Het dorp wordt vooreerst vermeld in 1160 in een akte over de overdracht van de hoeve “De Briel” (verwijzend naar vochtige weide of lage met hout begroeide plek) te Spikelspade aan de abdij van Averbode, met als schrijfwijze Hectela, mogelijk afgeleid van haacht, hecht, haag, refererend aan een bos of omheining. Voor de Vlaamse vorm zijn er volgende schrijfwijzen: Hachtelle (1323), Hechte (1280), Hechtel (1386), Hechtele (1273), Hechteld(t) (17de eeuw), Hechtell (17de eeuw), Hechtelt (1381), Heectelt (1558), Heghtel (18de eeuw), Heghtele (1259), Hegtel (18de eeuw) en Hooktel (18de eeuw).
De grens tussen Hechtel en zijn naburen wordt grotendeels gevormd door waterlopen: de Grote Nete ten noorden, de Zwarte of Katerse beek (mogelijk naar een kleine of keuterboer) en een moerassig gebied, de Begijnenvijvers (mogelijk eertijds eigendom van een begijnhof of begijn), ten zuiden en de Bolissenbeek ten oosten. Laatstgenoemde benaming zou “schitterend water” of “kokende rivier” kunnen betekenen. Diverse beekjes vullen dit net aan: de Dorperloop, de Kamerterloop, de Hongerbeek (mogelijk naar een onvruchtbaar land of een functie die op percelen land is overgegaan) en de Kiefheuvelloop (naar land waarover een geschil is).
Het dorp wordt langs drie zijden met heidegrond omringd: ten zuidoosten de Resterheide, ten zuidwesten de Hechtelse Heide en ten noordwesten de Grote Heide. Achthonderd hectare heidegrond zijn militair domein, grotendeels oefenterrein van het Kamp van Beverlo, waarvan de oudste bosaanplantingen dateren van 1850. Talrijke landduinen, bestaande uit droge stuifzanden (tot 40 meter), bevinden zich aldaar. De Ferrariskaart (1771-77) toont aan dat de delen van het grondgebied van Hechtel die nu bebost zijn, in de 18de eeuw doorgaans slechts met heide begroeid waren. Eind 18de eeuw werden meer en meer sparren geplant. Nochtans was in 1844 nog 2/3 van het grondgebied ingenomen door heide. Het wandelpark In den Brand ten noordwesten, mogelijk verwijzend naar een plaats die werd ontgonnen door de brand of een plaats van gemeen bezit waar de gemeenschapsrechten toelieten brandstof te halen, is een duinengebied van 50 hectare zonder vegetatie en een uitloper van het Park der Lage Kempen. De Begijnenvijvers vormen een tweede wandelpark, ten zuidoosten gelegen en 170 hectare groot. Men weet niet wanneer deze visvijvers gegraven werden, maar ze behoorden alleszins in de middeleeuwen toe aan de kloosterzusters van Agnetendal in Peer. Hierbij sluit ook het Zwart Water aan, bestaande uit twee vijvers. Op het militaire domein van Spikelspade staat de oudste boom van Hechtel-Eksel, een 20 meter hoge zomereik, bijna 400 jaar oud.
Circa 1796 werden volgende tien gehuchten onderscheiden: Dorp (centrum rond het Marktplein), Hoef ten zuiden (naam in verband met de volgens volksoverlevering circa 1913 gesloopte hoeve “De Briel”), Hoendrik (ten zuiden van het Dorp; naam naar een afgelegen of moerassige plaats), Kamert ten noordwesten, met hoge duinen, een naam met onduidelijke etymologie, Kerk (centrum rond de kerk), Klein Einde (tussen Bosveld en Kamperbaan), Rest ten zuidoosten (naam mogelijk ontstaan door een verkeerde afscheiding: te Rest in plaats van ter Escht (esdoorn), Schooreinde (ten noorden van de kerk), Spikelspade ten zuiden (waarbij Spikel waarschijnlijk een diminutiefvorm is van het middelnederlandse spicke, spick, spijk: een met rijshout, zand, zoden opgeworpen dijk om een moerassige straat begaanbaar te maken) en Verloren Einde aan weerszij van de Ekselsebaan, duidend op een afgelegen plaats. Ten oosten van het dorp werd geen enkel gehucht gevormd, daar de heide er te dor was. De Hoef en de Rest zijn heden nog gedeeltelijk als afzonderlijke nederzetting herkenbaar.
