is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse bunkerlinie Westabschnitt
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunker
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bunkers
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Duitse bunkerlinie Eerste Wereldoorlog
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse bunkerlinie Eerste Wereldoorlog
Deze vaststelling was geldig van tot
De 'Westabschnitt' is een Duitse bunkerlinie uit de Eerste Wereldoorlog, die werd aangelegd als onderdeel van de 'Stellung Antwerpen'. De bunkerlinie is ongeveer twaalf kilometer lang en situeert zich tussen de Schelde stroomopwaarts, ter hoogte van Fort Steendorp (Temse) tot de polders van Beveren.
Volgens het Belgische vooroorlogse verdedigingsconcept diende Antwerpen te fungeren als 'Nationaal Reduit': in geval van overmacht vormde de Versterkte Stelling Antwerpen het toevluchtsoord voor regering en leger. In die vesting moest het leger lang genoeg actief weerstand kunnen bieden om de grote mogendheden – die borg stonden voor de Belgische onafhankelijkheid – de tijd te geven om een diplomatieke of militaire oplossing uit te werken die het voortbestaan van België zou verzekeren. Forten, schansen en andere verdedigingswerken waren vanaf 1851 in gordels rond de stad opgetrokken. Aangezien de reikwijdte van de artillerie snel evolueerde, dienden nieuwe verdedigingswerken steeds sterker en verder van de stad opgetrokken te worden.
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog vormden de forten en schansen met hun geschutskoepels de ruggengraat van de verdediging van Versterkte Stelling Antwerpen. De hoofdweerstandsstelling werd gevormd door de buitenste fortengordel, met 21 forten en 12 schansen. Hiervan bestonden de schansen en de 11 nieuwste forten uit betonnen pantserwerken. Dichter bij Antwerpen lag de Veiligheidsomwalling, gelegen op de fortengordel van 1859, waarvan de oudere forten en kleine schansen gemoderniseerd waren. Ook nog bestaande verdedigingswerken van de Grote Omwalling, die gebouwd was in 1859-1864, werden in staat van verdediging gesteld. Ten slotte was er nog een Scheldeverdediging, bestaande uit de forten Sint-Marie, Sint-Filips en drie kustbatterijen en een aantal voorbereide inundaties. Daarnaast werden er nog veldversterkingen opgetrokken, waaronder loopgraven en draadversperringen en werden gebieden, daar waar mogelijk geïnundeerd.
De vesting Antwerpen werd georganiseerd in zes sectoren. In de Vde sector, waar er geen permanente verdedigingswerken waren opgetrokken tussen Fort Haasdonk en de inundatiezone bij de polders van Beveren, dienden veldversterkingen de hoofdrol te spelen in de verdediging.
Na de Duitse inval op 4 augustus 1914 verschanste de Belgische regering zich vanaf 16 augustus 1914 in Antwerpen, terwijl de stad fungeerde als logistiek centrum voor het veldleger. Vanaf 19 augustus 1914 trok het Belgisch veldleger zich terug in de vesting Antwerpen. Na een reeks 'uitvallen' door het Belgisch leger uit de vesting Antwerpen, richtte het Duitse leger vanaf eind september zijn artillerie op de forten rond de stad. Vooral de forten aan zuidoostelijke zijde van Antwerpen werden geviseerd: vele forten bezweken onder de zware Duitse artillerie. Andere verdedigingswerken werden opgeblazen tijdens de terugtocht van de Belgen. Slechts 13 van de 33 werken van de hoofdweerstandsstelling waren onbeschadigd in Duitse handen gevallen.
Op 13 oktober 1914, drie dagen na de val van Antwerpen, nam het Duitse opperbevel het besluit om de vesting Antwerpen opnieuw in staat van verdediging te stellen. Aan vele forten en schansen werden herstellingswerken uitgevoerd en ook de Belgische veldversterkingen werden behouden. De gereorganiseerde 'Stellung Antwerpen' vormde voortaan een steunpunt in de 'Antwerpen-Maas-Stellung'. Antwerpen vormde bovendien een strategisch uiterst belangrijk bruggenhoofd langs de Schelde. Ten slotte dekte de vesting de rechterflank van het leger om een eventuele verrassingsaanval vanuit Nederland te verhinderen.
De 'Kaiserliche Festung Antwerpen' werd in drie sectoren ingedeeld: de 'Nordabschnitt' tussen de Schelde en het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, de 'Südabschnitt' tussen de Rupel en de Schelde en de 'Westabschnitt' op de Linkerscheldeoever.
