is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Belfort-Hal
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Belfort-Hal
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als unesco werelderfgoed kernzone Belfort-Hal
Deze aanduiding is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Markt en Burg met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Belfort-Hal
Deze vaststelling was geldig van tot
Oorspronkelijk commercieel en bestuurlijk complex aan de zuidelijke Marktzijde, ingesloten door de Wollestraat ten oosten, de Oude Burg ten zuiden en de Hallestraat ten westen. Het weerspiegelt het toenmalige belang van Brugge en zijn lakennijverheid, en getuigt tevens van het monumentale en grootschalige karakter van de openbare burgerlijke architectuur in de Middeleeuwen en het omgaan met een dergelijk monument door de eeuwen heen.
Functies. Het belfort of de zogenaamde Halletoren, herbergt oorspronkelijk de schatkamer of de zogenaamde Thesaurie, het arsenaal en de klokkenkamer. Hier vergaderen ook de stadsschepenen; na de brand van 1280 verhuizen die echter naar het Ghiselhuus op de Burg. De hal fungeert als overdekte marktplaats en stapelruimte. Thans heeft de hal een feest-, tentoonstellings- en secundair ook een handelsfunctie. Het belfort staat als historisch symbool van de stad en is een internationale, cultuurtoeristische trekpleister.
Plattegrond en opstand. Imposante constructie op een onregelmatige rechthoek met ruime binnenplaats. Het 83 meter hoge belfort met ingebouwde vierkante basis en typerende achtzijdige bovenbouw verheft zich centraal boven de Marktvleugel en domineert het geheel.
Materialen. Verankerde baksteenbouw met verwerking van natuursteen voor constructieve onderdelen en architectonische versieringen; de bovenste belfortgeleding is volledig opgetrokken uit Brabantse zandsteen. Gebruik van verschillende soorten natuursteen zoals Doornikse steen, hardsteen, kalkzandsteen, zandsteen, enzovoort naargelang de respectievelijke bouwfasen, herstellingswerken en restauratiecampagnes.
Bouwgeschiedenis
Juiste datum voor de aanleg van het complex blijkbaar niet voorhanden. Vermoedelijk gaan opdracht, basisontwerp en grondplan terug tot de 13de eeuw, gezien de historische en economische context. Westelijke halvleugel zou echter de meest recente zijn volgens bekapping en tweede bouwlaag, hier zonder spitsbogige muuropeningen. 1211: eerste vermelding in tekst waarin een Brugs burger Riquardus post Hallam heet. 1240: dooreengenomen aanzien als het startjaar voor de bouw van het complex belfort-hal mogelijk ter vervanging van een eerste houtbouw. Bouwfasen zijn onduidelijk. Er is een verschil tussen Halle- en Wollestraat inzake profileringen en materiaalgebruik. 1280: een brand teistert het belfort. Vermoedelijk betreft het een toen reeds een stenen constructie die slechts beschadigd wordt.
Circa 1345-1346: toevoeging of restauratie van een tweede vierkante torengeleding met nieuwe bekapping en grote werken aan de klokkeninstallatie, dit na tal van werkzaamheden binnenin. 1389: een zware storm teistert het belfort. 1394-1395: verbouwen onder leiding van meester-metselaar Jan van Oudenaerde, van de acht galmgaten van de tweede torengeleding en verhogen of herstellen van de hoektorentjes van de noordvleugel. Ook onderhoudswerken aan de halvleugels ter bevordering van de handelsactiviteiten. 1420: schoren van de oostelijke halgevel aan de Wollestraat ten gevolge van een verzakking; tevens verstevigen van de noordoosthoek. Werken aan het belfort betreffen het westelijke galmgat en klokkenstoel.