Hechtel werd sinds de prehistorie door kleine bevolkingsgroepen bewoond. Circa 1905 werden op de Kamert vuursteenafslagen gevonden. Circa 1910 werden silexafslagen, -stukken en -fragmenten uit het mesolithicum aangetroffen te Schaapsschoor en op de Kamert. Hoofdonderwijzer Sak vond in het centrum twee pijlpunten uit het neolithicum. Circa 1950 trof men 26 pijlpunten aan langs de weg naar Hasselt, alsook één bijl uit silex, 15 trapezoïdale punten en 10 krabbers in Wommersomkwartsiet, alle uit het neolithicum, in september 1961 een bronzen speerpunt. Datzelfde jaar werden ten zuiden van de speelplaats van het Don Bosco-instituut Romeinse scherven gevonden. Het is mogelijk dat er in de Romeinse periode al een weg liep doorheen het grondgebied, namelijk in de richting zuid-noord, evenals een tweede die van Diest naar Peer leidde.
De heerlijke rechten waren in handen van de graaf van Loon, later van de prinsbisschop van Luik.
Hechtel en Eksel hingen af van het ambt Pelt-Grevenbroek, waarvan de grenzen in het zuidwesten samenvielen met die van Hechtel. Binnen dit gebied vormden beide dorpen één enkele schepenbank, een Loons hof, dat ten hoofde ging bij het Oppergerecht van Vliermaal. De zetel was normaal te Eksel gevestigd, maar in bepaalde omstandigheden werd hij naar Hechtel overgebracht.
Hechtel telde twee burgemeesters of dorpsmeesters. De gerechts- en bestuurszittingen werden gehouden in en nabij de parochiekerk. Nog in 1659 deed de Hechtelse pastoor zijn beklag bij de deken tegen de laakbare praktijk dat zijn parochiekerk als vergaderzaal en raadhuis werd misbruikt. Na 1672 zetelden de raadslieden bij goed weer onder de (gerechts)linden op het kerkhof en bij slecht weer bij particulieren en in herbergen. In 1778 werden de vergaderingen belegd in de school op het kerkhof. Buiten deze vergaderplaats was er, naar het schijnt, een gemeentehuis, althans aan het eind van de 18de eeuw.
In Hechtel werd op het Marktplein, de huidige Dorpsstraat, markt gehouden op de eerste donderdag na 15 januari, de dinsdag in de Goede Week, de maandag voor 15 augustus en de donderdag na de laatste zondag van september.
Tijdens het ancien régime waren er twee schuttersgilden te Hechtel: die van Sint-Lambertus en die van Sint-Sebastiaan, laatstgenoemde van boogschutters. In de 19de eeuw bleef men er de schietkunst beoefenen, getuige de drie schuttersgilden die circa 1850 bestonden. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verdween de schuttersboom op het Marktplein. De vijfzijdige schans van Hechtel, aangeduid in het Kaartboek van Averbode (1650-80), op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1844), gaat terug tot 1583 en lag met zijn door de Dorperloop gevoede watergrachten en valpoort op grond waar ook de pastorie gevestigd was, vandaar de naam Pastorieschans. Ze was gelegen tussen de parochiekerk en het dorpsplein en werd in 1603 en 1638 vergroot. Een kleine vijver vormt heden de enige restant.
Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw was een speciaal gebouw voorbehouden voor de school. In Hechtel werd voor het eerst in 1864-66 een gemeentelijke jongensschool gebouwd aan het huidige Rode Kruisplein. In de schoolstrijd van 1879 werd aan de Hasseltsebaan een katholieke school opgericht. Op 14 december 1896 werd een Salesiaans noviciaat en studiehuis geopend door Monseigneur Doutreloux, bisschop van Luik, met als patroonheilige de Heilige Aloysius. Na de Eerste Wereldoorlog werd het noviciaat vervangen door een tuinbouwschool, die later werd omgevormd tot een middelbare jongensschool met internaat. In 1924 namen de Dochters van Maria, Hulp der Christenen hun intrek in het vergrote en nadien nog sterk aangepaste Don Bosco. Zij verlieten Hechtel in 1979. Heden is Don Bosco een moderne gemengde middelbare school. In 1898 kwam er onderwijs voor meisjes. De zusters van Maria kregen een onderkomen naast de kerk in de oude “Fransche School”, het oud pensionaat Van de Loo, van 1790, waarrond geleidelijk ruime schoolgebouwen werden opgetrokken.
Reeds aan het eind van de 14de eeuw is er sprake van een geschil tussen Hechtel en Helchteren. Ook in volgende eeuwen bleef de situatie geladen. In 1443, 1613 en 1719 waren er grensbetwistingen tussen Hechtel en het land van Ham. Omstreeks het midden van de 15de eeuw rees er een eerste conflict met Koersel. Ook na het vastleggen van de grens op 30 maart 1664, bleef de toestand tussen beide dorpen gespannen. In 1786 kwam een einde aan het geschil. Op de Ferrariskaart (1771-77) wordt het betwiste gebied terrain contesté genoemd. Nog tijdens het Franse en Hollandse bewind (30 germinal jaar XI en 1819) werden er processen-verbaal opgesteld. Reeds in 1522 deden zich ook grensgeschillen voor tussen Hechtel en Eksel, die in de loop van de 17de eeuw opliepen. Op 23 oktober 1680 kwam een akkoord tot stand tussen beide gemeenten, die in 1778 overgingen tot de verdeling van de “Princeweyers”. In 1792 laaide het conflict weer op, om in 1807 en 1820 te worden beslecht.
Begin 15de eeuw liet prinsbisschop Jan van Beieren de twee hoeven van de abdij van Averbode te Spikelspade plunderen, daar de abt van Averbode niet alleen zijn sympathie had laten blijken voor de hertog van Brabant maar ook partij had gekozen voor de Luikse opstandelingen. Onder de opvolger van Jan van Beieren, Jan van Walenrode, was Spikelspade weer blootgesteld aan de wandaden van de dienstmannen van de prinsbisschop. In de 15de eeuw veroorzaakten de troebelen die ontstaan waren door de twist tussen de families van Horn en van der Marck verwoestingen in Hechtel. In 1482-86 vielen de soldaten van Willem van Arenberg de aan de abdij van Averbode toebehorende eigendommen van Spikelspade en De Briel aan. In 1486 staken de gewapende benden de hoeve “De Briel” in brand, alsook de pastorie van Hechtel en waarschijnlijk ook andere woningen. Aan het eind van de 16de eeuw leed de bevolking onder de plunderingen van de huurtroepen van de Spaanse koning. In 1650 werd een inwoner van Hechtel op de schans dodelijk gewond door een vuurschot gelost door Lorreinse soldaten, die waarschijnlijk tevens geld opeisten van de bevolking. In augustus 1702 had te Hechtel een voorhoedegevecht en een hevig artillerieduel plaats, een van de eerste die zich tijdens de Spaanse Successieoorlog (1700-13) op ons grondgebied voordeden. Graaf Marlborough en zijn geallieerde troepen raakten er slaags met de Fransen, die de drie hoeven van de abdij van Averbode, twee te Spikelspade en de derde “De Briel”, bezet hielden. Bij deze verrichtingen werd door de geallieerden de grootste van de twee hoeven van genoemde abdij te Spikelspade, de “Hoeve ten Zuyden”, in brand gestoken. Ook woningen werden in het dorp platgebrand. In 1725 werd op het noordelijk uiteinde van de gemeenschappelijke heide van Hechtel en Eksel een brandstichtster verbrand, wier misdaad gepaard ging met hekserij.
