Geografisch thema

Oud-Turnhout

ID
13746
URI
https://id.erfgoed.net/themas/13746

Beschrijving

Gemeente in de Antwerpse Noorder-Kempen, begrensd door Arendonk (ten oosten), de beek de Wamp (ten zuidoosten), Kasterlee (ten zuiden), Turnhout (ten westen), deels door het kanaal Dessel-Schoten en deels door Ravels (ten noorden). Oppervlakte: circa 3880 hectare. Inwoners: 12.297 (1/1/1996).

Residentieel woondorp met verstedelijkt centrum in het oost-randgebied van Turnhout, omgeven door landbouw-, natuur- en bosgebied, in de noordwestelijke uithoek een industriezone bestaande uit kleine en middelgrote ondernemingen. Buiten het eigenlijke dorpscentrum bevat Oud-Turnhout verschillende oude gehuchten onder meer Oosthoven, Heieinde, Schuurhoven, Brooseinde, Eigen, Dijkzijde, Rhoode en Darisdonk. In 1977 verloor de gemeente de oude gehuchten Schoonbroek en Kinschot aan Retie en het landbouw- en natuurgebied Kijkverdriet aan Ravels. De gemeente vertoont een zandig vlak landschap, dalend van het noorden naar het zuidwesten. De belangrijkste natuurlijke waterlopen zijn de Aa, de Rooise Loop en de grensbeek de Wamp. Van het zuidoosten naar het westen doorsneden door de steenweg Turnhout-Mol, in het zuiden van oost naar west door de autosnelweg E 34. Een verklaring van de naam bracht uiteenlopende meningen mee betreffende de anciënniteit van Oud-Turnhout en Turnhout. Door middel van. archeologisch onderzoek tracht men meer klaarheid te krijgen in de vooropgestelde hypothesen betreffende de ontstaangeschiedenis van beide gemeenten.

Aan de grotere beken (Aa en Wamp) op de hoger gelegen dekzandruggen bevinden zich sporen van prehistorische bewoning: de tot nu toe oudste bewoningssporen, gevonden tijdens recent archeologisch onderzoek langsheen het Heieinde in Oosthoven, dateren uit het laat Midden-Paleolithicum. Meer verspreide, overwegend losse vondsten veronderstellen tevens een bewoning in de daaropvolgende periodes gaande van het Mesolithicum tot de late Middeleeuwen: op basis van recente archeologische opgravingen (1996) werd vastgesteld dat van de prehistorie tot de 12de- 13de eeuw een eerste nederzetting ingeplant was op een hoger gelegen dekzandrug in de omgeving van de Sint-Bavokerk. Omwille van een agrarische reorganisatie werden deze gronden in cultuur gebracht en verplaatste de bewoning zich naar de rand van de beekvallei waar nieuwe kernen ontstonden. De ligging van de woonkernen Heieinde, Schuurhoven, het huidige dorpscentrum, Dijkzijde en Eigen bekrachtigen trouwens de aantrekkingskracht van de Aa. Dit verklaart de thans opvallende, geïsoleerde ligging van de parochiekerk namelijk op het einde van de Kerkstraat, ongeveer 500 meter ten noordoosten van de huidige dorpskern. Tegelijkertijd zou dit betekenen dat het ontstaan van de stad Turnhout eerder te situeren is in de 13de eeuw: wegens haar ligging rondom het hertogelijk slot ontwikkelde deze bewoningskern zich echter het sterkst en groeide uit tot de belangrijkste. Een eerste vermelding van Oud-Turnhout, "Vetus Turnoltum", klimt op tot 1333 (zie Sint-Bavokerk). In 1395 werd door Maria Van Brabant-Gelre, Vrouwe van het Land van Turnhout, een priorij van augustijner kanunniken gesticht te Corsendonk. Deze werd één van de belangrijkste leden van het kapittel van Windesheim en verwierf bekendheid met haar scriptorium en haar Latijns onderricht te Turnhout. In een pauselijk onderzoek naar de bezittingen van de orde van Malta in 1373 wordt er in Turnhout, thans grondgebied Oud-Turnhout, een laathof van de hospitaalridders van de Commanderij van Ter Braecke/Chantraine vermeld. Deze bezittingen, gelegen tussen de huidige Kerkstraat en de Van der Bekenlaan, werden in 1796 verkocht en circa een eeuw later bebouwd. Tot het tweede kwart van de 19de eeuw bleef het historisch, bestuurlijk, economisch en religieus verleden van Oud-Turnhout nauw verbonden met en afhankelijk van de hoofdgemeente Turnhout (zie inleiding Turnhout). Aanhoudende wrijvingen tussen de inwoners van de gehuchten en de stad leidden in 1859 tot de bestuurlijke zelfstandigheid van Oud-Turnhout. In de loop van de 19de eeuw verwierf het centrum, samen met het gehucht Oosthoven een kerkelijke onafhankelijkheid. In 1836 onstond, met steun van het gemeentebestuur, een zelfstandige Sint-Bavoparochie in het centrum. Vanaf 1867 streefde het gehucht Oosthoven eveneens een parochiale onafhankelijkheid na. Deze verwierf zij pas in 1888. Recenter is de oprichting van de parochie van het Onbevlekt Hart van Maria te Zwaneven, ontstaan in 1966.