1431-1432: uitvoeren van werken aan het gewelf in de klokkenkamer; de juiste aard ervan is onbekend. 1449-1450: aanbrengen van een uurwerk tegen de noordzijde van het belfort. 1466: ter hoogte van de eerste belfortgeleding, invoegen door Cornelis Tieleman van een tweede balkon, bestemd voor de pijpers, boven dat van de hallegeboden. 1482-1486: verhogen van het belfort met een achtzijdige constructie van zandsteen met houten spits bekroond door een Sint-Michielsbeeld. Ontwerp vermoedelijk toe te schrijven aan de Brugse meester-metselaars Paul en Josse Roelens; Lieven van Boghem uit Brussel levert de stenen. 1493: afbranden van de spits met vernieling van houtwerk, klokken en uurwerkmechanisme als gevolg. 1499-1502: bouwen van een nieuwe, meer uitgewerkte, houten spits van drie geledingen bekroond met leeuw door meester-timmerman François Bruhault.
1524-1527: aanbrengen, op de begane grond van de halgevels aan Markt en Wollestraat, van nieuwe muuropeningen met gebruik van steen van Antoing en steen van Ecaussines; plaatsen van Onze-Lieve-Vrouwbeeld door L. Blondeel in een renaissancenis boven het balkon van de Hallegeboden. 1554: versterken van de belforthoeken met zware zandstenen pijlers naar aanleiding van alarmerende berichten over het overhellen van de toren in 1523. 1561-1564: invoegen van een natuurstenen renaissancegalerij op de gelijkvloerse verdieping van de zuidelijke halvleugel aan de Oude Burg; uit dezelfde periode dateren vermoedelijk ook de twee kleine galerijen aan de noord- en zuidzijde van de binnenplaats. Voorts, invoegen van kleine rechthoekige vensters boven de bovenste muuropeningen van de halvleugels, dit zowel aan de buiten- als aan de binnenplaatszijde. 1562-1567: verplaatsen van het uurwerk naar de achthoekige torengeleding; in de plaats ervan komt vanaf 1590 het wapenschild van de opeenvolgende vorsten.
1619: herstellen van de eerste torengeleding door J. Stalpaert; zandstenen jaartal verwijderd tijdens de laatste restauratie omwille van de 'misleidende datering'. 1675-1690: een nieuwe beiaard in plaats van die van 1528. 1715-1719: overwelven van de gelijkvloerse verdieping van de halvleugels.
1741: verwoesting van de torenspits, het houtwerk en de beiaard, naar aanleiding van brand in de belforttoren veroorzaakt door blikseminslag. Herstellingswerken, echter met weglating van de spitse bekroning. 1744, 1748: respectievelijk installatie van een beiaard door G. Dumery en van een nieuw uurwerk met speelmechanisme door A. De Hont.
1826: vernieuwing van de klokkenstoel, en een niet nader te omschrijven 'volledige restauratie' van het belfort; tevens verwijderen van de twee grote dakkapellen aan de marktzijde van de noordelijke halvleugel. In loop van tweede helft 19de eeuw: opeenvolgende herstellingswerken aan halgevels en hoektorentjes van belfort.
1917: het Duitse leger gebruikt de hal onder meer als garage en keuken; hiertoe worden de vensters aan de Wollestraat dichtgemetseld en zuidelijke vleugel voorzien van vijf schoorstenen. 1923: herstel naar de oorspronkelijke toestand, ook van de eertijds gedichte galerijen op de binnenplaats en aan de Oude Burg. Laatstgenoemde krijgt winkelfunctie. 1948-1955: studies in verband met een algemene restauratie ingezet door architect J. Viérin (Brugge) en na zijn dood door architect M. Vermeersch (Brugge) voltooid.
1964-1975: fasegewijze restauratie, twee betreffende het belfort (1964-1970) en de twee andere betreffende de hal (1969-1972). Maximum behoud van oude bouwmaterialen en bijzondere aandacht voor kwaliteit, kleur, zetting en profielen van de te vervangen natuursteen en baksteen. Echter ook noodzakelijke vernieuwing van sommige structurele elementen naar oorspronkelijk model onder meer de luchtbogen van de achtzijdige belfortgeleding, hoektorentjes, vensteromlijstingen en -indelingen. Ook vervangen van houten dakgebint in het belfort door betonnen constructie. Voorts wijst een stabiliteitsstudie van het belfort op een gemiddelde, maar ongevaarlijke, toreninclinatie van 87 centimeter in zuidoostelijke richting; bij de bouw van de eerste geleding helde de toren reeds over waardoor latere verhogingen een corrigerende aanpak vereisten.
