erfgoedobject

Belfort-Lakenhal

bouwkundig element
ID
30236
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/30236

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Belfort-Lakenhal
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Belfort-Lakenhal
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als unesco werelderfgoed kernzone Belfort-Lakenhal
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • is aangeduid als unesco werelderfgoed bufferzone Belfort-Lakenhal: buffer
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Belfort-Lakenhal
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Het voorheen commerciële en administratieve complex tussen Grote Markt en Sint-Maartensplein - het voormalige kerkhof en kerk - biedt een unieke en geïntegreerde combinatie van belfort-lakenhal en bovendien stadhuis. Het weerspiegelt het toenmalig belang van Ieper en zijn lakennijverheid en getuigt tevens van het monumentale en grootschalige karakter van de burgerlijke architectuur in de middeleeuwen. Zijn verdere evolutie illustreert treffend het omgaan met dergelijke "monumenten" - op niveau van overheid en bevolking- en het groeiende ervaren van hun historische en symbolische waarde.

Plattegrond. Belfort (ten zuiden), overwelfde doorgang en Donkerpoort (ten noorden) fungeren als scharnierend element tussen het oostelijk bouwblok met smalle, rechthoekige binnenplaats, belendende halvleugel ten zuiden, "Nieuwerck" (ten oosten) en stadhuis (ten noorden) en het westelijk blok met centrale, trapezoïdale marktruimte en omringende halvleugels. De westvleugel sluit aan bij de lagere, voorheen zogenaamd "Naelstraete" aan de in de loop van de 16de eeuw overwelfde "scipleet" met kade, wat aanvankelijk de toe- en afvoer van producten vergemakkelijkte.

Bouwgeschiedenis. Juiste datum voor de aanleg van het complex blijkbaar niet voorhanden. De door de traditie overgeleverde eerstesteenlegging door Boudewijn van Constantinopel in 1200 lijkt moeilijk te rijmen met de gekende uitwendige bouwwijze en -vormen. Volgens recente stellingen kunnen opdracht, basisontwerp en grondplan teruggaan tot de eerste helft van de 13de eeuw, gezien de historische en economische context, de lokalisatie en andere bouwactiviteiten in de stadskern, voornamelijk de innoverende oprichting van het vroeg-gotische koor van de nabije Sint-Maartenskerk. Algemeen wordt aanvaard dat circa 1250 wordt gestart met de opbouw van het belfort - of met de verdere bouw op de reeds aangelegde fundamenten -, samen met het aanpalend oostelijk deel van de zuidvleugel.

Even later, aanzet van de noordelijk gelegen Donkerpoort, op trapezoïdaal grondplan, met het in 1285-1304 opgerichte, trapezoïdale bouwblok als logisch sluitstuk. Typische travee- en registerindeling van de zuidgevel van het belfort consequent mits aanpassing omwille van de westelijke terreinhelling - doorgetrokken over de halvleugels; op de bovenverdieping, zekere ruimtelijke continuïteit, voornamelijk over de 132 m lange zuidzijde. Beide factoren wijzen duidelijk op een aanwezig basisplan en vrij constante opbouw.

Materialen. Natuursteen, aangevoerd via land- en waterwegen, gebruikt voor de representatieve "buitengevels": harde Artesische zandsteen voor het parement en zachtere Bray-zandsteen voor de uitgebreide architectonische versiering die evenwel het wandeffect niet doorbreekt. De bovenpartij van het belfort combineert de ook voor de binnenplaatsgevels gebruikte gele baksteen met dezelfde zachte zandsteen voor profielen en tracering.

Horizontaliserende gevelopbouw aanleunend bij de Scheldegotiek; twee bouwlagen belijnd door de ook onderdorpel vormende waterlijsten: enerzijds van de spitsbogige bovenlichten horend bij de gedrongen schouderboogdeuren van de begane grond (zuid- en westgevel), anderzijds van de alternerend spitsbogige tweelichten en dito nissen van de bovenverdieping; omlopende druiplijsten op korte, meestal iconische imposten; tot twee geledingen herleide opstand in de noordgevel met uitgelengde schouderboogvensters en -deuren. Zekere verticaliteit binnen de registers bekomen door het vrij snelle ritme van de travee-indeling, door de verhouding van de spitsboogvensters en -nissen en hun maaswerk, door de voorziene, paarsgewijze opgestelde beelden en door de gekanteelde gevelafwerking met doorgetrokken en vrij drukke tracering.