Tot in de 19de eeuw een gemeente met overwegend agrarisch karakter bestaande uit open en afgesloten wei- en akkerland, ten zuiden en noordoosten omgeven door bosgebied, ten oosten grenzend aan heide- en moerasgebied dat zich verder uitstrekte over het grondgebied Ravels, Arendonk en Retie. In de loop van de 19de eeuw veranderde Oud-Turnhout sterk van karakter en uitzicht. Migratie uit Noord-Brabant kwam op gang onder impuls van de hogere landbouwproductie welke mogelijk werd door een betere bemesting via aanvoer van kalk en mest langs het kanaal Dessel-Schoten (1846-1874). Bij het graven van het eerste gedeelte van dit kanaal in 1846 stootte men op rijke lagen kleigrond. Zo ontstond een industrieel centrum aan het Geleg (ten noorden) bestaande uit verschillende steen-, pannen- en cementfabrieken. Met de daaropvolgende immigratie en huisvesting van mensen uit de Zuider-Kempen was een nieuw Oosthoven geboren. De aanleg van steenwegen en tramlijnen richting Turnhout stad, Arendonk en Mol, betekende een verder ontsluiting van het gebied.

Voortgaande op de bebouwingsdichtheid zijn er thans drie grote woonkernen te onderscheiden: het centrum (ten westen), het Zwaneven (ten oosten) en Oosthoven (ten noorden). Volgens de Ferraris- (circa 1775) en Vandermaelenkaart (1854) vormden het centrum en het gehucht Oosthoven circa vierde kwart van de 18de eeuw - eerste helft van de 19de eeuw reeds belangrijke woonkernen. Eerst genoemde ontstond oorspronkelijk in de omgeving van de Sint-Bavokerk, verplaatste zich naar de beekvallei en concentreerde zich in lange linten langs de beekdalranden waar zij zich verder ontwikkelde langsheen de grote verbindingswegen. Oosthoven bestond uit een kern gegroeid rondom de voormalige Sint-Antoniuskapel (Heerestraat/Polderstraat) en een tweede rond de voormalige Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuwkapel (Polderstraat/Steenweg op Ravels). In het zuiden bevond zich een een concentratie van woonsteden op de Hoge en Lage Darisdonk en de beeldbepalende priorij Corsendonk. De omgeving van het Zwaneven bleef tot in de 20ste eeuw een vrij ongerept natuurgebied, grotendeels eigendom van grootgrondbezitters en industriëlen met her en der domeinen bestaande uit een buitengoed met pachthoeven, jachtpaviljoenen, boswachtershuisjes, herbergen,... Zo herinnert de villawijk zogenaamd "De Lint" ten noordoosten van de huidige Steenweg op Mol, aan een gelijknamig 19de-eeuws domein met kasteel dat op zich teruggaat op een jachtterrein van Maria van Hongarije (1546-1556).