1979-1980, 1984: herstellen van respectievelijk beiaard en uurwerkmechanisme. 1981-1982: restauratie van de dakstoel van de halvleugels door architect L. Vermeersch (Brugge). 1983-1984: aan binnenplaats, uiteindelijke bouw van een tweede trap naar de noordgalerij - omwille van brandweervoorschriften - na tal van polemieken omtrent de vormgeving.
Beschrijving
Halvleugels met twee bouwlagen onder hoge leien zadeldaken met houten dakkapellen. Horizontaliserende gevelopbouw nog enigszins aanleunend bij de Scheldegotiek. Begane grond met gekoppelde spitsboogvensters - vroeger veelal open en benut als winkelportaaltje - onderbroken door tudorboogpoorten onder druiplijst met hogels en kruisbloem als toegang tot de respectievelijke vleugels en de binnenplaats; neogotisch poorthoutwerk met briefpanelen en uitgewerkte naald voorzien het Brugse beertje met stadswapen. Zuidgevel met opengewerkte onderbouw in renaissancestijl. Arduinen rondbooggalerij - recentere ijzeren trekstangen - op arduinen bundelpijlers en halfzuilen. Witbeschilderde kruisribgewelven voorzien van zandstenen ribben; zes rondbogige winkelpuien met deur en uitstalraam, ter hoogte van de vroegere zogenaamde 'boeyen' of stapelruimten.
Tweede bouwlaag belijnd door omlopende waterlijsten, tevens onderdorpel van de spitsboogvensters met druiplijst en hoekblokken in de noord-, oost- en zuidgevel en in de twee eerst genoemde gevels respectievelijk als kruisraam en tweelicht met maaswerk in de kop. Bovenaan, omlijste kleine rechthoekige vensters veelal als bolkozijn. Gekanteelde noord- en zuidgevel met doorgetrokken tracering aanzettend op omlopende geprofileerde waterlijst; oost- en westgevel met gesloten borstwering. Op de vier hoeken, arkeltjes met drie geledingen verlevendigd met korfboognissen en aanzettend op geprofileerde kraagsteen; gekanteelde, afgeronde schermbekroning.
Aan oostzijde op de arduinen spitsboogvensters telmerken en 16de-eeuwse steenhouwersmerken te identificeren met A. Hanicq, P. Moreau (?), familie Lechien, familie Nopere en Q. Quairière (Arquennes, Ecaussinnes, Feluy). Aan de westzijde op zandstenen delen niet geïdentificeerde steenhouwersmerken.
Register van noordgevel in het midden onderbroken door de meer gesloten onderbouw van het belfort met de hoofdpoort waarboven het balkon van de 'Hallegeboden' tussen twee uitgewerkte beeldnissen. Erboven, renaissancerondboognis met schelpvulling waarin Onze-Lieve-Vrouwbeeld, kopie van 1911 door M. D'hondt van het oorspronkelijke 16de-eeuwse ontwerp van L. Blondeel, in uitgewerkte omlijsting met halfzuilen onder hoofdgestel met bekronend beeld van beertje met het stadswapen. Binnenplaats: sobere lijstgevels onder meer ook door het hier schaarser gebruik van natuursteen. Twee horizontale geledingen; onderaan korfboogvensters met bovenlicht verdiept in tudorboogomlijsting en centrale tudorboogpoort, bolkozijnen boven. Overstekende dakranden op houten 17de-eeuwse voluutconsoles met stenen mascarons; tussenliggende steigergaten. Korte noord- en zuidgevel getypeerd door verhoogde renaissancegalerij met arduinen rondboogarcade op zuilen onder leien lessenaarsdak met open spant; trap in hoek biedt via omlijste spitsboogpoortjes ook toegang tot de bovenverdieping van de oostelijke en westelijke halvleugel. Recentere tweede trap rechts tegen de noordgalerij (zie boven) waar centrale, spitsbogige belforttoegang in geprofileerde, natuurstenen omlijsting; deels beglaasde vleugeldeur uit het vierde kwart van de 18de eeuw met houten spijlen en dito waaier met rocaille.