Onder meer tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-48) en de Zevenjarige Oorlog (1756-63) had Hechtel herhaaldelijk de doortocht van vreemde troepen te ondergaan, gepaard gaande met inkwartieringen, leveringen en opeisingen. Onder meer in 1769 woedde er een veeziekte en herhaaldelijk heerste er buikloop, onder andere in 1779 en 1782. Op 7 november 1830 richtte het Voorlopig Bewind een douanekantoor op in Hechtel, dat kort daarop naar Lommel werd overgebracht. In 1830-31 verbleven Belgische soldaten in het dorp. De Nederlandse troepenmacht bezette de gemeente in augustus 1831. In 1835 werden heidegronden onteigend en verhuurd voor de aanleg van het Kamp van Beverlo om de Hollandse dreiging te bezweren. In 1835 bestond er volgens Ph. Vandermaelen een gevangenis te Hechtel. In 1944 vond de beroemde slag om Hechtel plaats. De Britten waren op 3 september Brussel en de dag daarop Antwerpen binnengetrokken en wilden via Beringen oprukken naar Eindhoven. Op 7 september botsten ze in Hechtel echter op felle weerstand. De gevechten in het dorpscentrum duurden zes dagen, waarbij meer dan 200 doden vielen. Daarbij werden niet minder dan 121 huizen verwoest, ongeveer de helft van het woningbestand, evenals het gemeentehuis en de pastorie. Ook een honderdtal huizen, de scholen en de parochiekerk liepen zware schade op. Een zestal woningen werd onbewoonbaar verklaard. Deze verwoesting heeft tot op vandaag sporen nagelaten onder de vorm van naoorlogse nieuwbouw en kogelgaten in de vooroorlogse woningen. Het dorpscentrum werd nadien niet heraangelegd, maar behield zijn oude stratenpatroon. Bij de slag om Hechtel ging het parochiaal archief, evenals de documenten bewaard op het gemeentehuis, verloren. Op 20 mei 1966 dwong de staat Hechtel om het domein Spikelspade voor militaire doeleinden af te staan. In 1965 waren alle hoevegebouwen er reeds gesloopt.
Bij Koninklijk besluit van 17 september 1975 werd de gemeente Hechtel-Eksel opgericht door samenvoeging van beide gemeenten en de aanhechting van de wijk Kloosterbos van Overpelt en de wijk Bungalowpark van Houthalen-Helchteren.
Als parochie wordt Hechtel vermeld vanaf 1266, toen een zekere Reinerius pastoor was. In 1337 schonk Jan van der Gaelen uit Vorst, samen met andere eigenaars-jonkheren, de kerk van St.-Lambertus met patronaat en tienden aan de abdij van Averbode. De latere vergever was de abdij van Sint-Truiden, die reeds vroeg enkele goederen in Hechtel bezat. De parochiekerk was een quarta capella. De kleine tienden kwamen toe aan de pastoor. In de schoot van het bisdom Luik behoorde Hechtel tot de dekenij of het concilie van Beringen, op zijn beurt behorend tot het aartsdiakenaat der Kempen. Spikelspade, vooreerst vermeld in 1160, was met de drie bovenvermelde abdijhoeven het voormalige domein van de norbertijnen van Averbode in Hechtel tot aan de Franse Revolutie. Het betrof een allodium of vrij erfgoed. Circa 1400 werd er de eerste kapel gebouwd met Sint-Michiel als patroonheilige. Op 24 november 1524 werd toelating gegeven om deze kapel over te brengen naar de plaats “Eykenhoff”, voor de hoeve van Averbode zogenaamd “De Briel”. Op 8 juli 1616 werd een derde kapel gewijd naast de twee andere hoeven van Averbode, de “Hoeve ten Noorden” en de “Hoeve ten Zuyden”. Later staat dit bedehuis vermeld als toegewijd aan Sint-Jan-de-Doper, die, samen met Onze-Lieve-Vrouw, de patroon was van de kerk van Averbode. De abdij had te Spikelspade ook het jachtrecht en de opbrengst van de verkoop van gewonnen turf en tijdelijk ook van baksteen. Tijdens de Franse Revolutie werden de goederen van de abdij in beslag genomen en verkocht.