In 1916 werd beslist om versterkingen op te richten tegenover de Nederlandse grens: de 'Hollandstellung' en de 'Stellung Antwerpen-Turnhout' of 'Turnhoutkanalstellung'. Rond Antwerpen werden de voor de Duitsers belangrijke fronten tijdens de eerste helft van 1917 eveneens met bunkers versterkt. Er werden bunkerlinies opgetrokken tussen de Schelde stroomafwaarts en het Kanaal van Turnhout ('Nordabschnitt'), met aansluiting op de 'Turnhoutkanalstellung'. Tussen de Rupel en de Schelde stroomopwaarts werden bunkers van de zogenaamde 'Südabschnitt' aangelegd. Tussen de Schelde stroomopwaarts en de inundaties van de polders van Beveren, werd de 'Westabschnitt' aangelegd, die ter hoogte van Vrasene aansloot op de 'Hollandstellung'. Tussen het kanaal Dessel-Schoten en Willebroek lijken de Duitsers geen werk te hebben gemaakt van de verdere uitbouw van reeds aanwezige Belgische stellingen.
In de 'Stellung Antwerpen' werden er naar verluidt in totaal 839 bunkers gebouwd: deze werden ingeplant op de Belgische veldversterkingen uit 1914. De bunkers werden opgetrokken onder leiding van genietroepen van de 'Kaiserliche Fortifikation Antwerpen', in opdracht van de 'Armeegruppe Antwerpen'. Ook de bunkers van de 'Turnhoutkanalstellung' werden onder leiding van dezelfde genietroepen opgetrokken, wat verklaart waarom langs beide stellingen eenzelfde bunkertypologie werd toegepast. De voorbereidingen startten reeds in 1916. De werken werden uitgevoerd door (opgeëiste) Belgische werkkrachten.
De 'Stellung Antwerpen' en de 'Turnhoutkanalstellung' werden gecontroleerd door het 'Generalgouvernement'. Vanaf de zomer van 1917 was de 'Armeegruppe Antwerpen', bestaande uit vier infanteriedivisies en twee gemengde brigades, belast met de bewaking van de Nederlandse grens tussen de Schelde en Turnhout. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vond er langs deze verdedigingsstellingen geen enkel militair treffen plaats.
De 'Westabschnitt’ strekte zich uit over een afstand van ongeveer 12 kilometer, in het zuiden begrensd door de Schelde en Fort Steendorp, waar Schauselbroek, het gebied net ten noorden van de Schelde, geïnundeerd kon worden. In het noorden was de 'Westabschnitt' begrensd door de polders van Beveren, waar een groot inundatiegebied was voorzien. De stelling werd aangelegd in de voormalige Vde Sector van het Belgisch leger uit 1914. De voorbereiding voor de aanleg van de 'Westabschnitt' werd vanaf midden 1916 gestart. Spoorwegstaven, prikkeldraad en hout werden opgeëist. De bouwwerken onder leiding van Duitse genietroepen, maar uitgevoerd door Belgische werklieden, vingen aan begin 1917. Tegen de herfst van 1917 was de aanleg van de bunkerlijn voltooid.
De 'Westabschnitt' werd georganiseerd in drie sectoren. De stelling diende te bestaan uit opeenvolgende verdedigingslijnen, waarvan de eerste, meest westelijke verdedigingslijn reeds in 1917 werd uitgebouwd, met bunkers. Deze eerste lijn volgde min of meer de bestaande Belgische loopgraven uit 1914, die werden verbeterd en gestut met hout. Het terrein bestond grotendeels uit bolle akkers, afgezoomd met populieren. Net vóór, ten westen van deze loopgraaf met bunkers, was een – doorgaans dubbele – draadversperring voorzien. Net achter, ten oosten van de loopgraaf met bunkers waren enkele steunpunten en commandoposten opgetrokken.
Achter deze eerste verdedigingslijn werd een 'Bei der Armierung auszuführende Schützenstellung' voorzien. Dit verwijst naar bijkomende verdedigingslijnen, evenals bijkomende steunpunten en commandoposten die dienden aangelegd te worden, op het moment dat de stelling effectief bezet zou worden. Ook spoorlijnen voor de aanvoer van materialen en manschappen tijdens de 'Armierung' waren ten oosten van de 'Westabschnitt' voorzien. Op de Duitse kaart staan verder nog bossen ingekleurd, die ten westen van de stelling gelegen waren en die gerooid dienden te worden in geval van 'Armierung'. Op andere beschikbare Duitse plannen van de 'Westabschnitt', meer bepaald tussen de polders van Beveren en de Stuurstraat in Haasdonk, staat tot op perceelsniveau ingetekend waar de verdedigingslijnen aangelegd werden of dienden aangelegd te worden en waar welk type bunker werd opgetrokken of diende opgetrokken tijdens de 'Armierung'. Opvallend is dat op deze plannen in het totaal vier verdedigingslijnen waren voorzien, dit terwijl er op de hoger vermelde Duitse kaart maar twee verdedigingslijnen werden ingetekend, met verder oostwaarts nog enkele bijkomende steunpunten.