Op de vier hoeken en in de knik van de noordgevel, slanke arkeltorentjes van baksteen, met oplopende, al dan niet gebundelde halfzuiltjes van natuursteen onder een van hogels voorziene spits; vernieuwingen circa 1550-1560 zouden hun nu eerder als Brabants ervaren uitzicht verklaren.

Als uit sokkel en leien bedaking oprijzend belfort met drie extra geledingen, bovenaan gekantonneerd door vier gelijksoortige hoektorens tussen gekanteelde balustraden; polygonale leien spits, met lantaarn, kroonlijst met vergulde arenden en spits met vergulde draak, als symbool van de burgerlijke vrijheid; vergulde dierenfiguren horend bij bouwperiode: rekeningen vanaf de 14de eeuw vermelden herhaaldelijk het opnieuw vergulden en vervangen van de beschadigde draak in 1692.

Aan voet van belfort, brede spitsboogpoort met vrij ruwe profilering tussen puien; blijkbaar louter functioneel en niet axiaal geplaatste poort ten westen, de zogenaamd "Strooyen Poort"; ten noorden Donkerpoort met eerder gedrukte spitsboogvorm aansluitend bij de zuid-noord-doorgang met ingebouwde versteviging: bakstenen gewelven op consoles en kruisribben van Doornikse hardsteen, naar hun peerprofiel gedateerd circa 1300; oorspronkelijk iconische consoles.

Functies. Het belfort herbergt oorspronkelijk de schatkamer, het arsenaal en de klokkenkamer. Westelijk Blok of "Nieuwe Hal", volledig ten dienste van de lakennijverheid met stapel-, werk- en verkoopplaatsen van grondstoffen en afgewerkte producten. Begane grond, oorspronkelijk geplafonneerd zoals in het tot 1914 behouden westelijk deel van de noordvleugel; zuidvleugel overwelfd in de loop van de 17de eeuw (1675) door middel van bakstenen kruisgewelven aansluitend bij de oorspronkelijke zuilen van Atrechtse zandsteen. Overwelfde trap naar de bovenverdieping. In de zuidwestelijke hoek; renaissance getinte sluit- en kraagstenen en gedrukte kruisgewelven van baksteen passend bij de midden 16de-eeuwse bouwperiode; jaartal 1559 in huidige deurwaaier.

Bovenverdieping: open dakstoel met makelaarsspanten op schaargebinten in het oostelijk deel; verbindende spitsbogen in de zijmuren van het belfort. In de loop van de 14de eeuw, invullen van de oost- en noordzijde van het oostelijk bouwblok. 1307, inplanting van de Schepenkamer, als apart gebouw aan het oostelijk uiteinde van de dito binnenplaats; in de loop van de tweede helft van de 14de eeuw, achtereenvolgens omringd door het ten zuidoosten opgetrokken "Gulden" of "Groen Halleke" (1360), met ingebouwde trap naar de bovenverdieping van de zuidelijke halvleugel, door de "Comptooren" en door de Schepenkapel en Vierschaar (1372), van de oost- en noordoostelijke zijden, aansluitend bij het in 1375 aanbestede "Stedehuus" dat de resterende ruimte tot aan de Donkerpoort inneemt.

Licht kon in de Schepenkamer aldus alleen nog aan de westzijde worden opgevangen; na de brand van 1498, inbrengen in 1509-1511 van de laatgotische houten puntgevel met hoog en haast gevelbreed spitsboogvenster, vernield tijdens de Franse Revolutie en afgesloten in de loop van de 19de eeuw.

"Stedehuus" voor deze functie ontworpen naar opstand en stijl van de hal; aanbesteed in 1375 en opgebouwd in 1376-1378; problemen verband houdend met de politieke en economische situatie wat de uiteindelijke afwerking betreft. Door brand getroffen in 1497 en 1498-1502 "functioneel" en "stijlloos" heropgebouwd, naar verluidt, deels met hergebruikt materiaal. Tot de Eerste Wereldoorlog bewaard als lagere vleugel met vereenvoudigde opstand; natuurstenen onderbouw en bakstenen bovenverdieping onder aparte bedaking, ten oosten van het vermelde arkeltorentje.