Als uit sokkel en leien bedaking oprijzend belfort met drie extra, naar boven toe versmallende geledingen, vierzijdig echter bovenaan overgaand in acht waarvan bouwmateriaal en vorm de latere bouwperiode en de hieraan gekoppelde andere interpretatie van de gotische vormentaal weerspiegelen.
Eerste geleding horizontaal belijnd door omlopende waterlijsten van natuursteen. Enkel aan Marktzijde muuropeningen: ter hoogte van de zogenaamde Thesaurie, een bolkozijn tussen twee gedichte spitsbogige tweelichten zoals in de hal op de bovenverdieping; erboven, een korfboogdeur in tudorboogomlijsting uitgevend op balkon met ijzeren leuning. Aflijnende, bakstenen rondbooggalerij overkragend op spitsboogfries en geflankeerd door hoektorentjes zoals bij de halvleugels. Tweede geleding meer opengewerkt dan de eerste. Onderste register, aan Marktzijde met grote, rechthoekig omlijste oculus waarin wapenschild van Koning Boudewijn; andere gevels met vier spitsboognissen voorzien van drielob. Bovenste register: wellicht na de brand van 1741 herstelde of vernieuwde arduinen galmgaten als gekoppelde tweelichten met driepasmaaswerk, met aan de binnenzijde 18de-eeuwse steenhouwersmerken te identificeren met J. Cornet (?), R. Derideau (?), familie Monnoye, J.F.J. Piron en P.C. Trigalet (Arquennes en Feluy). Hogerop, spitsbogig opengewerkte balustrade voorzien van hoektorentjes onder spits afgezet met hogels en kruisbloem. Derde geleding onder invloed van de Brabantse gotiek opgevat als een hoge achtzijdige lantaarn onderaan gestut door kleine luchtbogen vertrekkend vanaf de hoektorentjes van de tweede geleding. Gesloten onderbouw enkel doorbroken door lichtgleuven in elke zijde; hier ook de wijzerplaten van het uurwerkmechanisme. Erboven, slanke spitsbogige galmgaten met tweelichten onderaan. Top afgewerkt als kroon, zie opengewerkte balustrade tussen pinakels.
Interieur. Hal. Lange, oost en westvleugel. Gelijkvloerse verdieping respectievelijk met zogenaamde Adornes- en Garemijnzaal als tweebeukige ruimten met witbepleisterde graatgewelven tussen gordelbogen voorzien van cassetten op Toscaanse zuilen van arduin met vierkante sokkel en naar boven toe gegroefde schacht - enkele voorzien van steenhouwersmerken, te identificeren met J. Cornet, J. Delalieux, P. Derideau, familie Lisse, M. Monnoye, P. Moreau (Arquennes, Ecaussinnes, Feluy); geprofileerde dito kraagstenen; ter hoogte van de twee noordelijke ingangstraveeën aan Marktzijde, soortgelijke stervormige overwelving centraal verrijkt met sierlijk rozetmotief. Zuidelijk uiteinde van oostvleugel; later ingebrachte stookplaats en sanitaire voorzieningen, echter met behoud van gewelfstructuren. Bovenverdieping respectievelijk met de zogenaamde H. Pickery- en G. Rodenbachzaal: over de korte zuidvleugel omlopende U-vormige ruimte met indrukwekkende houten gebinten uit eind 13de-begin 14de eeuw, type sporenkap met twee hanenbalken en vermoedelijk na storm van 1389 ingebrachte schaargebinten en windverbanden; de bekapping in de westvleugel is iets ingewikkelder en dateert vermoedelijk uit het begin 14de eeuw. In de zuidwestelijk en zuidoostelijke hoek: houten stijlen op arduinen sokkel met inscriptie "restauratie 1982".
Belfort. Overkluisde torendoorgang met bakstenen kruisgewelf voorzien van zandstenen ribben met uitgewerkte sluitsteen; ook één figuratieve kraagsteen. Erboven, de huidige loketzaal met soortgelijk, zesledig gewelf voorzien van sluitsteen met voorstelling van Sint-Maarten; trappenbordes met aan weerszijden zitbanken als toegang tot het balkon van de 'Hallegeboden'; vanaf hier ook ingewerkte trap wenteltrap respectievelijk van arduin en van hout naar bovenverdieping.
