Geografisch thema

Koolkerke en Sint-Jozef

ID
14567
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14567

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Provincie West-Vlaanderen, arrondissement Brugge, Bisdom Brugge. Sint-Jozef en Koolkerke behoren tot het grondgebied Brugge.

Het totaal aantal inwoners bedraagt per 1 januari 2003 in Sint-Jozef 4.838 en in Koolkerke 3.045. De totale oppervlakte van beide deelgemeenten samen beslaat 698,8 hectare.

Koolkerke (parochie Sint-Niklaas) en Sint-Jozef liggen ten noordoosten van de stad Brugge en worden begrensd in het zuiden door het kanaal Brugge-Oostende met de Handelskom aan de Dampoort, in het westen door Sint-Pieters en het Boudewijnkanaal, in het noorden door Dudzele, in het noordoosten door Oostkerke en in het oosten door Sint-Kruis en de Damse Vaart.

De grens tussen Sint-Jozef en Koolkerke loopt vanaf de Noorweegse Kaai in een rechte lijn over de splitsing van de Jules van Praetstraat en de Koolkerkse Steenweg en verder langs de Bommelbeek tot aan de Dudzeelse Steenweg, het deel ten westen van de Dudzeelse Steenweg tot en met de zuidkant van de Krusiabelestraat

ALGEMENE INLEIDING

A. HISTORISCHE ACHTERGROND

Koolkerke en Sint-Jozef (pas vanaf 1932 in het zuidelijke deel in Koolkerke) liggen in het poldergebied achter de zee. In de Merovingische tijd bestaat de "pagus Flandrensis" uit drie kroondomeinen: Snellegem, Sijsele en Weinebrugge. Circa 875 splitst de nieuwe parochie Onze-Lieve-Vrouw zich van Sijsele af en in de 12de eeuw ontstaat op dit grondgebied de latere parochie Koolkerke.

De begrenzing van de parochie kent in de loop der tijden verschillende wijzigingen. In het Ancien Régime ligt het grondgebied van Koolkerke verspreid over vier feodale bestuursdistricten. Het gebied tussen de kerk van Koolkerke en de Damse Vaart hoort bij het ambacht van Oostkerke en wordt bestuurd vanuit de Watering van Romboutswerve. Het gebied ten westen van de kerk tot aan het Lisseweegs Vaartje valt onder het ambacht van Dudzele en wordt bestuurd door de Watering van Grootreygaersvliet.

Het zuidelijke deel van Koolkerke (het huidige Sint-Jozef) met een deel van de wijk Ter Panne (voor het eerst vermeld in de 13de eeuw en te situeren tussen Fort Lapin, Dudzeelse Steenweg, Bommelbekestraat en Koolkerkse Steenweg) maakt deel uit van de Paallanden van Brugge. Dit is een ruime strook grond rond de stad die Brugge verwerft tussen 1275 en 1283 en afgebakend wordt door grenspalen. Dit gebied valt onder de jurisdictie van de Stad. Tenslotte zijn er ook enclaves die behoren tot de heerlijkheid van Sint-Donaas (het "Proostse" en het "Kanunnikse"). Een deel van de Brugse parochie Sint-Gillis, de "Sint-Gillishouck" strekt zich uit tot in Koolkerke. Die "Sint-Gillishouck" omvat bijna geheel het grondgebied van het huidige Sint-Jozef onder meer met de wijk Ter Panne. Door het graven van de tweede stadsomwalling in 1297 valt de "Sint-Gillishouck" buiten de stadsmuren in het gebied van de Paallanden.

Ondertussen krijgt Brugge circa 1180 de toestemming van de graaf om een kanaal te graven naar Damme waardoor deze zich ontwikkelt als Brugse voorhaven.

Op het grondgebied van de Onze-Lieve-Vrouwparochie wordt circa 1150 op Koolkerke een eerste bidplaats opgericht. De naam Koolkerke refereert hoogst waarschijnlijk aan een kerk gelegen op een kool wat een hoger gelegen plaats betekent. De eerst vermelding met "Coolkercke" dateert pas van 1243. Bij het ontstaan van de Sint-Gillisparochie (dochterparochie van Onze-Lieve-Vrouw) in 1240 wordt Koolkerke van die nieuwe parochie afhankelijk.