Beelden. Onze-Lieve-Vrouwebeeld in tussen twee vensters gevatte nis boven belfortpoort, naar verluidt reeds geplaatst voor einde 14de eeuw; ook heraldische leeuw. In de loop van de eerste helft van de 16de eeuw, officiële opdrachten aan verschillende steensnijders voor gepolychromeerde beelden van graven en gravinnen van Vlaanderen ter verfraaiing van de halgevels; vier uitgevoerde groepen van Avesnessteen, geplaatst in grote, kleurrijke houten "tabernakelen" met renaissance-inslag. Toevoeging van twee groepen in 1600 met portretten van de toen heersende Spaanse vorsten en van de Aartshertogen Albrecht en Isabella. Houten nissen verdwenen op niet bepaald tijdstip; beelden gerestaureerd in 1762 doch vernield tijdens de Franse Revolutie.

In de architectuurgeschiedenis wordt met rede gewezen op de weerklank van de hal- en belfortgevels in de burgerlijke, openbare en privé-architectuur te Ieper, zoals onder meer het Vleeshuis aan de Neermarkt, het zogenaamd Tempeliershuis aan de Rijselsestraat en verdwenen "stenen" aan de Grote Markt. Het "Nieuwerck" aan de oostzijde vervangt sinds 1620/1622-23 het hiertoe in 1618 afgebroken samenstel in houtbouw met onder meer het "Gulden Halleke". Verstening reeds overwogen in 1575: uitschrijven van een ontgoochelende wedstrijd; uiteindelijk opdracht aan een "Sporeman, ingeniaris wonende te Ghendt" die het idee van een verbindende gelijkvloerse galerij inbrengt. Nieuwe bekommernis om het project begin 17de eeuw; voorgestelde oplossing voor de zuidoostelijke trap naar bovenverdieping. Zuidelijke hal door zijn verplaatsing naar de munitiekamer in de zuidoostelijke hoek. De inmiddels ingediende en nog bewaarde nieuwe projecten illustreren de overgang van laatgotische architectuur naar regionale interpretaties van de renaissancevormen, aanleunend bij de publicaties van H. Vredeman de Vries en bovendien verrijkt met vroeg-barokelementen. Eerstesteenlegging in 1620, snelle afwerking in de loop van 1621 door Gentse meesters L. De Haeze en G. Van Waesberghe (zie bouwrekeningen). Onder meer de vermenging van reeds bestaande en nieuwe zuilen in de galerij veroorzaakt stabiliteitsproblemen die tot algehele afbraak nopen. In de loop van 1622, nieuwe bouw met hergebruikte steen, toevoeging van een derde bouwlaag en wedersamenstelling van het voorheen gedemonteerde gebint. Definitieve voltooiing van het "Nieuwerck" einde 1622.

Uitgewerkte onderbouw: gedrukte spitsbooggalerij op met barokke cartouches verrijkte zuilen en verankerde bakstenen kruisgewelven met gesculpteerde sluitstenen. Bovenverdieping gemarkeerd door omlopende vensterregisters bestaande uit gekoppelde, en van geprofileerde tussendorpels voorziene stenen kruiskozijnen die een maximale lichtinval verzekeren. Gelede krulgevels aan de korte zijden en gelijksoortige afwerking voor de dakvensters en geornamenteerd middenrisaliet van de lange zijde. Gevelvormen en ornamenten in overgangsstijl renaissance-barok zoals onder meer in de boogvelden, brengen sprekend nieuw materiaal aan voor de lokale privé-bouwkunst; onmiddellijke, "kopiërende" navolging in de aanpalende vernieuwde conciërgerie.

De Staatsietrap. Aan de zuidelijke voet van het belfort wordt, volgens iconografisch materiaal, alleszins na 1620 een dubbele bordestrap aangebracht die de toegang accentueert. Restauratie in 1822, naar ontwerp van de Gentse architect L. Roelandt, zogenaamd "naar de princiepen van de Griekse architectuur" en met toevoeging van leeuwenfiguren en stadswapen.