Buiten de Sint-Bavokerk, de priorij Corsendonk en enkele aangepaste hoeven met oude inplanting of kern, blijft er van de oude bebouwing bijna niets overeind. De huidige woonkernen met overwegend banale 20ste-eeuwse bebouwing bevatten slechts nog versnipperde sporen van de kleinschalige dorpsbebouwing uit het vierde kwart van de 19de eeuw - eerste kwart van de 20ste eeuw. Verspreid over heel de gemeente werden veldkapelletjes opgericht, overwegend daterend uit de 20ste eeuw. Enkel woonwijken uit het derde kwart van de 20ste eeuw zoals in de omgeving van de Oude Arendonkse Baan getuigen van een sociale huisvestingspolitiek. Buiten enkele resterende 20ste-eeuwse domeinen groeide de landelijke en bosrijke omgeving van het gehucht Zwaneven door de sinds het derde kwart van de 20ste eeuw sterk woedende verkavelrage uit tot een residentieel gehucht van riante villawijken met slechts sporadisch opmerkelijke en originele realisaties onder meer in De Lint ten noorden van de Steenweg op Mol en de dreven rondom de Blijkerstraat ten zuiden. Het zuiden daarentegen behield tot op vandaag zijn landelijk karakter: wat betreft het huidige stratennet, de bebouwingsdichtheid nl. een concentratie van aangepaste hoeven uit circa 1900 met oudere inplanting op de Hoge en Lage Darisdonk en de omgeving van de priorijsite Corsendonk, bleven de krachtlijnen van het oude patroon hier nagenoeg onveranderd. Verder herkent men in het tracé van onder meer de Dijkzijde, de Steenweg op Zevendonk, de Kerkstraat, de Draaiboom, de Bergstraat, de Neerstraat, de Oude Arendonkse Baan de oude verbindingsassen naar omliggende gemeenten (zie Ferrariskaart). Buiten de pannenfabriek T.T.R. is de nijverheid rond het kanaal vrijwel volledig verdwenen. Oude kleiputten, enkele runes sporadisch aan het kanaal en arbeiderswoningen onder meer aan de Werkendam, vormen de laatste getuigenissen. Thans beschikt Oud-Turnhout slechts over een beperkt aantal industrievestigingen en is voor de meeste sectoren aangewezen op omliggende gemeenten voornamelijk Turnhout.

In het noorden, ten oosten van de Aa en zich verder uitbreidend over de gemeente Arendonk, bevindt zich het zogenaamde "Landschap van De Liereman", een concentratie van aan elkaar grenzende natuurreservaten, overblijfselen van het eertijds uitgestrekte moeras- en heidegebied, onder meer de Hoge Mierdse Heide en * "De Liereman" (167 hectare). Laatst genoemde is een afwisselend geheel van stuifduinen, droge en natte heide, moerasbos, veenmoeras en veenplassen, rietvelden, naaldhout- en gemengde bossen met rijke fauna en flora. Om het gebied te ontwateren werd in 1840 vanuit de Aa, de zogenaamde "Lieremansloop" gegraven. Talrijke beheerswerken in de 20ste eeuw trachten aanslagen op het natuurgebied (brand in 1962, aardgasleiding in 1970,...) en bebossing tegen te gaan onder meer plaggen, kappen van bomen, in 1978 kreeg de Lieremansloop een eerste stuw.

  • Gegevens verstrekt door W. van Hout.
  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten & Landschappen Antwerpen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, doss. A/1029, A/0124/1-3.
  • Corsendonca: X, nr. 4, 1993, p. 2-10; XIII, nr. 2, 1996, p. 3-16, p. 19-39; XIII, nr. 4, 1996, p. 20-27, p. 40-41.
  • DE KOK H., Gids voor het oude Turnhout en omgeving. De omliggende gemeenten, dl. 2, Antwerpen-Amsterdam, 1980.
  • Een goedendag uit Oud-Turnhout. Onze gemeente in prentkaarten, Oud-Turnhout, 1989.
  • LUYTS G., Archeologische vindplaatsen in de omgeving van de Liereman te Oud-Turnhout en Arendonk, in Wielewaal, LVIII, 1992, p. 208.
  • Oud-Turnhout en zijn verleden, I, II, III, Oud-Turnhout, 1983, 1985, 1993.
  • VANDENBERGHE S., ASHTON-VANHERLE L. e.a., Laat-Middeleeuwse waterputten te Oud-Turnhout, in Taxandria. Nieuwe Reeks, LIV, 1983, p. 56-64.
  • VAN GELDER A., Oud-Turnhout in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1974.
  • VAN HOUT W., Honderd jaar St.-Antoniusparochie Oosthoven, Oud-Turnhout, 1988.
  • VAN HOUT W., Middeleeuwse archeologie: nieuwe wegen, in Kaderblad, 1996, p. 1-6.

Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oud-Turnhout [online], https://id.erfgoed.net/themas/13746 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Gemeente Oud-Turnhout

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.