Landbouwdorp met toenemende woonfunctie, telt met een oppervlakte van 842 hectare thans 1509 inwoners (30.12.2000). Zuidwestelijk deelgemeente van Brakel, ten noorden grenzend aan Zegelsem, ten oosten aan Nederbrakel en Everbeek, ten zuiden en ten zuidwesten palend aan Vloesberg (provincie Henegouwen), ten noordwesten grenzend aan Maarkedal (Schorisse). Bij het vastleggen van de taalgrens in 1963 werd de wijk d'Hutte in het westen overgeheveld van Vloesberg naar Opbrakel.
Gelegen in de heuvelachtige en bosrijke regio van de Vlaamse Ardennen met golvend tot sterk golvend landschap, opklimmend van 40 tot 130 meter. Kenmerkende opeenvolging van open kouters op de hoogste delen van de leemruggen en lage stroken gevormd door depressies en diep ingesneden beekvalleien, typerend voor de Vlaamse Ardennen. Het Brakelbos in de zuidwestelijke hoek van Opbrakel vormt het voornaamste overblijfsel van het woud dat zich in de vroege middeleeuwen over het grootste deel van Opbrakel uitstrekte. Sinds 1976 vormt dit beukenbos een publiek wandelbos van 52 hectare. In dit gebied en andere nabije bossen (zoals Wolvenbos, Livierenbos), onder meer op Henegouws grondgebied, ontstaan beken die Opbrakel doorlopen om op Nederbrakel de Zwalmbeek te vormen. De Molenbeek is de voornaamste ervan.
Enige prehistorische archeologica aangetroffen te Opbrakel: een paar bijlen als losse vondsten uit de late steentijd; er werd een cirkelvormige structuur als rest van een grafheuvel uit de bronstijd luchtfotografisch waargenomen en voorts getuigt een kuil met onder andere aardewerkscherven van een nederzetting uit de vroeg La Tène. Vondsten uit de Gallo-Romeinse tijd bevestigen dat de Zuidoost-Vlaamse regio in die periode een hoge bewoningsdensiteit kende. Systematische terreinprospectie liet toe aan de hand van bouwpuin en schervenmateriaal meerdere vermoedelijke Romeinse landbouwnederzettingen in Opbrakel te localiseren. Ook kon het rechtlijnig tracé van de Romeinse weg Bavay-Blicquy-Velzeke te Opbrakel teruggevonden worden in aantal wegen (onder andere Heinestraat, Cijnsland, Leinstraat, Herenhof, Riebeke); deze weg, lang bekend gebleven als "Chaussée de Brunehault", doorsneed Opbrakel van zuidwest naar noordoost. De vermelding in 866 van "villa Braglo", een toponiem waarin een Germaanse bosnaam wordt herkend, verwijst naar een middeleeuws uitbatingscentrum, waarop waarschijnlijk de kern van de heerlijkheid Opbrakel zou teruggaan en mogelijk betrof het tevens het centrum van een domein dat toen tot de bezittingen van de Sint-Pietersabdij van Lobbes (Thuin bij de Samber) behoorde. Ook het patrocinium van Opbrakel, Sint-Martinus, ondersteunt de hypothese van een in oorsprong vroeg-middeleeuwse bewoningskern. In 1096-1098 verwierf Ename het patronaatsrecht over de parochiekerk van Opbrakel. De benamingen Brakel en Opbrakel komen van eind 11de tot in de 13de eeuw naast elkaar voor.
De heerlijkheid Opbrakel was een leenhof dat afhing van de baanderij Eine. Van de 11de tot de 14de eeuw was de heerlijkheid Opbrakel bezit van de familie "van Brakel". Nadien kwam de heerlijkheid in handen van andere adellijke geslachten, als laatste in de 18de eeuw de familie Maroucx. Zij bewoonden nog het centraal gelegen feodaal kasteel van de heren van Brakel. Dit zogenaamd "Herenhof" was een omwald kasteel met typische opper- en neerhofconfiguratie; het kasteel verdween in 1863 en thans herinnert ter plekke enkel de gelijknamige straat eraan. Enkele van de vier grootste pachthoeven te Opbrakel waren tevens zetel van een heerlijkheid en een voortzetting van een ontginningshoeve zoals het "Hof ten Bossche" en het "Hof te Wolfskerke". Andere lenen (deels) geënclaveerd te Opbrakel zoals Verrebeke. De dorpskerk ligt excentrisch bij de noordoostelijke grens aan de weg naar Nederbrakel. De oude weg naar Ronse (Leinstraat) kende reeds voor de 19de eeuw een opvallende bebouwingsdensiteit. Door een toename van de bewoningsconcentratie bij de kerk en de inplanting van voorzieningen zoals klooster, school, hospitaal in de nabijheid van de kerk in de loop van de 19de eeuw profileerde zich pas een herkenbare dorpskern. Sinds de aanleg in 1845-46 van de rechtlijnige nieuwe steenweg Ronse-Ninove, de Ronsesestraat, die het dorp doorsnijdt werd aan deze configuratie in de dorpsstructuur afbreuk gedaan terwijl de grootschalige uitbouw van instellingen sinds de 20ste eeuw wanverhoudingen creëerde in het landelijk dorpscentrum. De spoorlijn Zottegem-Ronse over Brakel in gebruik genomen in 1885 beschikte over een halte met landelijk stationnetje nabij de westelijke gemeentegrens op het gehucht Ten Bergen, verwijderd van de dorpskom.
Opbrakel kende geen industriële vestigingen tenzij vertegenwoordigers van de traditionele ambachtelijke agrarische nijverheden; als getuigen daarvan zijn thans nog aan te wijzen het bouwpuin van een watermolen aan de Pieter Hoelmanstraat en een recent heropgebouwde stenen windmolen op Verrebeke.
- BRAKELS Th., Geschiedenis van Nederbrakel Opbrakel en omstreken, Kortrijk, 1952.
- DE LANGE S., Zwalmbronnenroute Opbrakel, Op stap door Oost-Vlaanderen, Toerisme Oost-Vlaanderen, 1997.
- DE MULDERG. - VELGHE M., Sporen van een vroeg La Tène-nederzetting te Brakel, in VOBOV-Info, 46, 1997, p. 5-10.
- DE TEMMERMAN L. - DENDAUW F. - PREMEREUR A. - VERACHTEN L., Everbeek, Opbrakel, Parike en Zegelsem in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1995.
- Gedenkboek Opbrakel 900, Brakel, 1998.
- GYSSELING M., Inleiding tot de toponymie, vooral van Oost-Vlaanderen, in Naamkunde, 1978, X, 1-2, p. 19.
- VELGHE M., Een gepolijste bijl te Opbrakel (gem. Brakel) , in Handelingen Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, VII, 1995, p. 177-179.