Als "later aanbouwsel" wordt de trap tenslotte, ondanks protest van de bevolking doch met steun van de KCM verwijderd in 1848; terugkeer naar de "oorspronkelijke staat" in casu omgezet in vernauwde neogotische doorgang met flankerende overhoekse steunberen.

Andere restauraties in de loop van de 19de eeuw. Aantal onderhoudswerken met overheidssteun onder het Hollands Bewind (1815) teneinde de tijdens de Franse Revolutie opgelopen schade te herstellen.

Nieuwe werken noodzakelijk circa 1840: vanaf 1843, systematisch doorgevoerde restauraties, begeleid door de Koninklijke Commissie voor Monumenten, beurtelings naar ontwerp van gekende architecten Joseph Dumont, 1843-1859, Leopold Schoonejans, 1859-1865, Jules Jacques Van Ysendijck 1865-1870, en F. Heyninx (Ieper), 1870 en volgende.

Eerste fase (1843-1853). parement van Atrechtse zandsteen in belfort en zuidelijke halgevel volledig verwijderd en vervangen door bekleding van zachte Avesnesteen; vensters vernieuwd en voorzien van nagenoeg ongekleurd glas in lood naar ontwerp van Joseph Dumont.

Tweede fase (tot 1857): gelijkaardige "restauratie" van de westzijde met daarenboven afbraak en wederopbouw van het hoektorentje, vernieuwing van de westelijke galerij (1855) en bovenvensters (1856).

Einde 1857 waren aldus het belfort en de zuid- en westvleugels van de lakenhal nagenoeg volledig gerestaureerd, op het vernieuwen van vorsten en deuren na dat tot 1863-1870 werd uitgesteld omwille van de nakende restauratie van de Sint-Maartenskerk.

Verdwenen gevelbeelden: probleemstelling sinds 1850: raadpleging van Rijk, provincie en de Koninklijke Commissie voor Monumenten wat de financiële en inhoudelijke implicaties betreft. Toegezegde staatssteun in 1853 en opdracht toevertrouwd aan de Brusselse beeldhouwer P. Puyenbroeck voor het "historisch beeldenbestand": Onze-Lieve-Vrouwebeeld, heraldische Leeuw en twaalf Vlaamse graven en gravinnen. Grootse inhuldiging op Thuyndag 1854. Vanaf 1855 groeit in deze sfeer het idee een algemeen "aanvullend iconografisch programma" uit te werken ter verdere verfraaiing van de zuid-, west- en noordgevels. In de tot 1875 uitgestippelde planning worden in totaal 92 beelden opgenomen met onder meer 68 "historische" heersers met gemalin en 24 Ieperse beroemdheden. Vanaf 1871, inschakeling van Ieperse beeldhouwers als E. Fiers, Comein en Lefevre.

Derde fase (1870-1877). Uitgestelde en aanvullende werken tussen 1870 en 1876. 1877: dringend herstel van belfortcampanile met vernieuwing van "acht staanders van het klokhuis" (zie opschrift) onder leiding van de Ieperse stadsarchitect in F. Heyninx.

Restauratie interieur hal- en belfort (vanaf 1877 met trage vooruitgang en afwerking). Gelijkvloerse verdieping van hal, 1877-1884, "in vorigen trant hersteld" zijnde verwijdering van onder meer latere tussenwanden resulterend van functieverschuivingen sinds einde 18de eeuw: voortaan grote botermarkt in de noordvleugel en groenten, fruit en bloemenverkoop in de zuidvleugel. Bovenverdieping in de loop van de 19de eeuw gebruikt voor prijsuitdelingen (ten noorden) en voor concerten, feesten en tentoonstellingen (ten zuiden).

1870: voor de tijd kenschetsende beslissing in verband met aan te brengen muurschilderingen en ministeriële goedkeuring; 1875-1881: uitvoering van historische taferelen- onder meer beleg van Ieper tegen de noordwand van oostvleugel door F. Pauwels, toenmalig directeur van de Academie van Weimar; zuidwand versierd met zinnebeelden en wapenschilden door J. Baetens (Borgerhout). Ten westen van het belfort, gelijkaardige beschilderingen door de Ieperse kunstenaar L. Delbeke (+ 1891); (zie nog bewaarde benamingen voor zalen).

