Landbouw-, industrie- en woongemeente in Klein-Brabant bestaande uit Puurs en Kalfort, gelegen aan de Rijksweg Willebroek-Temse/Sint-Niklaas en de spoorlijnen Antwerpen-Dendermonde (1878-1881, heden slechts in gebruik tot Boom) en Mechelen - Sint-Niklaas (1871). Oppervlakte: 1143 hectare en 7041 inwoners (1/1/1994).
Volgens J. Verbesselt aanvankelijk centrum van één van de grootste Karolingische domeinen in Brabant dat begin 9de eeuw door Lodewijk de Vrome, als nagenoeg onontgonnen fiscusdomein, geschonken werd aan de in 814-815 opgerichte Rijksabdij van Cornelimunster, op de Inde bij Aken. Tot het domein van deze benedictijnenabdij behoorden Puurs, Oppuurs, Eikevliet met Klein-Mechelen, Breendonk, grote delen van Tisselt, Willebroek en Ruisbroek. Einde 11de - begin 12de eeuw traden de heren van Grimbergen, een tak van het Berthoutgeslacht, als lokale beschermers van de abdijrechten op en verwierven zo als een erfelijk leenrecht de voogdij over het domein met inspraak in het beheer en de rechtspraak. Tijdens de 12de- en 13de eeuw was er een verbrokkeling van de gronden en kwam de hele periferie van het Cornelimunsterdomein in handen van de voogden en andere lokale geslachten. De centrale kern en de resterende cijnsgoederen werden in 1277 uit geldnood door de abdij verkocht en kwamen in 1278 in het bezit van de Sint-Bernardsabdij (Hemiksem), die het oude domein tussen 1278 en 1470 trachtte te herstellen en daartoe in 1311 ook het voogdijrecht over Puurs kocht van Filips van Vian(d)en. Tot einde 18de eeuw bleef de Sint-Bernardsabdij eigenaar van Puurs waar de monniken tijdens de godsdienstoorlogen in het Hof van Coolhem een toevlucht vonden onder meer van 1582 tot 1616.
Bestuurlijk behoorde het gebied tijdens het ancien régime tot het hertogdom Brabant. Op gerechtelijk gebied echter was het gebied, als oorspronkelijk bezit van een Rijksabdij en als schenking van de Roomse keizer, onafhankelijk van de hertogen van Brabant en waren achtereenvolgens de abten van Cornelimunster en Sint-Bernards soevereine heren van Puurs. Het goed bezat een eigen Hoofdbank met volledige rechtsmacht inclusief het halsrecht, evenals andere regaliarechten zoals het recht op de wind (windmolens) en op de waterlopen met inbegrip van de veer- en de tolrechten (zie Grote en Kleine Amer). Deze bijzondere rechtstoestand bleef, ondanks vele betwistingen, bestaan tot op het einde van het ancien régime.
De oorspronkelijke parochie Puurs, waaruit in de 19de eeuw ook de parochies Breendonk, Eikevliet, Oppuurs, Sauvegarde en Kalfort ontstonden, was één van de grootste van Brabant, volgens J. Verbesselt vermoedelijk in de 9de eeuw ontstaan als domeinparochie (zie schenking aan Cornelimunster). Tot 1559 bisdom Kamerijk, nadien bisdom Mechelen. Het patronaatsrecht van Puurs, dat aanvankelijk als eigenkerk toebehoorde aan de abt van Cornelimunster, werd in 1138-1139 door de bisschop van Kamerijk, ten nadele van de Duitse abdij (officiële afstandsakte pas in 1222), toegewezen aan de abdij van Affligem. Later kwam het in handen van de bisschop van Mechelen, abt van deze abdij.
Voortgaande op documenten mag men aannemen dat vanaf de 13de eeuw indijkingen gebeurden en nieuwe gronden ontgonnen werden. Dit gebeurde echter zo geleidelijk dat Puurs tot in de 18de eeuw zijn oorspronkelijk heide- en boslandschap met moeren en donken grotendeels behield; de oude benamingen van de diverse wijken bleven tot op heden bestaan zoals onder meer in de straatnamen. Belangrijk voor het gebied was de ligging aan de Vliet, voor de samenloop met de Molenbeek ook Puurse beek genoemd, zoals beschreven in het landboek van de Sint-Bernardsabdij (1668-1669): "Aen dese Vliet liggen Twee Amers, oft plaetsen om hout, mest, steen, kalek, ende diergelycke materialen af te lossen uyt de schepen." Tot in de 20ste eeuw bleef de Vliet een belangrijke transportweg voor landbouwproducten, bouwmaterialen, zout, kolen en zo meer, zoals blijkt uit de diverse vergunningen voor laden en lossen uit de 19de en de 20ste eeuw. Van de talrijke aanlegplaatsen die hoorden bij de grote 18de-eeuwse hoeven en 19de- en 20ste-eeuwse bedrijven resten nog enkele sporen (zie Begijnhofstraat; Grote, Kleine en Eikse Amer). Na de storm van 1976 werd de Vlietmonding, als onderdeel van het Sigmaplan (1977), volledig afgesloten van de Rupel. Het waterpeil van de Vliet wordt nu geregeld door een pompstation.