Tijdens de Franse overheersing wordt Koolkerke in 1794, met inbegrip van de Paallanden en het Proostse, een aparte parochie. Met het heruitgraven in 1811 van de Damse Vaart wordt de oostelijke grens van de parochie definitief vastgelegd.

Tot 1899 vormt het Lisseweegs Vaartje (zie Sint-Pieters) de westgrens van Koolkerke. Bij K.B. van 12.7.1899 wordt een oppervlakte van 370 ha van de gemeente onteigend ten voordele van de stad Brugge voor de realisatie van de nieuwe haven (geschiedenis van de haven zie Zeebrugge). Het nieuw uitgegraven zeekanaal, vanaf 1953 zogenaamd het Boudewijnkanaal, vormt vanaf nu de westelijke grens. Een deel van Koolkerke wordt door het kanaal van de moederparochie afgesneden en wordt bij Sint-Pieters gevoegd.

De parochie Sint-Jozef ontstaat ten gevolge van de industrialisatie gericht op de Brugse zeehaven (aangelegd circa 1900) van het gebied juist ten noorden van de Handelskom tegen Brugge, op de bestaande wijk Ter Panne. Officieel wordt de parochie erkend op 31 december 1932. In 1970 (K.B. van 17.7.1970) wordt het resterende grondgebied van Koolkerke (417 ha) bij de stad Brugge ingelijfd, in het kader van de nationale fusieoperaties.

EVOLUTIE VAN HET LANDSCHAP

Geologisch gezien maakt Koolkerke deel uit van de Vlaamse kustvlakte. Overstromingen veranderen regelmatig het uitzicht van de kustvlakte. Circa 1000 vóór Christus bevindt zich achter de duinengordel een zoetwatermoeras dat reikt tot aan de noordkant van het huidige Brugge. Door geleidelijke veengroei vormt zich op dit moeras een veenpakket. Opeenvolgende zeetransgressies maken de vlakte tot een waddengebied met slikken en schorren met getijdengeulen die stilaan dichtslibben. In deze periode situeert zich de Gallo-Romeinse bewoning (2de-3de eeuw na Christus) in de omgeving van Fort Lapin.

In de vroege Middeleeuwen (4de-8ste eeuw) wordt het kustgebied opnieuw overspoeld door de zee waardoor op verschillende plaatsen getijdengeulen het veen wegschuren. Er ontstaat een krekenlandschap, afzettingen van klei of zandige klei in de kreekgeulen liggen aan de basis van de polders. De vegetatie op de aangeslibde grond maakt het weiden van schapen mogelijk. Hier en daar worden in dit schorrengebied kreekruggen als vluchtweg gebruikt of werpt men terpen op (zie Arendstraat, Vieringstraat). Wegen als de Koolkerkse Steenweg en de Dudzeelse Steenweg zijn relicten van schaapsdriftwegen lopende vanuit het veilige en droge Brugge naar het nog te cultiveren en overstroomde gebied.

Vanuit het schorrengebied met boerderijen wordt het land in cultuur gebracht, de schaapsweiden worden graaslanden en uiteindelijk hoofdzakelijk als akkerland gebruikt. Begin 11de eeuw geeft de graaf van Vlaanderen aan de Gentse Sint-Baafsabdij grond, gelegen tussen Dudzele en Koolkerke, om te gebruiken als schaaps- en graasweiden.

Geografisch behoort Koolkerke tot de polders en meer specifiek tot de "Zwinstreek". Het vlakke landschap ligt op een hoogte variërend van 2,5 tot 4 meter boven de zeespiegel. Enkele verhogingen (terpen) gaan tot 5 meter hoog. De dorpel van de kerk ligt 5,08 meter boven de zeespiegel.

Het gebied onmiddellijk rond het kasteel "Ten Berge" vertoont eerder zandstreekkenmerken met geometrische bospatronen dreven, grachten en bomenrijen, aangelegd door de kasteelbewoners. Het Fort van Beieren is eveneens sterk beplant met bomen en heeft een specifieke fauna en flora. Voor de rest vertoont het landschap een afwisseling van graas- en bemestingsweiden met akkerbouw, telkens met afwateringsgrachten.