Restauratie Schepenkamer. Ruimte verworden tot rommelkamer na de Franse Revolutie. Sporen van muurschilderingen gevonden in 1841 en raadpleging van de lokale kunstenaar A. Böhm.

Restauratieopdracht aan L. Schoonejans in 1861, spoedig opgevolgd door J.J. Van Ysendijck. Restauratie van beschadigde muurschilderingen door J. Vinck (Antwerpen) naar advies van de beroemde H. Leys. Lambriseringen en onder meer zolderingen uitgevoerd door J.W. Malfait (Brussel) en E. Fiers (Ieper). Herstel van de sinds midden 19de eeuw verdwenen schouw door dezelfde Malfait in 1867; herstel van het groot westelijk glasraam door H. Dobbelaere (Brugge) met ingelaste blazoenen van gilden en ambachten; 1868, uiteindelijke goedkeuring van de aanvullende muurschilderingen naar ontwerp van G. Guffens en J. Swerts.

Inhuldiging van het "in oude luister" herstelde ensemble op Thuyndag 1869; "restauratie" wellicht neerkomend op een perfect in de geest van de neo-Vlaamse-renaissance passende creatie.

Restauratie "Nieuwerck". Plans vanaf 1859-1860: sterke verwering van het parement en architectonische ornamenten; alleen behoudenswaardig geachte gewelven. Blijkbaar afbraak van het meeste en wederopbouw naar ontwerp van architect L. Schoonejans, 1862-1867. Natuursteen van Ecaussines reeds gekapt in de loop van 1860-1861; onder meer medewerking van de Ieperse beeldhouwer H. Thoris voor het getrouw nabootsen van de vroegere versiering. Aanvullende nieuwe beelden naar ontwerp van P. Puyenbroeck. Eerstesteenlegging op 10-08-1862, door A. Vandenpeereboom, toen Minister van Binnenlandse Zaken met vermelding "Restauratum 1862". Voltooiing in 1864 na vernieuwing van het interieur met timmer- en schrijnwerk evenals schoorstenen in neo-Vlaamse-renaissancestijl.

In de tweede helft van de 19de eeuw heeft het belfort-hal aldus een vernieuwd uitzicht en interieur gekregen, getekend door een zekere historiserende en romantische monumentenzorg en gedragen door populaire feestelijkheden en praalstoeten die de talrijke inhuldigingen van de diverse afgewerkte fasen begeleiden. Het consacreren van het grootse verleden en stimuleren van een zeker nationaal gevoel verliepen parallel. De zorg om het "authentieke materiaal" was hierbij secundair.

Nieuwe restauratie einde 19de eeuw - begin 20ste eeuw. Vernieuwd parement van Avesnesteen in feite niet duurzaam bevonden: vanaf 1908 wordt in architect Jules Coomans gelast met de opdracht en het probleem van de "restauratie van de restauratie". Opmetingen, plans en systematische materiaalvervanging, opnieuw door Atrechtse zandsteen. Werk aan het belfort voortgezet tijdens de Eerste Wereldoorlog en bijna voltooid ten tijde van de systematische beschieting vanaf november 1914. De ironie van het lot wou dat de aanwezige houten steigers de brand bespoedigde (zie oude foto's).

Vernieling tijdens de Eerste Wereldoorlog. Verergerende toestand van het getroffen complex in de loop van oorlogsjaren. Einde Eerste Wereldoorlog rest er slechts een groot puin gedomineerd door de gatige masse van het belfort, reikend tot vroegere uurwerkhoogte; haast volledig verdwenen oostvleugel op de zuilenrij na en het zuidoostelijk hoektorentje (Nieuwerckzijde); het westblok bewaart grotendeels zijn west- en noorgevels en voornamelijk het westelijk deel van de gevel aan marktzijde, onder meer trap. Oude foto's tonen de geleidelijke aftakeling van de inmiddels gestutte buitenmuren. Van het stadhuis resten nog een aantal muren evenals van de aanpalende Schepenkamer. In het "Nieuwerck" staan alleen nog een paar zuilen. Merkwaardig spoedig aanknopen bij het vooroorlogse gebruik van de "openbare" ruimte van de begane grond: inrichting van de specifieke markten tussen het opgeruimde puin en resterende zuilen van de halvleugels (zie toenmalige foto's).