Thans dicht bebouwde kern -in 1985 erkend als herwaarderingsgebied- ontstaan als straatdorp rondom de T-vormige dorpskom met de Hoog-, de Begijnhof- en de R. Verbelenstraat, omgeven door land- en tuinbouwgebied met her en der oudere hoeven zoals de Merlegathoeve, Louis Nutenstraat nummer 22 en de hoeve Vijverstraat nummer 31. De vernieuwde Zeuthoeve met een bewaarde poel, een aangepaste voormalige hengstenstal (vierde kwart 19de eeuw), een dito schuur (vierde kwart 19de eeuw) en twee landhuizen (vierde kwart 20ste eeuw) is de grootste landbouwonderneming van de gemeente met een industriële kweekstal; eertijds was het een omwalde U-vormige hoeve (zie oude kaarten) ontstaan uit een middeleeuwse motte gelegen aan de Koningsbrug op de grens van de domeinen Puurs en Bornem. Verder wordt de gemeente heden gekarakteriseerd door een beeldbepalende aanwezigheid van industrievestigingen zoals onder meer het industriepark van circa 1960 aan weerszij van de Rijksweg Willebroek-Temse/Sint-Niklaas, ten zuiden van de spoorweg Mechelen-Sint-Niklaas. Dorpskern met overwegend lintbebouwing doorgaans uit de 20ste eeuw, soms opklimmend tot de 19de eeuw. Karakteristieke kleinschalige dorpswoningen zowel in het centrum (zie Schuttershofstraat) als in meer afgelegen wijken (zie Kleine Amer) en in Kalfort (zie Kalfortdorp en Schipstraat). Het belang van de Sint-Bernardsabdij voor het gebied blijkt uit de imposante Sint-Pieterskerk (Kerkplein) en uit de aanwezigheid van haar belangrijke landbouwuitbatingen zoals de Schaliënhoeve, A. Meersmansdreef nummer 1, en het Hof van Coolhem, Coolhemstraat nummer 64, waarvan de producten eertijds via Vliet, Rupel en Schelde vervoerd werden. Geconcentreerde bebouwing in de kern van Kalfort, een gehucht van Puurs, gegroeid aan een oversteekplaats van de Molenbeek met inplanting van een gasthuis (Kalfortdorp nummer 3). Opvallend zijn de talrijke (Maria)kapelletjes, verspreid over het hele grondgebied, doch voornamelijk te Kalfort dat van oudsher bekend staat als Maria-oord. Bunkers en schansen zoals de schans van Kalfort in de Lichterstraat en de Sint-Pietersburcht aan het Scheeveld, vormen de verbinding tussen de forten van Breendonk, Liezele en Bornem, behorend tot de buitenste fortenlijn, de zogenaamde Hoofdweerstandstelling, van de verdedigingsgordel rond Antwerpen (wet van 1906). De bunkers werden opgericht in 1917, tijdens de Duitse bezetting.
- Provinciaal Archief Antwerpen, Vergunningsplichtige Inrichtingen, Puurs, diverse dossiers.
- Gegevens verstrekt door de heer L. Callaert.
- CALLAERT L., Fiches Monumentenjaar 1975. Archief Bestuur voor Monumenten en Landschappen, Provinciale directie Antwerpen.
- CALLAERT L., Ikonografie van de Klein-Brabantse kastelen, Sint-Amands, 1963.
- CALLAERT L., Klein-Brabant van k tot t, Puurs, 1966.
- CALLAERT L., Puurs en Kalfort: toeristische anekdotologie van twee zusterdorpen, Antwerpen, 1975.
- DE GEYTER L., Bijdrage tot de geschiedenis van Kalfort, Puurs, 1979.
- Heemkundige jaarboeken van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, 1972-1973, 1974, 1976, 1979-1980, 1981-1983, 1984, 1990-1991, 1993-1994.
- Mariapad. Een mariale wandeling door Kalfort. Brochure, Kalfort, 1991.
- MOEYERSOMS F., Klein Brabant: mariaal oord, Heist-op-den-Berg, 1992.
- Profiel van Klein-Brabant, Antwerpen, 1981.
- VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel IX: Tussen Zenne en Rupel, Pittem, 1969, p. 7-232.