HYDROGRAFIE EN DIJKENBOUW

Ten westen en ten oosten worden Koolkerke en Sint-Jozef vandaag begrensd door respectievelijk het Boudewijnkanaal (Brugge - Zeebrugge) en de Damse Vaart (Brugge - Sluis). Verder zorgt een aantal beken voor afwatering: Bommelbeek, Ronsaardbeek, Eivoordebeek, Hemelbeek, Fortbeek en Scheidingsbeek. Ten oosten van het Boudewijnkanaal loopt het Zijdelingvaartje, een afwateringskanaal.

De hydrografische geschiedenis van Koolkerke is van oudsher gelinkt aan de relatie tussen Brugge en de zee en aan de afwatering van het gebied ten noorden van de stad. In Brugge, op de rand van de Zandstreek, komen enkele beken samen in de Reie. Deze loopt van zuid naar noord door de stad en stroomt aan het Dampoortcomplex oorspronkelijk rechtdoor om uit te monden in een getijdengeul. Deze geul bestaat reeds in de Romeinse tijd, hierlangs en langs de Reie situeren zich de Gallo-Romeinse bewonerskernen van Fort Lapin (zie Fort Lapin) en Wulpenstraat (zie Stad Brugge, 18nb noord).
Zeker na de 9de eeuw geeft de getijdengeul aan Brugge een rechtstreekse verbinding met de zee en wordt ze gebruikt door Scandinavische zeevaarders die een belangrijke rol spelen bij de verdere ontwikkeling van Brugge (zie naamgeving: Bryggja). Om scheepvaart mogelijk te maken wordt deze verbinding naar de zee gekanaliseerd tot het "Oude Zwin", ook nog "Oude Sluyssche Vaart" of "Proostse Vaart" genoemd.
In de 11de en begin 12de eeuw wordt het gebied ten noordoosten van Brugge geleidelijk aan op een kunstmatige manier drooggelegd door de aanleg van dijken. Vanaf het 2de kwart van de 12de eeuw wordt het deel ten westen van de lijn Damme - Hoeke - Heist ingepolderd.

De grote springvloed van 1134 slaat een bres in de kustlijn en vormt zo het Zwin dat reikt tot aan het huidige Damme. Het overstroomde gebied wordt ten westen begrensd door de dijken. In het zuiden komt een gebied tot aan de lijn Brugge - Sint-Kruis - Moerkerke onder water. Deze lijn vormt de grens tussen de zandstreek en de polders (hier zogenaamd de "Zwinstreek").

Iets vóór 1180 laat graaf Filips van de Elzas een dam bouwen op de Zwingeul. Deze dam, in 1217 nog Hondsdam geheten, ontwikkelt zich tot de stad Damme die in 1180 van de graaf stadsrechten verkrijgt. In diezelfde periode wordt de Damse Vaart gegraven tussen Brugge en Damme die via een sluis te Damme aansluit met de Zwinarm. In Brugge wordt de Reie ter hoogte van de Wulpenstraat in oostelijke richting rechtgetrokken om zo aan te sluiten bij de Damse Vaart. Kleinere boten vervoeren nu de goederen die in Damme opgestapeld worden (stapelrecht !) naar Brugge. Hierdoor vermindert het belang van het "Oude Zwin".

Onder meer door inpolderingen verzandt de Zwingeul, een proces dat zich definitief voltrekt in de loop van de 15de en 16de eeuw. In de hoop Brugge opnieuw een duurzame verbinding met de zee te geven wordt tussen 1548 en 1567 het "Oude Zwin" heruitgegraven. Deze was immers tegen het einde van de 13de eeuw grotendeels verzand en praktisch onbevaarbaar. Via het "Oude Zwin" wordt zo het overslagprobleem in Damme vermeden. In 1566 meert het eerste zeeschip in Brugge aan. Maar ook deze waterweg verzandt en noopt Brugge uiteindelijk tot andere maatregelen.