Wederopbouwproblemen. In de controversiële discussies omtrent de wederopbouw van Ieper staan belfort en hal centraal: architecturale, historische en zwaar geladen symbolische waarden worden extra onderstreept en zowel door voor- als tegenstanders gehanteerd, zij het in verschillende volgorde en met wisselende accenten.

Integrale reconstructie: dit is van meet af aan de door het stadsbestuur en stadsarchitect Jules Coomans verdedigde sterling vermits het Lakenhalcomplex behoort tot de "archeologische architectuur" (zie stadsinleiding).

Hiernaast ontstonden, ook over de grens meer genuanceerde en even tegenstrijdige voorstellen: "behoudsgezinde aanpak" wat onder meer impliceert het herstel "in grote lijnen zowel wet plattegrond als opstand betreft", gecombineerd met hedendaagse inwendige constructie en indeling (P.J.H. Cuypers).

Wederopbouw lijkt uiteindelijk eenvoudiger dan het problematisch alternatief van het behoud van zo centraal gelegen ruïnes; bovendien zal het door de bevolking wellicht worden verkozen vermits het oude, vertrouwde beeld. allicht zou worden hersteld zonder risico's voor ontgoocheling in geval van nieuwe bouw (P.J.H. Cuypers en H. Brugmans).

Terloops dient aangestipt dat de plaatselijke bevolking in eerste instantie bekommerd was om (nood)woningen en enig voorbehoud heeft geuit ten opzichte van de reconstructie van monumentale openbare gebouwen die enorme financiële middelen zou vergen.

Tegen wederopbouw spelen voornamelijk argumenten van "esthetische" en "gevoelsmatige" aard met verwijzing naar het gekende probleem van origineel versus kopie en alle connotaties in verband met onder meer gebrek aan bezieldheid, eenzijdigheid, oppervlakkigheid (onder meer W.M. Dudok).

De gegeven situatie zou anderzijds nieuwe creatieve inbreng moeten stimuleren en eigentijdse oplossingen in de hand werken.

Omtrent de nieuwe aanpak bestaan eveneens genuanceerde opvattingen: nieuwe bouw zou kunnen worden gecombineerd met restauratie van de beter behouden belforttoren en westvleugel (onder meer J. Van Looy); een volledig nieuw gebouw zou volgens sommigen mogelijk zijn mits voldoende reminiscenties aan het oude. Hiermee komt uiteraard de "utiliteitsvraag" ter sprake met bedenkingen omtrent de reusachtige oppervlakten van weleer die de gewone stadhuisfunctie overstijgen. Uiteraard houdt ook dergelijke benadering verband met een globale - en ook volledige eigentijdse- aanpak van de stadskern. Een ander alternatief ziet de ruïne van belfort en hal als nationaal monument (zie inleiding) met symbolische en documentaire waarden getuigend voor de wreedheid van de vijand en de waanzin van de oorlog. Dergelijk behoud wordt door sommigen gezien als een soort van voorlopige oplossing "tot tijd en volksgeest er geen behoefte meer aan hebben" (K.P.C. de Bazel).

In een tussenoplossing (J.TH. Cuypers) zou de ruïne van het belfort en deel van de westvleugel als gedenkteken kunnen worden geflankeerd door nieuwe bouw, wet overkomt als een suggestie "avant la lettre" voor het na de Tweede Wereldoorlog in Berlijn toegepaste systeem bij de "Gedachtniskirche" aan de Kurfurstendamm.

Na de Eerste Wereldoorlog worden de tegenstrijdige strekkingen in twee stromingen gekanaliseerd (zie stadsinleiding), waarbij uiteindelijk de vrij pragmatische aanpak van de Ieperse overheid en stadsarchitect het zal halen in weerwil van theoretische discussies en plaatselijke tegenstand.

Eigenlijke, "archeologische" wederopbouw. Vanaf 1920, aanvullende werken in verband met regelmatig herstel en versterking van ruïnes van hal in samenwerking met architecten Mortier, Brunfaut, Van Ysendijck en stadsarchitect Jules Coomans; ook concrete maatregelen ter voorbereiding van de betwiste wederopbouw met onder meer onderzoek van de funderingen en adviserend verslag door de Gentse professor Magnel.

