Landbouw-, nijverheids- en woondorp gelegen in Zandig Vlaanderen met een oppervlakte van 2.793 ha en 6.860 inwoners (1.1.1994). Zomergem grenst ten noorden aan Oostwinkel en Ronsele, ten oosten aan Waarschoot en Lovendegem, ten zuiden aan Merendree en Hansbeke en ten westen aan Bellem (salter) en Ursel (Knesselare). Het noordwestelijke gedeelte van Zomergem behoort landschappelijk en geomorfologisch tot de steilrand van de cuesta van Oedelem-Zomergem (28 m hoog te Rijvers). De rest van de gemeente maakt deel uit van de Vlaamse Vallei met een vlak tot licht golvend reliëf (van 7 tot 12 m hoog). In het noordoosten van Zomergem vloeit de Lieve, gegraven in 1251-1269. Het kanaal Gent-Brugge of de Brugse Vaart gedolven in 1613- 1623 vormt een deel van de zuidelijke gemeentegrens. In het midden wordt Zomergem van zuiden naar noorden doorsneden door het Schipdonkkanaal (sinds circa 1855). De rijksweg Gent-Eeklo-Brugge snijdt in het noordoosten een hoek van de gemeente af die met een deel van het aangrenzende Waarschoot het oude gehucht Beke vormt dat in 1930 erkend werd als afzonderlijke parochie. De oudste vermelding Sumaringahem, een Merovingische nederzettingsnaam, dateert uit de 9de eeuw, doch archeologische vondsten zouden al wijzen op bewoning tijdens de Bronstijd en op menselijke aanwezigheid tijdens de Gallo-Romeinse periode. Een andere aanwijzing voor de oude oorsprong van Zomergem zou de ligging zijn van het dorpscentrum nabij de samenkomst van twee oude Gentwegen: de oudste via Kerkstraat en Rijvers en de grens met Oostwinkel, ten noorden van het centrum van Ursel via Knesselare naar Brugge; een jongere handelsweg langs de huidige Alfons Sifferstraat en Nekke door de dorpskernen van Ursel en Knesselare. De Dreef, die de Markt met parochiekerk in het dorpscentrum verbond met het verdwenen kasteel van de heren van Zomergem, gaf via Motje aansluiting over Lovendegem en Vinderhoute met Gent.
Zomergem was een primitieve parochie waarvan het patronaat in 1171 door de bisschop werd geschonken aan het kapittel van Doornik. De parochies Lovendegem, Waarschoot, Ronsele en Oostwinkel ontstonden door afscheiding van de moederparochie Zomergem. Het ambacht Zomergem, waartoe belangrijke gedeelten van Zomergem, Ronsele, Oostwinkel en een deel van Waarschoot behoorden, ging terug tot de middeleeuwen en hing af van de kasselrij van de Oudburg van Gent. In 1563 viel het ambacht uiteen en vormden Waarschoot, Ronsele en Oostwinkel samen een afzonderlijk ambacht naast het ambacht Zomergem. De oudste gegevens omtrent de heren van Zomergem, als eigenaars van de gelijknamige heerlijkheid, gaan terug tot de 11de eeuw. Sinds de 13de eeuw kwam de heerlijkheid in handen van diverse families. Daarnaast bevonden zich nog talrijke andere heerlijkheden en lenen in de gemeente.
In 1642 bezat Maarten Snouckaert, heer van Zomergem, zeven molens te Zomergem. In de tweede helft van de 19de eeuw telde Zomergem nog elf windmolens waarvan vier op de wijk Beke. Geen enkele windmolen bleef bewaard. Afgezien van de traditioneel verspreide agrarische nijverheden kende Zomergem geen opmerkelijke industrialisatie. Wat de textielnijverheid betreft kwamen in de tweede helft van de 19de eeuw slechts twee fabrieken werkelijk goed van de grond. Zomergem behoorde wel tot de gemeenten in de omgeving van Gent die faam verwierven sinds begin 20ste eeuw omwille van hun bloementeelt. De bedrijvigheid was hier voornamelijk toegespitst op de azaleacultuur. De bombardementen tijdens de Eerste Wereldoorlog richtten aan de bebouwing in de gemeente aanzienlijke schade aan.
- Zomergem vroeger en nu, Zomergem, 1982.
- DE MUYNCK G., Groot-Zomergem in oude foto's, Eeklo, 1992-93, 2 dln.
- DE POTTER F.-BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 8, Gent, 1864-1870.
- RYCKAERT M., Het bedrijfsleven te Zomergem, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 36, 1985.
- RYCKAERT M., Het kultuurlandschap van Zomergem in de voorbije eeuwen geschetst door een brok toponomie, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 20, 1969, p. 260-289.
- RYCKAERT M., De Zomergemse straatnamen voor 1800, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 18,1967, p. 278-295.
- RYCKAERT M., Zomergem, iets over zijn ontstaan, zijn naam en zijn oudste bewoners, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 7, 1955-56, p. 19-53.
- RYCKAERT M., Zomergem, zijn heerlijkheden en hun heren, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 6, 1954, p. 67-164.
- RYCKAERT M.-RYSERHOVE A., Te Zomergem op bezoek, Maldegem, 1969.
- RYSERHOVE A., Oud Zomergem (1-4), in "Ons Meetjesland", XIX, 1, 1986, p. 25-40; XIX, 2, 1986, p. 121-128; XIX, 3, 1986, p. 147-156; XIX, 4, 1986, p. 208-217.
- Vaarwel landelijk Zomergem, Zomergem, 1982.