Hechtel kwam tot stand in de eerste helft van de middeleeuwen. Het was steeds een arm Kempisch landbouwdorp dat over uitgestrekte heidegebieden beschikte. Het dorpsmidden wordt, zoals dat van Eksel en Lommel, gekenmerkt door een aaneengegroeid dubbelplein, parallel aan de Dorperloop. De twee driehoekige pleinen zijn rechtstreeks met elkaar verbonden ter hoogte van de aldaar aanwezige kapel. Circa 1850 bestonden er drie grote akkercomplexen: het Kerkveld bij de parochiekerk, het Restveld ter hoogte van de huidige Reststraat en het Bosveld ten westen van het marktplein. In de gehuchten liggen van oudsher de hoeven zonder orde verspreid. De Luikersteenweg, de huidige Hasseltse- en Lommelsebaan, werd in 1777-88 aangelegd en doorkruist de gemeente kaarsrecht van zuid naar noord. Daarvóór vormde de meer ten oosten gelegen oude Postbaan, de huidige as Rest- en Molenstraat, de verbinding tussen Hasselt en Eindhoven. In 1845-46 werd de weg Maaseik - Bree - Peer - Hechtel - Leopoldsburg aangelegd. Ook de Steenweg naar het Kamp, de huidige Kamperbaan, dateert uit de 19de eeuw. Op 9 januari 1888 werd een buurtspoorweg met stoomtram ingehuldigd tussen Leopoldsburg en Bree via Hechtel. Hij werd verlengd tot Maaseik op 1 mei 1890 en werd vervangen door een autobusdienst in 1948. Van de noord-zuidverbinding, de N 74, werd de tweede stap, namelijk het traject Overpelt - Hechtel tot aan de tijdelijke rotonde in laatsgenoemd dorp, midden jaren 1990 afgewerkt. Gedurende de laatste decennia is de bebouwing in alle gehuchten toegenomen. Nieuwbouw treft men onder meer aan op het Castroplein, in de Tulpen-, Snep- , Hoog-, Binnen-, Paardekerkhof-, Katte-, Braambessen-, Bosbessen-, Vlierbessen-, Klaver-, Korenbloem- en Gerststraat, aan de Wittersweg, Kersen-, Rozen- en Acacialaan, alsook op de plek Aan de berg en in het Bungalowpark ten zuidoosten.
Samen met enkele gemeenten uit de omgeving was Hechtel in de 16de - 17de eeuw een centrum van hennepbouw en -industrie. Ambachtslieden maakten er visnetten voor Holland en Zeeland. In de 18de eeuw leefde men vooral van veefokkerij, hoofdzakelijk schapen, en de opbrengst van schrale teelten als rogge en boekwijt. In de tweede helft van de 18de eeuw verbeterde de economische toestand door twee factoren: enerzijds de ontwikkeling van de doorvoerhandel, waarop toezicht werd uitgeoefend door een vrij belangrijk, te Hechtel al sinds eind 17de eeuw gevestigd douanekantoor, dat behouden bleef tot aan de Franse tijd, in 1830 werd heropgericht en in 1832 definitief verdween, en anderzijds de aanleg van de Luikersteenweg, die deze handel zou bevorderen. De plaatselijke handel van herbergiers, haverhandelaars, hoefsmeden enzovoort ging er hierdoor op vooruit. Uit de Franse volkstelling van 1796 blijkt dat de bevolking van Hechtel bij uitstek uit landbouwers bestond, dagloners, meiden, knechten en herders. Daarnaast waren er kleine zelfstandigen, Teuten en vrachtrijders. De teutenhandel van de 17de - 18de eeuw bracht het dorp een zekere welstand.