Belfort. Zonder eigenlijk consensus wordt dit hoofdelement 1928-1934 gestabiliseerd, gerestaureerd en heropgebouwd onder leiding van Jules Coomans met integratie van de behouden benedenbouw, beschadigde overwelfde doorgang en "Donkerpoort" (zie bouwnaden); navolging van het vooroorlogse uitzicht, vernieuwd parement en bekroning, symbolische dierenfiguren inbegrepen. Plechtige inhuldiging door Leopold III op 29-07-1934.

West-Blok hal. Wederopbouw van de begane grond van de noordvleugel, 1928-1931. Vanaf 1934 verdere wederopbouw-restauratie met integratie van de bewaarde muurpartijen met eind 19de- begin 20ste-eeuws parement van Atrechtse zandsteen, (zie bouwnaden, onder meer zuidgevel), oorspronkelijke zuilen en ten zuidwesten midden-16de-eeuwse trap; in noord- en westvleugels, systeem van houten overzoldering op onderslag-, moer- en kinderbalken zie vroegere toestand in de noordvleugel; resterende consolegewelven en aanzet van gewelven in de oostmuur (zuidoostelijke en noordwestelijke hoeken); houten dakspanten naar oorspronkelijk model; geen herstelde schilderingen of wandbekleding op de bovenverdieping.

Voltooiing na Coomans' dood (1937) onder leiding van H. Landtsheere (Ieper) op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog (1939).

In de loop van 1935 eerste "officieuze" contacten van Coomans met bevriende beeldhouwers in verband met het door hem verdedigde herstel van het beeldenprogramma; uiteindelijke beperking tot het sinds 1933 geplaatste Onze-Lieve-Vrouwebeeld, het legendarische stichterpaar Boudewijn IX en Margareta van Champagne en de hiermee gehuldigde eigentijdse vorsten Albert I en Koningin Elisabeth (zuidwand belfort); voorts sporadisch bewaarde consoles en beeldenfragmenten (zuid- en noordgevels).

Wederopbouw onderbroken door de Tweede Wereldoorlog en ten dele nog in vraag gesteld nadien, ondanks de bescherming van het complex als monument in 1940. In feite reeds tijdens het Interbellum toegevende uitsprak en nadien wederopbouw van het westelijk deel. Onder meer H. van de Velde herzag zijn oorspronkelijk negatieve houding (1937) doch met kritische bemerkingen in verband met het herstel van de "oorspronkelijke"toestand versus de "vooroorlogse" en met blijvende reserves in verband met de wederopbouw van het Nieuwerck. In de volksmond werd de wederopbouw van het oostblok nu voor logisch gehouden omwille van de symmetrie zie de vergelijking "man met afgeschoten schouder". Onder impuls van R. Deman, Minister van Wederopbouw en architect P.A. Pauwels, wederopbouw vanaf 1946/1949 tot 1953. Voltooiing van de noordvleugel in 1954-1959.

Stadhuis. Eerstesteenlegging op 17-03-1957 door koning Boudewijn. Ruwbouw van 1958 tot 1962, onder leiding van architect P.A. Pauwels; modern betonnen skelet en gebint, ook indelingen, uitrusting naar geldende veiligheidsnormen voor openbare gebouwen. Gevelordonnantie aan noordzijde daarentegen in het historiserende verlengde en naar het doorgetrokken patroon van de noordelijke halvleugel met invoegen van een deur met waaier 1559 zie zuidwestelijke hoek. Bakstenen gevels met kruiskozijnen aan de binnenplaatszijde.

Afwerking in de loop van 1963-1967 met plechtige inhuldiging van het stadhuis door Koning Boudewijn op 4-11-1967.

Interieur met moderne trap en inrichting van loketruimten en bureaus; evenwel ramen met glas in lood en inwendige luikjes met beslag naar oud model. Plafondbekleding met moer- en kinderbalken in de over twee bouwlagen lopende ruime traphal.

Nieuw ingerichte en als raadszaal gebruikte Schepenkamer; laatgotisch getinte stenen deuromlijstingen, "stijlmeubilair" en kleurrijk westelijk glasraam naar ontwerp van A. Brys.

"Nieuwerck". Sinds 1938 overwogen wederopbouw; ontwerp van P.A. Pauwels pas evoluerend naar concrete realisatie vanaf 1951. Begin van wederopbouw in 1952 met onderzoek van de funderingen; opgegraven jaarsteentjes van 1619, 1622 nu ingemetst in de oostelijke halmuur. Zuivere reconstructie op basis van afbeeldingen en enkele opmetingen van Jules Coomans. Gebruikte vervangingsmaterialen: Franse Massengis, Larochttesteen en Atrechtse zandsteen (zuilen). Stabiliteitsproblemen en opgevangen door interne en externe verankering van zuilen en gewelven; voorts betonnen dakstructuur zie normen brandveiligheid. Uitgewerkte reliëfs en beelden door O. Sinia. Eerste voltooiing, 1955. Inwendige indeling in verband met nieuwe functie als onderdeel van stadhuis zie gemeenschappelijke hoofdtrap (tot bovenverdieping).

Volledige afwerking hierom eveneens te situeren in 1976. Na circa 50 jaar was het complex hal-belfort-"Nieuwerck" dus volledig heropgebouwd, grotendeels naar vooroorlogs model, met uitzondering van het stadhuisgedeelte.

De door tegenstanders als E. Dhuicque geuite vrees was blijkbaar niet volledig ongegrond: de zogenaamd "oorspronkelijke gedeelten" - in feite grotendeels met vernieuwd parement uit einde 19de- begin 20ste eeuw - zijn nu als het ware volledig opgenomen in de heropgerichte bouwmassa met geaccentueerde architecturale en symbolische waarden. Alleen ingebouwde fragmenten van consoles en beelden roepen vragen op in dit herstelde, vanzelfsprekende beeld.

Samen met de gedenkplaten en de foto's van het op de zuidoostelijke bovenverdieping ingerichte Herinneringsmuseum getuigen ze op ingetoomde wijze voor de vervagende onderbreking in de geschiedenis van een echt monument.

  • Algemeen Rijksarchief, Dienst der Verwoeste Gewesten, 1867, 2464, 2466, 2467, 2472, 2552-2554, 2557.
  • BRAS A. - CORNILLIE J., Geschiedenis van de Lakenhalle te Ieper vanaf den opbouw tot onder den wereldoorlog, Ieper, s.d.
  • CONSTANDT H., Ieper in het monumentenjaar, in Iepers Kwartier, XI, 1975, p. 5-10.
  • DEWILDE J., Restauratie van de Ieperse Schepenkamer, 1861-1869, s.l., s.d.
  • MUS O., VANDENBUSSCHE P., CONSTANDT H., De Ieperse markt een historisch fenomeen. Drie bijdragen bij tentoonstelling te Ieper van 18.1.1985 tot 1.2.1985, s.l., 1985, p. 41-60.
  • PETILLON A., Nieuwerck en conciërgerie te leper. Bouwgeschiedenis, restauratie, heropbouw en stilistische analyse, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Rijksuniversiteit Gent, 1978-1979.
  • STYNEN H., Opvattingen over het herstel van de hal in Ieper, in Wonen TABK, 4-5, 1983, p. 32-43.
  • VANDENPEEREBOOM A., Les Halles d'Ypres, Ieper, 1878.

Bron: DELEPIERE A.-M., HUYS M. & LION M. 1987: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Ieper, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Volgens de website over beeldhouwer Aloïs De Beule is het niet Margaretha van Champagne maar Maria van Champagne die naast Boudewijn IX staat.

  • Informatie verstrekt door A. Leroy (11 februari 2019).
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Het 'In Flanders Fields Museum' opende in april 1998 zijn deuren. Het museum wil het verhaal van de 'Grooten Oorlog' vertellen vanuit het standpunt van de mensen die hem zelf beleefden.

Aan de zuidelijke gevel van de lakenhal is een rechthoekige bronzen gedenkplaat bevestigd. De plaat herinnert aan Franse militairen die gesneuveld zijn bij de verdediging van Ieper. Bovenaan twee boven de plaat uitstekende hoornen des overvloeds waaruit palm- en laurierbladeren komen. In het midden daarvan een Franse helm.

In de raadzaal van het stadhuis is een cirkelvormig glasraam aangebracht ter herinnering aan de zesde Lansiers, ontworpen door Arno Brys.

  • DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Belfort-Lakenhal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/30236 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.