Vanaf de 17de eeuw concentreert Brugge zich voor de scheepvaart op Oostende. Daartoe wordt het kanaal Brugge-Oostende tussen 1618 en 1622 uitgegraven, ongeveer in de natuurlijke loop van de (Ieper)leet. In 1664 wordt dan de Handelskom gegraven en het Fort Lapin (zie Gemeneweidestraat) ter verdediging ervan aangelegd (de zuidgrens van Koolkerke).

De handelsverhouding tussen Brugge en Damme wordt hersteld wanneer keizer Napoleon in 1811 beslist het kanaal naar Damme te (her)graven.

Met de aanleg van het zeekanaal, tussen Brugge en Zeebrugge (vanaf 1953 genaamd Boudewijnkanaal) vanaf 1896 is de cirkel rond: Brugge heeft nu, net als in het begin van haar geschiedenis, een rechtstreekse verbinding met de zee.

B. BEWONING, WEGENAANLEG EN URBANISATIE

Bij het uitgraven van de havendokken en de aanleg van de haven (circa 1900) zijn resten van menselijke aanwezigheid uit de IJzertijd (500 vóór Christus-1ste eeuw na Christus), onder meer sporen van zoutwinning, gevonden. Uit opgravingen die werden uitgevoerd naar aanleiding van dezelfde werken, blijkt dat er zich in de 2de-3de eeuw na Christus op die plaats een Gallo-Romeinse nederzetting bevond die handelsbetrekkingen onderhield, onder meer met Engeland. De ontdekking van de resten van een zeezeilschip (circa 180 na Christus) wijst op het belang van die maritieme handel.

Meerdere terpen in het landschap van Koolkerke wijzen op vroeg-middeleeuwse bewoning. Het ontstaan van Koolkerke als dorp situeert zich in de 12de eeuw. Rond 1150 wordt de eerste parochiekerk gebouwd. De huidige driebeukige Sint-Niklaaskerk (zie Smallestraat), opgetrokken in baksteen, gaat terug tot de 14de eeuw doch krijgt pas in de 19de eeuw haar huidig vorm.

Het dorp, gelegen aan de "Sluyssche Vaart" (gedempt in 1800), telt lange tijd niet meer dan enkele huizen, een kerk en een molen. De kerk ligt op het hoogste punt van Koolkerke, op een brede kreekrug. Ze ligt tevens aan de kruising van de Doestweg (huidige Arendstraat), met de vaart het "Oude Zwin". De belangrijkste wijk buiten het dorp van Koolkerke was Ter Panne, nu gelegen op grondgebied Sint-Jozef. De wijk wordt voor het eerst vermeld in een charter van 1266 in verband met de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Brugge. De naam wijst eventueel op een komvormig lager gelegen gebied. Ook in die wijk stonden verschillende herbergen en een molen; de molenromp van Ter Panne (zie Dudzeelse Steenweg nummer 201) is nog een overblijfsel. Vóór 1240 stond er op die wijk ook een kapel, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-ter-Panne en afhankelijk van de Brugse Eekhoutabdij, die na 1240 onder de bevoegdheid van de Brugse parochie Sint-Gillis valt. Nog in de 13de eeuw wordt melding gemaakt van de plaatsnaam Kruisabeele (zie Kruisabelestraat). De naam is een samenvoeging van kruis en abeel (populier) en verwijst wellicht naar het kruis, die verdween tijdens de godsdiensttroebelen (circa 1578), staande op de kruising van de Dudzeelse Steenweg en de Kruisabeelestraat.

Koolkerke blijft tot het midden van de 19de eeuw een landbouwdorp met eerder schaarse bebouwing. Enkel langs de Dudzeelse Steenweg en de in 1845 aangelegde Koolkerkse Steenweg is er sprake van een aaneengesloten bebouwing. Aan de Handelskom liggen nog steeds enkele scheepswerven en handelszaken. Vanaf het midden van de 19de eeuw gaat de industrialisatie aldaar in stijgende lijn.

