Oudste vermelding in de 12de eeuw als Mechlen en in de romaanse vorm Ma(r)lines; vanaf de 14de eeuw ook vaak als Quaedmechelen. De gemeente bestaat uit de gehuchten Mechelen, Bovelingen en het thans verdwenen Pepingen; ze zijn door de toenemende lintbebouwing niet meer als afzonderlijke entiteiten te herkennen.
Gelegen in Droog-Haspengouw. Golvend landschap (70-112 meter). Het dorp ligt in de vochtige vallei van de Kleine Herk, die van zuid naar noord door het dorp loopt, en hogerop in haar loop de Herk wordt; verschillende beken monden erin uit: Figelbeek, Kasteelbeek, gevoed door bronnen bij het kasteel van Bovelingen, Grondelingenbeek en Fonteinbeek. Ten oosten en westen van het dorp verheft het landschap zich en vertoont het typische open field-uitzicht.
Er werden grondvesten gevonden van een Romeinse villa met scherven en munten, waarvan de jongste van Marcus Aurelius (161-180) is. In Bovelingen werden grondvesten en scherven gevonden. In de nabijheid van de grens met Batsheers werden circa 1965 Romeinse grondvesten gevonden. De antieke weg Tongeren - Heers - Gembloux doorkruiste het grondgebied van de gemeente.
Mechelen-Bovelingen behoorde tot het persoonlijke domein van de graven van Loon. Het grondgebied wordt vervolgens verdeeld in drie heerlijkheden: Pepingen, Bovelingen en Mechelen, het eigenlijke dorp.
Pepingen omvatte het zuidelijk deel van de huidige Gelindenstraat en een gedeelte van de Kloosterstraat. De oudste gekende heer van Pepingen is Fastrad, die vóór 1332 stierf. De heerlijkheid is in de 14de - 15de eeuw in het bezit van de familie de Werfengeis, later van de familie Schroots (1450).
Jan van Schalkhoven is de oudste gekende eigenaar van Bovelingen, toen ook Schalkhoven genaamd, gelegen in het zuiden van de gemeente; hij wordt in 1390 vermeld als bezitter van een goed en cijnshof in leen van de graaf van Loon. Bovelingen komt nadien in het bezit van de familie van den Hoven en wordt in 1526 verworven door Aert Schroots, heer van Pepingen. Pepingen komt vervolgens door huwelijk in het bezit van Michel de Borchgrave, die in 1616 ook Bovelingen koopt. Waarschijnlijk bewoont hij het kasteel van Bovelingen, terwijl het kasteel van Pepingen verlaten wordt en later afgebroken; het bevond zich op de hoogte tussen Rukkelingen en Batsheers. Vanaf 1619 noemen de de Borchgraves zich heer van Bovelingen.
In 1619 krijgt Michel de Borchgrave van de prinsbisschop ook de derde heerlijkheid, Mechelen, in pand, samen met Rukkelingen-Loon. De familie de Borchgrave bleef gedurende heel het ancien régime heer van deze vier heerlijkheden; in 1745 bekwam Johannes-Baptista de Borchgrave van keurvorst Maximiliaan III van Beieren de titel van graaf van het Heilig Roomse Rijk, graaf van Altena.
De vier dorpen, Pepingen, Bovelingen, Mechelen en Rukkelingen, hadden reeds vóór de 17de eeuw een gemeenschappelijke schepenbank, die van Bovelingen; het beroepshof was het Oppergerecht van Vliermaal. Pepingen, Mechelen en Bovelingen waren in het ancien régime afzonderlijke gemeenten met elk een jaarlijks verkozen burgemeester. In 1795 worden ze door de Fransen tot één gemeente samengevoegd.
De Sint-Annakerk van Mechelen is de moederkerk van Rukkelingen; in 1213 wordt dit een afzonderlijke parochie. Het patronaatsrecht was in handen van het kapittel van Borgloon. Het bezat er drie kwart van de tienden; het kapittel van Tongeren bezat het andere kwart; in 1246 en 1337 verwerft het kapittel van Borgloon de gedeelten van de tienden van Tongeren. In 1483 wordt de kerk bij het kapittel van Borgloon gevoegd; één van de kanunniken was pastoor.
In het gehucht Pepingen bevond zich reeds in 1218 een Sint-Martinuskapel, afhankelijkvan de kerk van Mechelen, aan een thans verdwenen verbindigsweg tussen de Kloosterstraat en het kasteel van Bovelingen. De heropbouw van de kapel wordt vermeld in 1623, de heropbouw van de toren in 1673. In 1706 was het gehucht ontvolkt door de uitbreiding van het domein van het kasteel, en de kapel werd bouwvallig. Zij staat nog aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1843). Zij werd in 1880 afgebroken.
Mechelen-Bovelingen was steeds een landbouwdorp, met een aantal grote landbouwbedrijven, die zich thans voornamelijk op de suikerbietenteelt toeleggen. Eind 19de - begin 20ste eeuw was hier een belangrijke suikerbietenmaalderij gevestigd. Op de weg van Mechelen naar Boekhout (Sint-Truiden) bevond zich nog in de eerste helft van de 19de eeuw een windmolen; in de dorpskern lag een thans verdwenen watermolen; beide waren eigendom van het kasteel.
Het gebrek aan tewerkstelling buiten de landbouw deed het dorp evolueren tot een woonforenzengemeente, waarvan meer dan twee derden van de actieve bevolking buiten de gemeente is tewerkgesteld.
De nederzetting ontstond aan de Herk en de Kasteelbeek; de belangrijkste straten, waaraan de oudste bebouwing zich concentreert, volgen de loop van deze beken: de Bovelingenstraat en de Burgemeesterstraat langs de Herk, de Gelindenstraat langs de Kasteelbeek. Dit geeft het nederzettingspatroon het uitzicht van een hoopdorp met lineaire bebouwing. Het oude wegenpatroon bleef grosso modo bewaard; toch hadden enige verschuivingen plaats. De huidige verbinding van het dorp met de steenweg Sint-Truiden - Luik en thans de belangrijkste invalsweg, bestond niet in de 18de eeuw, confer Ferrariskaart (1771-77); zij ontstond in de eerste helft van de 19de eeuw, confer Atlas van de Buurtwegen (1843), en raakte pas bebouwd aan het eind van de 19de eeuw.
De enige toegang tot het dorp vanuit het noorden was via Gelinden (Sint-Truiden) en het gehucht Egoven. Het gehucht Pepingen verdween in de loop van de 18de eeuw vrijwel van de kaart; de belangrijke verbindingsweg met het kasteel van Bovelingen, waaraan ook de kapel lag, bestond nog; in de eerste helft van de 19de eeuw was deze weg reeds tot een pad gedegradeerd en gebeurde de verbinding met Bovelingen via de nieuw aangelegde Kloosterstraat en de Bovelingenstraat; thans bestaat deze oorspronkelijke verbinding niet meer.
Oppervlakte: 445 hectare. Aantal inwoners: 1.298 (1970).
BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), (Oudheidkundige repertoria, Reeks A: Bibliografische repertoria; 8), Brussel, 1968, p. 220.
DARIS J., Notices historiques sur les églises du diocèse de Liège, vol.III, Liège, 1873, p. 108-125.
MEERS, K., Dorpsmonografie Rukkelingen-Loon en Mechelen-Bovelingen. Eindwerk H.R.I.T.V., Hasselt, 1986.
PAQUAY J., Les paroisses de l'ancien concile de Tongres, y compris les conciles de Hasselt et Villers-l'Evêque démembrés du même concile. (Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège, 18, 1909, p. 270-271).
SCHOEFS J., Uit de geschiedenis van Mechelen-Bovelingen, Bovelingen, 1984.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout. Auteurs: Schlusmans, Frieda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mechelen-Bovelingen [online], https://id.erfgoed.net/themas/14037 (geraadpleegd op ).