In 1832 arriveerde de Eindhovenaar Antoon Bijvoet in Hechtel en startte er, naast zijn handel in koloniale waren, een karotten-, snuif- en tabakkerfabriek “‘t Kapelleke”. In 1833 werd door de familie Bijvoet de likeurstokerij De Korhaan, langs de baan naar ‘s-Hertogenbosch, opgericht. De firma distilleerde, fabriceerde en verkocht onder andere de zogeznaamde Elixir de Spikelspade. Daar de financiële problemen in de jaren 1930 aansleepten, kochten de gebroeders Scheelen in 1938 de likeurstokerij van de familie Bijvoet. Zij hadden in 1928 te Reppel op het domein Leukenhof de gelijknamige stokerij opgericht, die zij wegens uitbreidingsplannen in 1938 verlieten. De naam Leukenhof werd in Hechtel veranderd in Leukenheide en de handel in koloniale waren werd stopgezet. Tijdens de bevrijdingsgevechten in september 1944 brandde de fabriek volledig af. In 1945 werd een nieuw bedrijf opgezet, dat heden nog bestaat. Het verwerken van tabak werd opgegeven.
In 1988 kwam de firma met het insecten werend middel Antipic op de markt, vooral gebruikt door imkers. Op 13 juni 1898 werd in het dorp een melkerij opgericht, de “Samenwerkende Maatschappij Sint-Lambertus”, die tot 1903 bedrijvig bleef. Eertijds was te Hechtel de “Strofabriek” bedrijvig, een thans verdwenen kleine onderneming, gebouwd omstreeks het begin van de 20ste eeuw, op de hoek van de Schuylenstraat en de Hasseltsebaan.
Circa 1905 begon in Hechtel de sigarenfabricage, wanneer de in Woensel geboren Henri Clercx een fabriek oprichtte bij het tramstation. Al vóór de Eerste Wereldoorlog ging deze firma over naar Turnhoutenaar Malfet, die de productie voortzette tot in de jaren 1930. Circa 1920 was de sigarenfabriek Max & Schaeken bedrijvig aan de Peerderbaan, die begin jaren 1930 overging naar J. Adriaensen, eveneens uit Turnhout, die een beroep deed op één van de meestergasten van de Valkenswaardse cigarier Jan Hoefnagels.
De voormalige windmolen van Hechtel, een achtkantige houten bovenkruier gebouwd tussen 1775 en 1830 ten oosten van de huidige Molenstraat en in augustus 1886 door een blikseminslag getroffen, werd door de gevechten van september 1944 verwoest. Met de oprichting van de Limburgse steenkoolmijnen veranderde het uitzicht van de gemeente, die zich meer en meer ontwikkelde tot een woonforenzengemeente.
Wegens de aanwezigheid van grote bos-, heide- en duingebieden speelt de toeristische sector een vrij belangrijke rol.
Oppervlakte: 3382 hectare. Aantal inwoners (1976): 4.618.
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Peer, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Boerenburgerhuis
Omvat
Café In de Oude Barrier
Omvat
Don Boscostraat
Omvat
Dorpsstraat
Omvat
Ekselsebaan
Omvat
Hasseltsebaan
Omvat
Hoefstraat
Omvat
Kamperbaan
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeven
Omvat
Lommelsebaan
Omvat
Onze-Lieve-Vrouwekapel
Omvat
Twaalf septemberstraat
Omvat
Villa Primavera
Is deel van
Hechtel-Eksel
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hechtel [online], https://id.erfgoed.net/themas/14669 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.