Het aantal opgetrokken bunkers was afhankelijk van de aanwezigheid van permanente verdedigingswerken (forten, schansen) en inundatiezones. Bijgevolg is de concentratie bunkers op bepaalde plaatsen bijzonder groot, terwijl er op andere plaatsen geen bunkers werden opgetrokken.
Tussen de Schelde en Fort Steendorp, in het inundeerbare Schauselbroek, werden er geen schuilplaatsen gebouwd. Tussen Fort Steendorp en Fort Haasdonk, een front van 6 km breed, bestaande uit twee forten (Steendorp en Haasdonk) en twee schansen (Lauwershoek en Landmolen), werden er 24 bunkers opgetrokken.
Tussen Fort Haasdonk en de Polder van Beveren, waar geen enkel permanent verdedigingswerk (fort, schans) aanwezig was, bouwden de Duitsers zo’n 216 bunkers, bestaande uit elf verschillende types. Hier werden de bunkers meestal in twee lijnen aangelegd, met enkele concentraties rond vermoedelijke steunpunten. In de voorste, dus meest westelijke lijn, komen het grootst aantal bunkers voor.
In de bunkerlinies rond Antwerpen waren de bunkers gebaseerd op gestandaardiseerde modellen. De bunkers werden opgetrokken uit gewapend beton, met doorgaans een wanddikte aan vijandzijde van 1m dik. Aan de andere zijden van de bunker volstond 50cm. Het dak diende tussen de 60 en 80cm sterk te zijn. Het dak neemt aan de achterzijde vaak de vorm aan van een licht zadeldak, wellicht ten behoeve van afwatering. Vaak is het dak versterkt met een bekledingsplaat (gegolfd plaatijzers) en spoorrails. De vloerdikte bedraagt 50cm. Deze constructies dienden bestand te zijn tegen een beschieting met veldartillerie en enkele 15cm voltreffers. De toegangen waren vermoedelijk afgesloten door een tweeledige deur. Daar waar mogelijk, werden de bunkers in het terrein ingegraven. De hoeken en randen aan de blootgestelde zijden werden afgerond om treffers te doen afschampen.
De belangrijkste bronnen bij de interpretatie van de bunkers zijn de hoger vermelde Duitse kaart en plannen van de 'Westabschnitt', evenals de legende bij een kaart van de 'Nordabschnitt'. Daarnaast zijn er de inventarisatielijsten, plannen en kaarten, zoals opgesteld door het Belgisch leger, onder meer door de 'Service technique du génie. Batiments militaires. Direction de la Flandre Orientale' op 27 augustus 1935.
Het type bunker dat het vaakst voorkomt in de 'Westabschnitt' werd op de bewaarde Duitse plannen aangeduid met 'U', wat staat voor 'Unterstand', een manschappenonderkomen. In de legende bij de kaart van de 'Nordabschnitt' wordt dit gespecifieerd als 'Unterschlupf für 18 Mann', een onderkomen voor 18 man. Dit type bunker wordt in Belgische inventarisaties aangeduid met type VI. In een Belgische inventarisatie van 1935 wordt dit type ook aangeduid met type 7a. Deze 'Unterstände' komen zowel in de voorste lijn voor, als een tiental meter achter deze voorste loopgraven. Het betreft een type bunker met een uitspringend gesloten deel aan de voorzijde en twee toegangen aan de achterzijde van de bunker. De bunker heeft binnenin één ruimte. In de binnenmuren zitten verschillende nissen en openingen.
Er werden ook grotere schuilplaatsen gebouwd, op Duitse kaarten aangeduid met 'U Tr', wat volgens de Duitse kaart van de 'Nordabschnitt' staat voor 'Untertreteraum', een groot manschappenonderkomen. Dit type bunker is ook gekend als type VII of 11a. Het betreft een type bunker met een rechthoekig grondplan, met twee toegangen aan de achterzijde, die elk via een L-vormige gang uitmonden in de grote binnenruimte. Voor enkele 'U Tr' in de 'Stellung Antwerpen' werden ook bestaande Belgische bunkers van 1914 gerecupereerd.