Zogenaamde Thesaurie onder hoger kruisribgewelf voorzien van sluitsteen met het Lam Gods. In de west- en zuidmuur, een uitgespaarde bergplaats voor archieven, afgesloten met gesmeed ijzeren, dubbel hek; volgens de stadsrekeningen van 1291-1292 vermoedelijk het werk van de smid Erembald.
Zogenaamde Stenen zaal met bakstenen vloer, balkenzoldering; trap hier overkluisd met kruisgewelf op figuratieve consoles. Klokkenkamer van de zogenaamde Triomfklok onder koepelvormig gewelf. Boven de hoektrompen, jaarinscriptie 1826 (?) "De Croeser MaIre fIt ConstrUIre Ce beffroI"; zelfde opschrift op de houten klokkenstoel. In de oostmuur, gietijzeren verstevigingsbalk gesigneerd "J. Bernolet 1874". Vlak overzolderde kamer met het uurwerkmechanisme omringd door koperen Corinthische zuiltjes; signatuur "Antonius De Hondt me fecit Brugis ANNO 1748". Koepelvormig overwelfde kamer met de beiaard. Laatstgenoemde gesigneerd "Gregorius Dumery me fecit Brugis Anno 1744". Open klokkenstoel; panoramische rondgang ter hoogte van de galmgaten waarvan de onderdorpels met richtingwijzers naar steden en dorpen.
Bron: GILTÉ S. & VANWALLEGHEM A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nA, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Uit dendrochronologisch onderzoek blijkt dat de dakkappen van de west-, oost- en zuidvleugel van de hallen zijn opgericht in het laatste derde van de 13de eeuw. Ook de bakstenen torenromp van het belfort situeert zich in dezelfde periode. De baksteenformaten en het staand metselverband wijzen voor het belfort (met inbegrip van de onderste bouwlagen) op een bouw in de tijdsvork circa 1270-1300. Deze gegevens laten toe om te besluiten dat de hallen en ook het belfort als één geheel zijn gebouwd na de brand van 1280, in de laatste twee decennia van de 13de eeuw. Er zijn in het belfort geen herkenbare delen die zouden kunnen dateren van rond 1240.
In de dakkap van de zuidvleugel steunen de daksporen op standzonen en blokkelen die zelf rusten op één of twee (kant binnenkoer) muurplaten en een raveelbalk die op de trekbalken ligt. Elk sporenpaar is voorzien van twee hanenbalken. Op elke trekbalk staat een makelaar die de hanenbalken in tweeën verdeelt. De veldatum van het eikenhout van de balken bevindt zich tussen 1270 en 1300. Omwille van de verzakking van de kap zijn later flieringen op schaargebinten ingebracht.
De kap van de oostvleugel is identiek aan deze van de zuidvleugel, met uitzondering van de korbelen die onder de onderste hanenbalk zijn aangebracht. Mogelijk zijn deze korbelen een latere toevoeging. In de makelaarspanten zijn er geen korbelen. Wel zijn er open pengaten van hoge standzonen die werden verwijderd bij de opstelling van de flieringen op schaargebinten na de verzakking van de kap. Op verschillende plaatsen werd bovenop de flieringen een schuine windlat geplaatst die halfhouts verbonden is met de binnenkant van de daksporen. De veldatum van het bouwhout is te situeren tussen 1281 en 1291.
De kap van de westvleugel lijkt sterk op deze van de oostvleugel. Belangrijk verschil is dat in de kap van de westvleugel schaargebinten met flieringen zijn ingebouwd. Hier nemen de schaargebinten de plaats in van het onderste deel van de daksporen en van de onderste hanenbalk. Opmerkelijk is eveneens dat niet alleen de sporenparen maar ook de schaargebinten van standzonen zijn voorzien. De makelaars staan op de dekbalken van de gebinten en verdelen de bovenste hanenbalk in twee delen. Omdat er geen spinthout aanwezig is, kan enkel 1268 als vroegst mogelijke veldatum van het bouwhout worden aangegeven.
Is deel van
Markt
Is deel van
Oude Burg
Is deel van
Wollestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Belfort-Hal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/29457 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.