beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek van tot heden
Grote markt met deel van omliggende straten en omgeving
definitieve beschermingsbesluiten: 30-06-2014 ID: 5449
De Grote Markt met omgeving te Diksmuide, is beschermd als stadsgezicht. De gevels die zich op de grens van de afbakening bevinden en waarvan de rest van het gebouw buiten de afbakening ligt, maken in dit geval geen deel uit van de bescherming.
Grote Markt, met aansluitend deel van de Kiekenstraat, Koning Albertstraat, Vrijheidsplein, Sint-Niklaasstraat en omgeving, is beschermd als stadsgezicht omwille van het algemeen belang gevormd door de:
Diksmuide - reeds in de herfst van 1914 bijzonder hard beproefd tijdens de IJzerslag - is één van de drie frontsteden waarin bijna geen enkel gebouw de oorlog overleefde. Hierdoor vormt de stad een belangrijke materiële getuige van de Eerste Wereldoorlog, die de frontstreek jarenlang in zijn greep hield ten koste van honderdduizenden levens.
De in situ wederopbouw van de stad was na de enorme verwoestingen niet vanzelfsprekend, gezien de aanvankelijke scepsis van onder meer de pers. De historiserende wederopbouw wou de getraumatiseerde bevolking haar trots teruggeven. Het pittoresk herbouwde stadscentrum - in het interbellum een altijddurende tentoonstelling van oude-Vlaamse bouwkunde genoemd - staat dan ook in schril contrast met archiefbeelden van totale verwoesting.
De wederopbouw rond de Sint-Niklaaskerk is historisch gelaagd: na de eerste wederopbouw wordt de kerk een tweede maal vernietigd door het bombardement van mei 1940. Na 1945 worden enkel de kerk en een hoekpand nogmaals historisch hersteld. Verder verwijst de toegang tot de schuilbunker (marktplein) naar het oorlogsleed tijdens de Tweede Wereldoorlog.
in casu architectuurhistorische waarde:
Na de totale vernietiging lokt de wederopbouw hevige discussies uit, dit reeds in 1916 met een in Parijs goedgekeurd lijnrichtingsplan. In weerwil van de suggestie van een nieuwe stad naast de puinen, wordt in 1919 beslist tot de in situ wederopbouw. De allereerste bouwactiviteit in 1919 wordt gesymboliseerd door de herdenkingssteen Eerste woning herbouwd na de vernieling (Grote Markt). Prentbriefkaarten tonen de heropgebouwde private panden op de markt zónder stadhuis en kerk, waarvan de herbouw pas volgt in 1923-1925. De Boterhalle vormt in 1928 het sluitstuk.
De stedelijke wederopbouw neemt bijna volledig de vooroorlogse perceelsstructuur over, zoals het grondplan van de markt, de inplanting van stadhuis en kerk, en de openheid van het gekasseide plein. De weinige aanpassingen zijn gericht op de monumentale kerk: de verbreding van de Van Pouckestraat biedt vanaf de markt een zichtas op het transept, en ten westen van de kerk worden een aantal panden vervangen door een pleintje (Kiekenstraat) met zicht op westgevels en toren.
Vanuit poorten worden zichtassen gecreëerd op de kerk- en belforttoren. Het naar vooroorlogs model heropgebouwd poortje (tussen Konijnenstraatje en markt) wordt herhaald in de poortdoorgang van de Boterhalle, en de poorten naar de binnenplaats van het stadhuis. Ook de verspringing van de rooilijnen zorgt voor zichtassen: zo wordt vanuit de Adm. Ronarchstraat - langsheen de oostzijde van het marktplein - de aandacht gericht op een gereconstrueerde trapgevel (hoek Vrijheidsplein).
De gerealiseerde wederopbouw vloeit voort uit de afwijzing van de vooroorlogse witte stad met lijstgevels. Stadsarchitect J. Viérin drukt in twee krachtlijnen het herstel van het middeleeuwse Diksmuide door:
1) Historische reconstructie van de in 1914 nog bewaarde 16de- of 17de-eeuwse panden, in blote baksteen. Viérin staat zelf in voor de stijlzuiverder wederopbouw van de gotische kerk en het burgerhuis 't Gouden Mandeke, en is betrokken bij de herbouw van het huis Pieters (Koning Albertstraat) en de toren van de Boterhalle.
2) Bepleisterde lijstgevels in het vooroorlogse stadsbeeld worden vervangen door een eclectische architectuur geïnspireerd op de regionale Vlaamse renaissance en de baksteengotiek, in blote baksteen.
De wederopbouwstad biedt dan ook een staalkaart van historiserende baksteenstijlen. Het imposante stadhuis met belfort is door architect V. Vaerwyck geïnspireerd op de Vlaamse renaissance. De spiegeling van trapgevels rondom de toegang en het gebruik van natuursteen voor onder meer kruiskozijnen en beeldhouwwerk zorgen voor statigheid. De private panden aan de noordzijde en de westzijde van de markt zijn in volume en historiserende stijl met voornamelijk trapgevels ondergeschikt aan het stadhuis. De zuidzijde van de markt getuigt daarentegen - met niet ver uiteen de Boterhalle met poort en middeleeuwse toren, én de brede neorococo lijstgevel/pilastergevel onder mansardedak, door Viérin herbouwd naar een bewaard 18de-eeuws Veurns pand - van een grote stilistische diversiteit. Ook banken en hotels vormen opvallende panden op de markt. Zo loopt de pilastergevel van de voormalige Bank voor handel en nijverheid (zuidzijde) op in een sierlijke geveltop. De diversiteit van de oostwand van de Koning Albertstraat, aansluitend bij de markt, blijkt onder meer uit volgende opsomming: het gereconstrueerde huis Pieters met trapgevels en aediculanissen, een smalle trapgevel met aediculanis als vrijere interpretatie daarvan, een voormalige pastorie met uitkragende gevel, een lijstgevel in neorococostijl.
Met het modernistische Casinohotel (Grote Markt) zorgt architect H. Hoste voor een stijlbreuk, echter getemperd door het gebruik van baksteen en het volume onder mansardedak. Een afwijkende modernere interpretatie van de traditionele baksteenarchitectuur wordt geïllustreerd door de noordwestelijke, imposante (zelfde nokhoogte als stadhuis) hoekpanden met zwierige kopgevels en metselwerk in dambordpatroon.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Grote Markt met omgeving [online], https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/11944 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.