In de voorste lijn zijn 'MG' terug te vinden, wat staat voor 'Maschinengewehr', een mitrailleurspost. Dit type werd aangeduid met type IV of 2a, was evenredig verdeeld over de voorste verdedigingslijn. Dergelijke bunker was bedoeld voor een zware mitrailleur om flankerend te vuren. De mitrailleursposten waren zo gepositioneerd, vaak in een knik van de loopgraaf, dat de vuren elkaar konden kruisen. Kenmerkend bij dit type bunker zijn de twee openingen in de voormuur van de bunker, waarbij de ene opening diende als schietopening en de andere als observatieopening. Parallel met de achtermuur van de bunker liep een brede gang van 1,25 meter. De twee toegangen tot deze gang mondden uit in de loopgraaf. Centraal in de gang zat de toegang tot de bunkerruimte, die afgesloten werd met een deur. In de binnenmuren van de bunker zitten verschillende nissen en openingen.
Daarnaast werden er Duitse geschutsbunkers gebouwd voor Belgische 7,5 cm kanonnen op plaataffuit. Deze kanonnen, in principe bedoeld als veldgeschut, waren door de Duitsers verwijderd uit de forten en schansen rond Antwerpen. Op Duitse plannen werd dit type bunkers aangeduid met 'ZWSTR', wat staat voor 'Zwischenraumstreiche', wat interval of tussenruimte betekent. In de Belgische naoorlogse inventarisatie werd dit type aangeduid met type VIII. Ze komen doorgaans per twee voor, elk met een ander schootsveld. Het betreft een type bunker met een rechthoekige plattegrond, met één L-vormige toegang aan een zijkant, die uitmondt in de enige bunkerkamer. In de voormuur van de bunker zit een schietopening voor het kanon, met ernaast een kleine, naar buiten toe versmallende kijkopening. De schietopening meet aan buitenzijde 100 x 55 cm, terwijl de kijkopening aan de buitenzijde 15 cm breed is. De plaataffuit van het kanon was bevestigd aan de binnenwand van de bunker. De schietopening kon aan de buitenzijde met een ijzeren plaat afgedekt worden.
Behalve dit standaardtype zijn er nog varianten terug te vinden. Bij Schans Smoutakker zijn er twee dubbele geschutsbunkers terug te vinden: bij deze bunkers waren er in de voormuur twee schietopeningen met plaataffuit naast elkaar aangebracht, eveneens bedoeld voor 7,5cm kanon. Bij Fort Liefkenshoek werd dan weer een type geschutsbunker opgetrokken voor een 12cm houwitser kanon, model 1913.
In de voorste lijn zijn kleine observatieposten terug te vinden voor de infanterie, op de Duitse plannen aangeduid met 'IB', wat staat voor 'Infanterie-Beobachter'. In de Belgische inventarisatie is dit type IX. De infanteriewaarnemer was verantwoordelijk voor het telefonisch leiden en coördineren van de infanterievuren, zoals zware mitrailleurs of granaatwerpers. Er komt een type observatiepost voor met pantserplaat, type 4a volgens de inventaris van 1935 en een type zonder pantserplaat maar met observatiegleuf, type 5a. Beide types hebben dezelfde vorm en afmetingen. Bij het eerste type is of was de waarnemingsopening afgesloten met een 4 cm dikke ijzeren plaat, die vooraan gebogen en bovenaan vlak is en die in het dak van het vooruitspringende deel aan de voorzijde van de bunker steekt. In het vlakke deel zit een ronde opening, die met ijzeren platen gedicht kon worden. In het schuine deel van de pantserplaat, juist boven de betonnen wand, zit een kleine gleuf. In de observatiepost zonder pantserplaat steekt een gleuf in de voormuur van het uitspringend deel, die naar het midden toe versmalt.
Een ander type observatiepost is groter en was bedoeld als artillerieobservatiepost. De artilleriewaarnemer was verantwoordelijk voor het aanvragen en leiden van het artillerievuren. Dit type is eveneens steeds terug te vinden in de voorste lijn, maar komt niet zo vaak voor als de kleinere 'IB'. Op de Duitse plannen wordt dit type aangeduid met 'AB', wat staat voor 'Artillerie-Beobachter'. In de Belgische inventaris is dit type XIV of 4a. Dit type bunker meet min of meer 7 x 3,2 meter. Centraal aan frontzijde springt de bunker uit. In dit uitspringend deel zit een opening, die afgesloten was met een 4 cm dikke ijzeren plaat, zoals bij de infanterieobservatiepost. Dit type bunker heeft aan de achterzijde één toegang, die via een L-vormige gang en een tweede deuropening uitmondt in de binnenruimte.
Op enkele meters achter de voorste verdedigingslijn werden ook nog bunkers van het type 'Zf' opgetrokken, wat volgens de legende van de kaart van de 'Nordabschnitt' staat voor 'Zugführerunterstand', een commandopost voor de bevelhebber van een peloton. Dit type XVII of 9a betreft een relatief klein type bunker, met een asymmetrische vorm en een binnenruimte van 2,5 op 2 meter.
Op een aantal honderd meters achter de voorste bunkerlijn, te situeren tussen de tweede en derde verdedigingslijn, komt nog een groter type bunker voor, met observatiegedeelte. Dit type bunker wordt op de Duitse plannen aangeduid met 'GB', wat staat voor 'Gruppenbefehlstelle', een commandopost voor een bevelhebber van een groep. In de Belgische inventarisatie wordt dit type aangeduid met type X of 6a.
In de derde verdedigingslijn, in het deel ten noorden van de spoorlijn Gent-Antwerpen en ten zuiden van de Polders van Beveren, komt op regelmatige afstand een type bunker voor, waarrond steeds een circulaire draadversperring was voorzien. Dit type bunker ligt steeds in de nabijheid van het spoor of bij wegen. Het betreft een rechthoekige bunker, aan frontzijde gesloten, met een gang parallel met de achterzijde, waarvan de twee toegangen aan weerszijden uitmondden in de loopgraaf. Via een centrale toegang in deze gang kon de enige bunkerruimte betreden worden. Hoewel de derde verdedigingslijn pas tijdens de 'Armierung' diende aangelegd te worden, waren deze bunkers wel al opgetrokken. Volgens een Duitse kaart van de 'Turnhoutkanalstellung', waar dit type bunker ook voorkomt, betreft het een 'Masch. Gew. Unterstand', een onderkomen voor een mitrailleursploeg.
Er is nog een ander type bunker, dat slechts éénmaal voorkomt in de 'Westabschnitt', meer bepaald in het noorden van de stelling, dichtbij de inundaties. De bunker ligt op 400 à 500m achter de bunkerlijn en is op eenzelfde manier ingeplant als de hierboven vermelde bunker. Het betreft een rechthoekige bunker van 5,8 x 7,6m, met één toegang, één gang en één rechthoekige ruimte van min of meer 4,95 x 3,80m.
In de 'Stellung Antwerpen' werden ook Belgische 'abris' uit 1914 gerecupereerd en geïntegreerd in de nieuwe Duitse stellingen. Zo werd in de 'Westabschnitt' een type Belgische bunker hergebruikt als 'U Tr', als grote schuilplaats dus, die in de inventaris van 1935 werd aangeduid met type 11a. Het betreft een bunker met afmetingen 7,5 x 8,5m. Dat het om oorspronkelijk Belgische constructies gaat, is onder meer te zien aan de grove, ruwe afwerking van het beton, waarin nog kasseien aanwezig zijn. De bezetting van de buitenmuren met kasseien blijkt namelijk typisch te zijn voor bunkers van Belgische makelij, die nog na de Duitse inval in België (deels) werden opgetrokken door de firma Bolsée uit Antwerpen.
Na de wapenstilstand werden de loopgraven gedempt en draadversperringen verwijderd. In 1924 werden alle militaire installaties op de linkeroever, waaronder forten, schansen en de bunkers van de 'Westabschnitt' gedeclasseerd als verdedigingswerk, maar zij bleven toch in militaire handen. Ze werden door de Belgische militairen geïnventariseerd, opgemeten en in kaart gebracht. Vele bunkers werden tijdens de Tweede Wereldoorlog opnieuw gebruikt. In de zomer van 1944 lieten de Duitsers alle openingen en ingangen van de bunkers dichtmetselen, uit vrees dat de bunkers bij een geallieerde luchtlandingsoperatie onderdak zouden kunnen bieden aan parachutisten of verzetslieden. Tijdens de Duitse V1 en V2 aanvallen op Antwerpen werden vele bunkers door omwonenden opnieuw opengemaakt om er te schuilen. Bij Regentsbesluit van 2 april 1947 werden de bunkers officieel gedeclasseerd. In een schrijven van 8 juli 1953 deelde het Ministerie van Landsverdediging aan de burgemeesters mee dat het afstand deed van de bunkers uit de Eerste Wereldoorlog.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Belgische bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse commandopost
Omvat
Duitse commandopost
Omvat
Duitse commandopost
Omvat
Duitse commandopost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Is deel van
Bazel
Is deel van
Beveren
Is deel van
Haasdonk
Is deel van
Steendorp
Is deel van
Vrasene
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Duitse bunkerlinie Westabschnitt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305347 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.