telkens een dakvenster en twee dakkapellen. Aan de kant van het kasteel wordt het poortgebouw sinds circa 1890 geflankeerd door twee ongelijke hoektorens onder een tentdak op polygonaal grondplan. Boven de poort aan de straatkant zit een rondboognis met een voorstelling van Maria. Aan de kant van het kasteel prijkt een natuurstenen bas-reliëf met het wapenschild van de familie d'Ursel.
De
Het
Rode baksteenbouw onder leien zadeldaken, gecombineerd met arduin voor de omlijstingen van de muuropeningen, de drieledige vensters, de geblokte ontlastingsbogen en de als banden doorgetrokken lateien.
De constructie is opgetrokken uit twee vleugels op een L-vormige plattegrond ter afbakening van een binnenkoer. De linkervleugel werd gebruikt als remise cf. de rondboogvormige koetspoorten, de rechtervleugel als paardenstal cf. de rechthoekige, tweeledige staldeuren. Aan straatzijde heeft het gebouw een vrij gesloten uitzicht door de blinde vensteropeningen ter hoogte van de stallingen. De eerste verdieping - ter hoogte van het dak - was voorzien voor het personeel, thans ingericht als appartement.
Binnenin zijn nog de oorspronkelijke paardenboxen bewaard.
Het oorspronkelijke dak telde drie verdiepingen en oogde aldus vrij imposant. Het werd geritmeerd door verschillende, rijk uitgewerkte dakvensters en een dubbele rij dakkapellen in combinatie met enkele slanke schoorstenen en een decoratieve vorstkam. Aan de kant van de vijver was de ingang van drie traveeën, uitgewerkt als risaliet en bekroond met een trapgevel.
Beide zijgevels zijn voorzien van een ingang onder een luifel.
Het huidige kasteeldomein gaat terug op een oud domein uit de 12de eeuw dat, als eigendom van de graafgezinde Lodewijk van Brugge, Heer van Gruuthuse, een hoogtepunt kende omstreeks 1470-1480. Het geheel is sinds het einde van de 16de eeuw eigendom van de grafelijke familie d'Ursel, die het toenmalige kasteel in de 18de en 19de eeuw voornamelijk als zomerresidentie betrokken en het domein verder als jachtgebied gebruikten. Het kerngebied met het huidige kasteeldomein blijkt reeds minstens sinds de late middeleeuwen met een historisch permanent bosareaal overeen te stemmen. Van dit areaal is bekend dat het kan vereenzelvigd worden met het jachtpark of 'warande' van de Heren van Gruuthuse. Het bosareaal is als dusdanig aangegeven op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). Ook op de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op het initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778), is nog een omvangrijk bosareaal of
Vader en zoon Duchêne ontwerpen voor Gruuthuse een totaal nieuw kasteelpark, waarbij de architecturale compositie vertrekt vanuit het pas opgerichte kasteel. Het karakter van de bestaande site is echter met respect benaderd, maximaal benut en zelfs versterkt. Het oorspronkelijke presentatieplan, een olieverf geschilderde weergave van het parkontwerp, is nog bewaard, maar raakte ernstig beschadigd in de brand op het kasteel in 1981.
Langs de zuidzijde van het kasteel vertrekken vanuit de tuinkamer en het zonneterras meerdere belangrijke zichtassen of 'vistas' in het landschappelijk aangelegd deel van het park, met name over een boomweide op de Rivierbeek, op een zuidoostelijk graslandcomplex (zogenaamde korte vista), op de Sint-Antoniusdreef en op een zuidwestelijk graslandcomplex (zgn. lange vista). Vanaf het inkombordes zijn zichtassen uitgebouwd op de Claer-/Nieuwenhove/ Hertendreef en op een westelijk graslandcomplex met aansluitend sterrenbos. In het centrale knooppunt van dit sterrenbos staat de originele schandpaal van het dorp (cf. infra).
Opmerkelijke parkboomsoorten zijn onder meer Reuzenlevensboom, Amerikaanse amberboom, Moerascipres, Treurbeuk, Gewone plataan, Zilveresdoorn, Zilverlinde, Amerikaanse tulpenboom (groen-gele variëteit), Weymouthden, Varenbeuk, Reuzenzilverspar, Haagbeuk (variëteit met ingesneden blad) en Zwarte moerbei.
Waarschijnlijk is de paal door Charles d'Ursel (1718-1775), vierde hertog van Ursel, opgericht naar aanleiding van het herstel van de heerlijkheid. De Win situeert de oprichtingsdatum na 19 augustus 1716 door de aanwezigheid van de hertogelijke wapenversierselen. In de loop van de 19de eeuw (tussen 1820 en 1890) is de pelderijn overgebracht naar zijn huidige standplaats in het kasteelpark.
De schandpaal is opgetrokken in onbeschilderde, blauwe hardsteen. Het monument is circa 3.70 meter hoog. De octagonale schacht staat op een vierkante sokkel. Ongeveer halverwege de zuil is aan de voorzijde een leeuwenkop aangebracht en op de zijkanten drie stenen uitsteeksels. De leeuwenkop is door vier gaten omringd, die vermoedelijk dienen voor twee verticale stangen die de verstelbaarheid van het (verdwenen) halsijzer mogelijk moesten maken.
Bovenaan prijkt in gebeeldhouwd reliëf het ovalen wapenschild van de familie d'Ursel, opgehouden door twee griffioenen als schildhouders; het geheel is omhangen door een wapenmantel met een hertogelijke kroon erboven. Het wapen van de familie d'Ursel is: in keel een schildhoofd van zilver beladen met drie meerltjes van het veld. Onder het wapen is een onleesbare banderol aangebracht.
De renbaan of "
AROHM, Monumenten en Landschappen,
KADASTERARCHIEF WEST-VLAANDEREN TE BRUGGE, 207:
KADASTERARCHIEF WEST-VLAANDEREN TE BRUGGE, 212:
RIJKSARCHIEF BRUGGE,
RIJKSARCHIEF BRUGGE,
STADSARCHIEF BRUGGE,
ARREN P.,
BEKAERT P., VANDER HORST A., e.a.,
BOULJON B.,
BOULJON B.,
CLAEYS G.,
CLAEYS G.,
DESOETE S., GERVOYSE P., VANDENBERGHE P.,
DE WIN P.,
FRANGE C., DUCHENE M.,
SCHEPENS L.,
VANDE GINSTE S.,
ZWAENEPOEL A.,
ZWAENEPOEL A.,
Bron: Vanwalleghem A. met medewerking van Creyf S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostkamp, Deel I: Deelgemeente Oostkamp, Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL30, (onuitgegeven werkdocumenten).
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje