is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Basiliuskapel en basiliek van het Heilig Bloed, en Criminele Griffie
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Sint-Basiliuskapel en basiliek van het Heilig Bloed
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Markt en Burg met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Criminele Griffie
Deze vaststelling was geldig van tot
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Basiliuskapel en basiliek van het Heilig Bloed
Deze vaststelling was geldig van tot
Gebouwencomplex gelegen in de zuidwesthoek van de Burg. Aan de zuidzijde, de dubbelkapel met beneden de Sint-Basiliuskapel en erboven de basiliek van het Heilig Bloed met de aansluitende Heilige-Kruiskapel ten zuiden; aan de westzijde, het haaks aansluitende eenheidsconcept met het trappenhuis van de basiliek links en de Criminele Griffie (Burg nummer 14) rechts; achter laatst genoemde, het museum en de conciërgerie uitziend op de Reie.
Circa 1134-1157: Diederik van de Elzas bouwt de Romaanse dubbelkapel naast het Steen, de oorspronkelijke grafelijke residentie aan de westzijde van de Burg, en op enkele meters van de zuidelijke burchtmuur uit de 10de eeuw. De nieuwe kapel wordt toegewijd aan Heilige Basilius in het vooruitzicht van de overbrenging van de Basiliusrelikwie vanuit de Sint-Donaaskerk, wat uiteindelijk nooit plaatsvindt.
In de loop van de eerste helft van de 13de eeuw: de uit Constantinopel afkomstige relikwie van het Heilig-Bloed wordt aan de stad overgedragen en in de bovenkapel ondergebracht. Laatst genoemde wordt van nu af Heilig-Bloedkapel genoemd.
1291: oudste vermelding van de Heilige-Bloedprocessie.
14de eeuw: de bloeiende verering leidt tot uitbreiding van de Heilige-Bloedkapel zijnde de bouw van de Heilige-Kruiskapel tegen de zuidzijde van de bovenkapel. Hiervoor worden als fundering drie muren opgetrokken tussen de Sint-Basiliuskapel en de 10de-eeuwse burchtmuur, die worden overkluisd met tongewelven.
Eind 15de eeuw: verbouwingswerken aan de Heilige-Bloedkapel, zijnde verlengen van het koor tot tegen het Stadhuis via de overbouwing van het zogenaamde "Beenhouwersstraatje" en bouw van noordwestelijke hoektorens. In de loop van dezelfde eeuw, ook oprichting van de Edele Confrerie van het Heilige-Bloed bestaande uit eenendertig leden - allen Bruggelingen - belast met de zorg voor de relikwie en de Heilige-Bloedkapel.
1503: aan Burgzijde, uitbreiding van de Sint-Basiliuskapel met de Sint-Ivokapel of confreriekapel van de juristen en griffiers.
1528-1532: mogelijk ter vervanging van een eenvoudige trap als rechtstreekse toegang van buitenaf tot de Heilige-Bloedkapel, bouw van een laatgotisch trappenhuis, zogenaamd de "steeghere", met torenbekroning als pendant van de twee noordwestelijke hoektorens van de Heilige-Bloedkapel; samen met het trappenhuis komt ook de rechts aanpalende Criminele Griffie in dezelfde stijl tot stand, naar ontwerp van W. Aerts en B. vande Kerckhove, gebouwd door C. Sixdeniers en gepolychromeerd door J. Zutterman; beeldhouwwerk naar ontwerp van L. Blondeel, in nauw verband met de geschiedenis van Vlaanderen en van de kapel.
1636: restauratie van de hele kapel. Tevens bouw van een trap ten oosten van de Heilige-Kruiskapel waardoor vanuit het Stadhuis de kapel gemakkelijk toegankelijk wordt voor het stadsmagistraat.
1672: herbouwen van de Heilige-Kruiskapel.
1686: verbouwen van het schip in de Heilige-Bloedkapel waardoor laatst genoemde een laatgotisch uitzicht krijgt aansluitend bij het eerder gewijzigde koor.
1792: de Franse Revolutie brengt ernstige schade toe aan het complex dat verder vervalt; een lid van de Confrerie verbergt de relikwie die later wordt overgebracht naar de Sint-Salvatorskathedraal. Het stadsbestuur beoogt zelfs het vervallen gebouw te verkopen, maar in 1804 wordt een aanvraag tot herinrichting geformuleerd; dit belet echter niet dat belangrijke delen van het gebouw nog gesloopt worden.
1820-1830: restauratie van het bedehuis naar ontwerp van stadsarchitect J.R. Calloigne (Brugge). Eerst heropknappen van de Sint-Basiliuskapel waarvan het Romaanse interieur in essentie bewaard blijft. Vervolgens meer ingrijpend werk door aannemer H. Meyns-Michot (Brugge) en aannemer-architect J.F. Van Gierdegom (Brugge) aan de Heilig-Bloed- en Heilige-Kruiskapel; laatst genoemde dient zelfs grosso modo te worden heropgebouwd. In tegenstelling tot het laatclassicistische voorontwerp voor het herstel van de Heilige-Bloedkapel, beantwoordt het hele proces tenslotte, zowel buiten als binnen, in zekere mate aan de eenheid-van-stijlprinciepen zijnde het herstel van de laatgotische vormentaal met de nodige aanvullingen en correcties. De dubbelkapel krijgt een doorlopend zadeldak; het oorspronkelijk lager schip wordt opgetrokken tot de hoogte van het koor. Invoegen - naar anologie met het koor - van twee spitsboogvensters in het schip van de Heilige Bloedkapel waarvan de Burggevel nu meer vrij komt te staan. Overkluizing van de Heilige-Bloed- en Heilige-Kruiskapel met kruisribgewelven van pleisterwerk op latten. Vanaf 1824, witkalken en stofferen van het interieur met gerecupereerd of nieuw meubilair in laatclassicistische stijl; opnieuw installeren van de Heilige-Bloedrelikwie in 1825.
1829-1839: historiserende reconstructie - onder meer hergebruik van bouwmaterialen en beeldhouwwerk - van het trappenhuis-Criminele Griffie naar opdracht van de architecten J.B. Rudd (Brugge) en J.F. Van Gierdegom (Brugge) van 1829, nu echter vier meter achteruit geplaatst na het opruimen van de ruïne van het Steen, waardoor de Burg een meer regelmatige structuur krijgt. Opschrift van gedenksteen binnenin "Me reaedificare incepit an MDCCCXXIX Nicolaus de Roovere ultimus dun: monachus peregit vero anno MDCCCXXXIX franc: Renatus Boussen XVIII brug: episcopus" of "Nicolaas de Roovere, laatste monnik van de abdij ten Duinen, begon in 1829 met de heropbouw. Het was echter Franciscus Renatus Boussen, achttiende bisschop van Brugge die het werk in 1839 beëindigde". Uit bewaarde briefwisseling van de Confrerie van het Heilig-Bloed valt echter af te leiden dat noch in 1852, noch in 1870 de gevels volledig zijn afgewerkt; ook de toren blijft vooralsnog achterwege.
1845-1849: in Heilige-Bloedkapel, invoegen van glas-in-loodramen door glazenier J.F. Pluys (Mechelen) in samenwerking met historieschilder G. Wappers (Antwerpen) geïnspireerd op de bewaarde tekeningen van de middeleeuwse ramen met vorstenportretten, aangevuld met eigen voorstellingen van Albrecht en Isabella en van Maria-Theresia en Frans I. Het plaatsen van glas-in-loodramen is aanleiding tot een nieuwe, meer sfeervolle aanpak van het interieur met aandacht voor de coördinatie tussen de specifieke lichtinval en de polychromie van de muren. Onder leiding van architect T.F. Suys (Brussel) maakt architect L. Pavot (Brugge) naast opmetingsplannen - belangrijk document voor de bouwhistorie - ook neogotische ontwerpen voor de illusionistische stucdecoratie van de altaarwand, de deuren, het zijaltaar en voor een nieuwe expositietroon en doksaal; voor het nog niet met glas in lood gevulde westvenster wordt de Bewening van Christus voorzien. Behalve de deuren wordt niets uitgevoerd.
1849-1865: de ultramontaanse Confrerie van het Heilig-Bloed waartoe sinds 1849 ook J. Bethune (Brugge) behoort, schuift het project van Suys-Pavot in extremis opzij ten voordele van een herinrichting van het interieur van de Heilig-Bloed- en Heilige-Kruiskapel in de lijn van de Puginiaanse of rijpe neogotiek naar ontwerp van de Engelse architect T.H. King, vanaf 1850 opgevolgd door J. Bethune. Onder meer polychromeren van de onderste helft van de muren en de gewelven door E. van de Watteyne en A. Vanderbeke zie het ontwerp van T.H. King. Voorts naar ontwerp van J. Bethune, vervaardigen van een biechtstoel, een doksaal van arduin en witsteen door F. Lefebure (Brugge), een houten altaar door M. Abbeloos (Leuven), gepolychromeerd door A.H. Bressers (Gent) en invoegen van een glas-in-loodraam in het grote westvenster van de Heilig-Bloedkapel door glazenier J.B. Capronnier (Brussel).
Zoals in het voorgaande, vroeg-neogotisch ontwerp blijven glasramen en muurbeschilderingen het interieur bepalen. Vormgeving, materiaalkeuze en technische uitvoering getuigen nu echter van een veel meer doordacht teruggrijpen naar de hooggotiek, die voornamelijk door J. Bethune op een persoonlijke wijze geïnterpreteerd wordt. Het iconografisch programma is, in tegenstelling tot vroeger, ideologisch onderbouwd en staat expliciet in het teken van de christelijke symboliek en iconografie met betrekking tot het Heilig-Bloed.
1865-1885: onder leiding van de ingeweken Engelsman, architect W.C. Brangwyn (Brugge), vanaf circa 1875 opgevolgd door J. Bethune, verderzetten van de interieurwerken aan de Heilig-Bloed- en Heilige-Kruiskapel, nu echter meer toegespitst op de stoffering en onder meer met oog voor een grotere eenheid. Invoegen van twee glas-in-loodramen door H. Dobbelaere (Brugge). Plaatsen van de expositietroon - enkel het trappenbordes met balustrade - naar ontwerp van W.C. Brangwyn en uitgevoerd door J. Van Nieuwenhuyse (Brugge); innoverend gebruik van afwisselend marmer, witsteen, kristal en koper. Polychromie van de zuilen van de scheibogen tussen Heilig-Bloed- en Heilige-Kruiskapel met monumentale heiligenfiguren door J. Helbig (Luik) en van het bovengedeelte van de muren in de Heilige-Kruiskapel door C. Leegenhoek (Brugge).
1870-1877: nagenoeg gelijklopende restauratie van het gehele exterieur naar ontwerp van stadsarchitect L. Delacenserie (Brugge).
Vanaf 1889: bouw van de conciërgerie en het museum in neo-Brugse stijl naar ontwerp van architect L. Delacenserie.
1891-1894: verdere afwerking van het trappenhuis en de Criminele Griffie naar ontwerp van architect L. Delacenserie in samenwerking met J. de Bethune voor het beeldhouwwerk waarvan het nog bewaarde, doch sterk verweerde, vernieuwd wordt door beeldhouwer M. D'Hondt (Brugge). Iconografisch programma in de lijn van het oorspronkelijke.
Ondanks het aanvankelijk aandringen van het stadsbestuur voor de reconstructie van de toren wordt deze niet uitgevoerd.
1895-1896: restauratie van de Sint-Basiliuskapel door architect L. Delacenserie.
1907-1914: vervangen van het stucgewelf (1820-1830) in de H.-Bloedkapel door een houten drielobbig spitstongewelf naar middeleeuws model naar ontwerp van stadsarchitect C. De Wulf (Brugge) en architect A. De Wispelaere (Brugge). De verbouwingswerken nopen tot een nieuwe binneninrichting nu gekenmerkt door de unificerende, neogotische aanpak van de Sint-Lucasscholen, zie inbreng van oud-leerlingen. F.J. Coppejans (Gent) geassisteerd door R. De Cramer (Gent), voor de polychromie van het gewelf en de muurschilderingen - een combinatie van profane en religieuze motieven - aangebracht op een ruwe bepleistering met het effect van oude fresco's als gevolg; hierbij worden zowel elementen hernomen van T.H. King als van W.C. Brangwyn zie respectievelijk het damastpatroon en het letterfries in het koor, en de steenpatronen en figuratieve taferelen. Architect J. Coomans (Ieper) staat in voor het ontwerp van de zitbanken voor de geestelijken en confrerieleden, en architect J. Viérin (Brugge) voor de koperen gasarmaturen.
Anderzijds, behoud van het oude meubilair in barok- en rococostijl als bewuste inbreuk op de eenheid-van-stijlprinciepen uit de 19de eeuw.
1922: in Heilig-Bloedkapel, aanbrengen van eikenhouten lambrisering tegen de noordmuur naar ontwerp van architect J. Viérin als kader voor de geschilderde kruisweg van J. Anthony (Antwerpen).
1923: verheffing van de Heilig-Bloedkapel tot basiliek. 1925: nieuw orgel van J. Anneessens (Menen) met kast naar ontwerp van architect J. Viérin.
1934: de in 1927 vastgestelde schade aan het gewelf van de Heilige-Kruiskapel leidt tot de nagenoeg volledige wederopbouw ervan door J. Viérin. Het eerste ontwerp voorziet een centrale aanleg met neoromaanse colonnade onder een koepelbekroning in de lijn van de toen onder meer door de Sint-Andriesabdij van Zevenkerken (Loppem) gepropageerde kerkelijke bouwkunst. Het uitgevoerde ontwerp grijpt echter terug naar de eenvoudige gotische kapel zoals getekend op het stadsplan van Marcus Gerards (1562).
1949: in de Heilig-Kruiskapel, polychromeren van het houten spitstongewelf en de muren, en muurschilderingen door J. Linthout (Brugge) in de trant van de Heilig-Bloedkapel. Beide kapellen vormen nu als het ware één geheel waarbij de Heilig-Kruiskapel als vereringskapel fungeert.
1966: restauratiewerken aan de Heilig-Bloedkapel naar ontwerp van architect L. Viérin (Brugge), zijnde de Burggevel en de twee hoektorens waarvan onder meer het witstenen parement waar nodig vernieuwd wordt.
1969-1970: de door een bomaanslag op de Burg (1967) beschadigde glasramen van de Heilig-Bloedkapel leiden tot het in vraagstellen van het interieur. Sommigen opteren voor nieuwe eigentijdse glasramen ingepast in een vernieuwde inrichting. Tenslotte, deels bekritiseerde restauratie van de oude glasramen door G. de Lodder (Brugge).
1984-1985: restauratie van voorgevel en bedaking van het trappenhuis-Criminele Griffie door de Dienst Openbare Werken met onder meer vernieuwing van borstwering en schildhoudende leeuwen, polychromeren van wapenschilden en vergulden van bronzen beelden.
Georiënteerde, oorspronkelijk Romaanse dubbelkapel aansluitend bij het gebruikelijke type van gelijktijdige burchtkapellen. Hier echter geen verbinding tussen beide bidplaatsen, zie geen opening in de overwelving van de benedenkapel. Aldus niet gebouwd als burchtkapel, echter wel als dubbele bidplaats. Het oorspronkelijk Romaans uitzicht valt niet onmiddellijk af te lezen uit het exterieur, dit onder meer ten gevolge van de opeenvolgende verbouwingsfazen in gotische stijl en restauratiewerken in dezelfde geest.
Deels ingebouwde, rechthoekige constructie van twee bouwlagen - respectievelijk Sint-Basiliuskapel beneden en Heilig-Bloedkapel boven - onder leien zadeldak, in het zuidwesten gedomineerd door twee typerende minaretvormige hoektorentjes van natuursteen. Aan Burgzijde, verankerde lijstgevel van zeven traveeën. Bouwmaterialen: kalkzandsteen voor vier traveeën links; voorts rode en gele baksteen - zie achteruitplaatsen trappenhuis en dichtgemetseld, oorspronkelijk toegangsportaal tot Sint-Basiliuskapel. Begane grond, respectievelijk van links naar rechts: de korfbogige doorgang van het zogenaamde "Beenhouwersstraatje" overkluisd met bakstenen kruisgewelven voorzien van natuurstenen ribben, de licht uitspringende gevel van de Sint-Ivokapel met pinakelvormige hoekbaldakijn waar onder het beeld van de Heilige Laurentius van de hand van J. Van Nieuwenhuyze (19de eeuw) - de oorspronkelijke patroonheilige van de juristen en griffiers - en korfbogig vierlicht tussen drielichten, het dichtgemetseld korfboogportaal waarvan boogveld van veldsteen met klein rondboogvenster, en een soortgelijk venster. Bovenbouw: spitsbogige tweelichten op doorgetrokken lekdrempel; aflijnende, geajoureerde borstwering met wimbergen als postamenten. Deels ingebouwde westelijke puntgevel van baksteen; groot vierlicht; rechts, neoromaans getinte traptoren.
Gerestaureerde benedenkapel van de Romaanse dubbelkapel. De plattegrond ontvouwt een rechthoekige ruimte met middenbeuk en twee smallere zijbeuken van drie traveeën, een koor met twee rechte traveeën en aansluitende apsis. Latere toevoegingen: de 13de- of 14de-eeuwse traptoren ten zuidwesten, de Sint-Ivokapel van 1503 ten noordoosten, de sacristie ten zuidoosten en de zuidelijke annexen als onderbouw van de Heilig-Kruiskapel. Overkluizing door middel van graatgewelven op zware zuilen. Contrasterend materiaalgebruik: muurpijlers, gordelbogen en gewelven van tufsteen; buitenmuren en zuilen van veldsteen. Koor van schip gescheiden door gedrukte rondboog en overkluisd door twee kruisgewelven, heeft tweeledige opstand: rondbogengaanderij op zuilen op gemeenschappelijke sokkel, onderbroken door twee 19de-eeuwse deuren; lichtbeuk met aan weerszijden twee rondboogopeningen. Zuidelijke kapelmuur bewaart het oorspronkelijke zuidportaal - nu doorgang naar de annexen - met flankerende zuilen met knoppenkapiteel en reliëf met Doopsel van de Heilige Basilius (tweede-derde kwart van de 12de eeuw) in het timpaan.
Mobilair: Sedes Sapientiae (1310-1320), Piëta (19de eeuw).
De grosso modo rechthoekige plattegrond ontvouwt een éénbeukig schip van drie traveeën en koor van vier traveeën, samen overkluisd door middel van drielobbig, houten spitstongewelf. Arcade van geprofileerde rondbogen biedt doorgang tot Heilige-Kruiskapel.
Sfeervol interieur bepaald door de polychromie, muurschilderingen en glas-in-loodramen. De muurbeschildering evolueert van witgekalkt (1824), over gedeeltelijk - enkel onderste helft - beschilderd naar ontwerp van T.H. King met christelijke symbolen en iconografie van het Heilig-Bloed (1850), naar een uitbreiding over de bovenste helft, altaarwand en gewelven met een combinatie van profane en religieuze motieven door F.J. Coppejans en R. De Cramer (eerste kwart van de 20ste eeuw). De glasramen beelden verschillende vorstenparen uit de geschiedenis van onze gewesten uit; de lichtinval erdoor is vaak aanleiding geweest voor het aanpassen van het interieur.
Mobilair: neogotisch hoogaltaltaar naar ontwerp van J. Bethune (1858) uitgevoerd door M. Abbeloos (Leuven), preekstoel van H. Pulinx (1728), doksaal naar ontwerp van W.C. Brangwyn en J. Bethune met typerende opstelling in de hoek, zie orgel ook te horen in de Heilige-Kruiskapel, communiebanken uit de tweede helft van de 17de eeuw.
Grosso modo neogotische rechthoekige constructie van baksteen met twee bouwlagen onder leien zadeldak (1934); dakruiter. Vrijstaande westelijke en oostelijke puntgevel, en zuidgevel met gesloten onderbouw. Westelijke puntgevel met hoeksteunberen, spitsbogig vierlicht en drie gekoppelde soortgelijke nissen in de geveltop. Lange gevel: kruisvormig metselaarsteken van rode baksteen tussen twee spitsbogige tweelichten en aflijnende spitsboogfries.
Het interieur bestaat beneden uit de zuidelijke annexen van de Sint-Basiliuskapel; boven sluit de éénbeukige ruimte van drie traveeën via drieledige rondboogarcade aan bij de Heilige-Bloedkapel waarmee ze één geheel vormt, zie uniforme overwelving, polychromie en muurschilderijen.
Mobilair: rococo-altaar van H. Pulinx (1754), afkomstig uit de kapel van het Landhuis van het Brugse Vrije, met flankerende adorantengelen van P. Pepers, tabernakel en en zilveren 18de-eeuwse altaarkruis, expositietroon van 1865 naar ontwerp van W.C. Brangwyn.
Breedhuis van drie traveeën en drie ongelijke bouwlagen onder zadeldak. Arduinen lijstgevel bekroond door balustrade. Begane grond: rechts tudorboogportaal op 5 treden; links arcade van twee tudorbogen als toegang tot benedenkapel en conciërgerie. Bovenverdieping: rondboognissen met maaswerkversieringen, oorspronkelijk opgevat als open galerij, doch nu ingevuld met glas-in-loodramen. In feite fungeert het concept oorspronkelijk als tegenhanger van de ertegenover gelegen galerij van het Landhuis zie Burg nummer 11. Op poort, 16de-eeuwse steenhouwersmerken te identificeren met G. Leprince en familie (Ecaussines en Feluy).
Beeldenprogramma naar ontwerp van J. Bethune. Trappenhuis: van links naar rechts, wapens van metselaars en kaarsgieters, schildhoudende leeuwen met wapens van Brugge en Vlaanderen, nissen met beelden van Isabella en Albrecht, Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk, Margareta van York, Diederik van de Elzas en Sibbyla van Anjou, en Filips van de Elzas; hogerop schildjes van bisschoppen en pausen; Criminele Griffie: van links naar rechts, Ferdinand I, Karel V, Isabella van Portugal en Karel de Goede.
Interieur trappenhuis. Brede stenen wenteltrap overwelfd door netgewelven op consoles. Inhuldigingssteen, zie hoger, en stenen leeuw op console met wapenschild van bisschop Boussen.
Aanpalende constructie in neo-Brugse stijl met typerend gebruik van baksteen met sierankers Brugse travee, type I en III, arduinen kruiskozijnen, maaswerk onder meer voor gemarkeerde schoorsteentravee, traptoppen en kantelen.
Museum: schrijn van het Heilig-Bloed van J. Crabbe (1614), schilderij met de Leden van de Edele Confrerie van P. Pourbus (1556), enzomeer, zie museumcatalogus.
Bron: GILTÉ S. & VANWALLEGHEM A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nA, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Burg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Basiliuskapel en basiliek van het Heilig Bloed, en Criminele Griffie [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/29239 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.