Het is pas met de aanleg van de haven circa 1900 dat het uitzicht vooral van zuidelijke Koolkerke ingrijpende veranderingen ondergaat. Een aantal sites verdwijnen met de aanleg van het zeekanaal en de haven (het kasteelgoed "Rosières", "Pathoeke" en "Bommelbeke") en de ontwikkeling van de Sint-Jozefsparochie ("Bloemendael", "Den Hangel").
Vooral in de toenmalige wijk Ter Panne vestigen zich (haven)arbeiders. Tussen 1925 en 1931 wordt aldaar een stedenbouwkundig project met aanleg van de woonstraten tussen de Sint-Pieterskaai en de Pannebekestraat, zogenaamd de Kerk- of Hanewijk, verwezenlijkt. De Brugse Maatschappij voor Goedkope Woningen levert een belangrijke bijdrage in het bouwen van sociale woningen (zie Korendragersstraat, Pannebekestraat en Ter Looigemweg).
Uiteindelijk wordt dit woongebied, met bevolkingstoename vanaf circa 1900, in 1932 officieel de parochie Sint-Jozef met een aparte kerk (zie Ter Looigemweg), scholen (zie Pannebekestraat, Ronsaardbekestraat) en een klooster (zie Ronsaardbekestraat).

De vestiging, rond het midden van de 20ste eeuw, van enkele nijverheden vanuit de stad naar het havengebied zorgt voor een tweede bevolkingstoename. Het woonwijkgebied wordt verder noordwaarts uitgebreid met de wijken Klein Korea (in de jaren 1950, tussen Pannebekestraat en Cornelis Everaertstraat), de Zwanewijk (1957, tussen de Koolkerkse Steenweg en de Noorweegse Kaai), de wijk rond de Merelstraat (jaren 1960) en het gebied rond het Ghandiplein (jaren 1970). Koolkerke, in het noorden, blijft landelijk met hoofdzakelijk landbouwactiviteiten. Enkele recente woonwijken situeren zich op de wijk Kruisabele (op de grens met Dudzele) en langs de Brugse Steenweg ter hoogte van het Fort van Beieren. Dat Sint-Jozef echter een wijk in evolutie is, bewijzen de plannen (najaar 2003) om op het terrein van de voormalige betonfabriek Structo (zie Noorweegse Kaai) een inbreidingsproject te realiseren.

Langsheen de Brugse Steenweg is een lintbebouwing ontstaan die loopt vanaf de Noorweegse Kaai tot aan de grens met het huidige Damme. Socio-economisch zijn de bewoningskernen volledig op de stadspool Brugge en op de havenactiviteiten (tot en met Zeebrugge) gericht. Langzamerhand vergroeit Koolkerke met de stedelijke agglomeratie van Groot-Brugge en met de industriële as Brugge–Zeebrugge rond het Boudewijnkanaal.

WEGENNET

Vanaf de Brugse ring waaiert een aantal verkeersaders uit.
De Dudzeelse Steenweg, of vroeger de Dudzeelse Heerweg is de oudste van de twee belangrijke verkeerswegen op Koolkerke-Sint-Jozef. Wellicht volgt de weg het tracé van een schaapsdriftweg en was het lange tijd de enige verbindingsweg met Brugge. De Steenweg loopt vanaf Fort Lapin door Sint-Jozef, langs de sites "Groene Poort", "Rode Poort", "Ten Berge" en de wijk Kruisabele naar Dudzele en verder naar Westkapelle en Knokke.
De weg was vanuit Brugge toegankelijk via de Sint-Lenaerts- of Dudzelepoort, één van de poorten van het Brugse Dampoortcomplex dat verdwijnt in 1664-1665 met de aanleg van de Handelskom. Op de kaart van Marcus Gerards (1562) staat de Dudzeelse Steenweg niet aangeduid. We vinden die echter wel op de Ferrariskaart (1770-1778). Op de steenweg moest men tol betalen, er was onder meer een tolbarrière op de wijk Ter Panne.

De Koolkerkse Steenweg loopt door Sint-Jozef en gaat over in de Brugse Steenweg richting Koolkerke-dorp, voorbij Damme en Oostkerke tot in Westkapelle en Knokke. De Ronselarestraat en Arendstraat verbinden beide steenwegen halfweg. De Koolkerkse Steenweg volgt het traject van het "Oude Zwin" met langs de oostkant een dijk. Het "Oude Zwin" wordt gedempt in 1800 en in 1845 wordt gestart met de aanleg van de Koolkerkse Steenweg. Ook hier werd tolrecht gevraagd.
De aanleg van de ringlaan neemt een aanvang in 1958 wanneer enkele gebouwen aan de zuidkant van Fort Lapin worden gesloopt. Bij de verbreding van de ringlaan in 1978 wordt een dam op de Damse Vaart gebouwd en een tweede rij huizen, nu aan de noordkant van Fort Lapin en vanaf de Noorweegse Kaai, afgebroken.

Naast de grote waterwegen zoals de Damse Vaart en het "Oude Zwin" of "Sluyssche Vaart" fungeren nog enkele waterlopen als belangrijke verbindingswegen. Vooral omdat de (schaarse) landwegen een groot deel van het jaar moeilijk berijdbaar zijn. Zo zouden de Bommel- en de Hemelbeek worden gebruikt voor het vervoer vanuit het noorden van baksteen en turf. Het Lisseweegs Vaartje, tot circa 1900 vertrekkend vanaf de Krakelebrug (zie Sint-Pieters), was een belangrijke verbindingsweg naar de abdij Ter Doest (zie Lissewege).

Ondanks de aanwezigheid van de Handelskom wordt er in Koolkerke geen spoorlijn aangelegd. Vanaf 1889 rijdt een stoomtram vanuit de stad via de Dampoort, langs de Dudzeelse Steenweg naar Knokke. Vanaf 1930 wordt de stoomtram enkel nog gebruikt voor goederentransport (tot in de jaren 1970) naar de Brugse binnenhaven. De elektrische tramlijn 10 met een station aan de Dudzeelse Steenweg (zie nummer 133) neemt het passagiersvervoer naar de kust over. Vanaf 1955 wordt de tram vervangen door een busverbinding.

HOEVES EN KASTELEN

Na 1200 zijn er verschillende grote kastelen gebouwd zoals onder meer het kasteel "Ten Berge" en het kasteel "Pathoeke". Het kasteel "Ten Berge" is vermoedelijk rond 1200 ontstaan als leen van de Burg van Brugge. De oudste vermelding van "De Berghe de Coolkercke" dateert van 1267. Na diverse verkopen blijft het gedurende een lange tijd in handen van de familie De Croeser de Berges (17de-18de eeuw). Vanaf de 19de eeuw wordt het domein eigendom van de familie van Caloen.

Tijdens het Ancien Régime bevinden zich op Koolkerke verschillende kasteeltjes en buitenverblijven van Brugse families. Daar waar de oude adel vooral lenen van de Burg van Brugge heeft, investeert de nieuwe adel uit de 16de en 17de eeuw in nieuwe "maisons de plaisance". Vaak worden bestaande boerderijen of leengoederen omgevormd tot dergelijke buitenverblijven. Ze vertonen dan de typische structuur van opperhof met kasteel(tje), omwalling en neerhof met vaak een tweede omwalling en eventueel nog boomgaard. Soms staat er een poort aan de toegang tot het domein ("Rode Poort"). Verder hebben sommige gebouwen blauwe pannen of schalies en uitzonderlijk een duiventoren ("Groene Poort"). Opvallend is hun ligging langs de belangrijkste verkeerswegen.

Met de Franse revolutie degraderen de meeste terug tot (grote) boerderijen ("Ter Looyghem"). Alleen "Ten Berge" en de "Groene Poort" behouden tot op de dag van vandaag het statuut van kasteel.

HET MILITAIRE ASPECT VAN KOOLKERKE

De ligging van Koolkerke blijkt na de Middeleeuwen militair niet onbelangrijk te zijn. Het verdedigen van belangrijke waterwegen wordt in de tweede helft van de 16de eeuw noodzakelijk door de aanhoudende onrusten en oorlogen. Ook langs het kanaal Brugge-Oostende zijn versterkingen nodig voor het legeren van garnizoenen en aanleggen van munitie- en voorraaddepots. Na de aanleg van de Handelskom in 1665 wordt onmiddellijk het Fort Lapin gebouwd om de Handelskom te beschermen tegen invallende legerbendes vanuit de Noordelijke Nederlanden. Het heeft echter nooit die verdedigende functie moeten vervullen. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) gebruiken de Fransen het Fort als opslag- en verblijfplaats.

De aanleg van het Fort is nog herkenbaar in het verloop van volgende straten, achtereenvolgens van oost naar west: de Koolkerkse Steenweg tussen Fort Lapin en Graaf de Mûelenaerelaan, de Graaf de Mûelenaerelaan tot aan de Koetelwijk, de Koetelwijk, de Krommestraat, de Havenstraat tot aan Fort Lapin.

De versterking had de vorm van een langgerekte boog voorzien van vier bastions, tussen twee aarden wallen met kazematten lag een gracht van 30 m breed. Verder was het Fort voorzien van een soldatenverblijf en opslagplaatsen. Het bestaan van het Fort was van korte duur. In de loop van de 18de eeuw verdwijnen de wallen en slibt de walgracht dicht. De site aan de Handelskom wordt stilaan volgebouwd onder meer met pakhuizen, woningen en scheepswerven. In 1850 is het militaire bolwerk zo goed als verdwenen.

Verder noordwaarts, tegen de Koolkerkse dorpskom en tussen de Noorweegse Kaai en de Brugse Steenweg, ligt het Fort van Beieren (zie Gemeneweidestraat), oorspronkelijk een Frans legerkamp dat in 1703 wordt omgebouwd tot een fort. De klassieke stervormige aanleg met aarden wal en gracht is nog herkenbaar in het landschap. Ook deze versterking werd net als dat van Fort Lapin nooit belegerd. Na de Oostenrijkse successieoorlog (1740-1748) geraakt het stilaan in verval. Het Fort van Beieren is heden beschermd als landschap bij K.B. van 16.5.1976.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt Koolkerke, door de aanwezigheid van de Brugse haven, opnieuw geconfronteerd met militaire activiteiten. Op 14 oktober strijken de Duitsers in het havengebied neer. Ze maken van de havenmuur een versterkte vesting en gebruiken de haven als uitvalsbasis voor hun duikboten. Het voormalige Shiphotel op de hoek van de Havenstraat en Fort Lapin dient als casino. In 1917 wordt ook nog aan de Dudzeelse Steenweg, ten noorden van de Klinkewal, een groot vliegplein aangelegd.
Bij de terugtrekking van de Duitsers in oktober 1918 wordt de haven volledig vernield.

  • 50 jaar St. Jozef-parochie, 1981, Brugge.
  • Aanwijzende fotografische inventaris van de drie rechterlijke kantons van Brugge, KIK, 1965.
  • CONSTANDT L. (ed.) 1994: Behoedzaam omgaan. Monumentenzorg in Brugge, 1988-1993.
  • DEVLIEGHER L. 1970: De Zwinstreek, in Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 4.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, in Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9.
  • D'HOOGHE A.M. 1978: De bergschuren in de Vlaamse Noordzeepolders. Een bijdrage tot de studie van de Westvlaamse landelijke bouwkunst,  p. 110-113 (Onuitgegeven licentiaatsverhandeling).
  • GEVAERT H. 2001: Brugse bruggen, (onuitgegeven studie).
  • Koolkerke, een kastelen en hoevendorp, in Curiosa, jg. 36, nr. 352, 1998, pp. 14-15.
  • NEYENS J. 1980: De buurtspoorwegen in de Provincie West-Vlaanderen, 1885-1967, Lier.
  • RYCKAERT M. (e.a.) 1999: Brugge. De geschiedenis van een Europese stad, Tielt.
  • SCHOUTEET A. 1977: De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis.
  • VERMEERSCH V. (ed.) 1982: Brugge en de zee, Antwerpen.
  • WINTEIN W. 1965: Kaart van de oude gemeente Koolkerke met een bijhorende historische schets tot 1850, in Rond de Poldertorens, jg. 7, p. 10-13.

Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeenten Koolkerke, Sint-Jozef en Sint-Pieters, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL12, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Koolkerke en Sint-Jozef [online], https://id.erfgoed.net/themas/14567 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.