De Geldenaaksevest is het deel van de Leuvense ring tussen de Tiensepoort en de Parkpoort, gelegen op het tracé van de 14de-eeuwse ringmuur rond de stad. In 1825 afgebroken en genivelleerd tot wandelboulevard met bomenrijen, werd de vest omstreeks 1960 voor het wagenverkeer aangelegd in twee maal twee rijstroken, gescheiden door een smalle groenstrook. Enkel ter hoogte van de Parkpoort bleef het breed beboomd middenplantsoen bewaard. De onpare zijde, de Léon Schreursvest, behoort tot het grondgebied van Heverlee en wordt door een groot plantsoen met wandel- en fietspaden van de ringweg afgezonderd.
Tussen 1856 en 1860 wordt op een braakliggend terrein langs deze vest de Centrale Gevangenis (nrs. 58-68) opgetrokken, beeldbepalend door haar lange, gesloten omheiningsmuur en poortgebouw (Monument MB 09.07.1996). Bebouwing aan de stadszijde vanaf 1880 met classicistische, eclectische, jugendstil en modernistische woonhuizen tot omstreeks 1925. Na de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog worden verschillende woningen heropgebouwd met hulp van het wederopbouwfonds.
De eerste bebouwing vanaf 1880 situeert zich voornamelijk aan de poorten waar rijhuizen met gecementeerde classicistische gevels worden opgetrokken (nrs. 8-22, 32-42, 48-52). Uit deze fase dateert het herhaaldelijk verbouwde Café Parkpoort nr. 130, een oorspronkelijk als hotel opgetrokken hoekgebouw van drie bouwlagen en vijf traveeën met een met schijnvoegen gecementeerde bovenbouw. Omstreeks 1900 worden traditionele roodbakstenen rijhuizen gebouwd (nrs. 44-46, 70-74, 84-102, 108-114) en tussen 1905-1915 ruimere herenwoningen met eclectische en aan de jugendstil schatplichtige lijstgevels (nrs. 76-82, 104, 116-120). Een voorbeeld is het hoekhuis nr. 106, in 1905 door architect A. Stevens gebouwd als Café Union met grote, rechthoekige en door gietijzeren zuilen ondersteunde vensterpuien en een puntgevel met houten windveer. Het nr. 120, een eenvoudige maar fraaie rijwoning uit 1906 van de hand van architect J. Piscador, wordt gekenmerkt door een horizontale geleding van muurbanden in witte en lichtblauw geglazuurde baksteentjes. Tussen 1920 en 1925 ontstaan woningen met gevels van modernistische inslag, onder meer de nrs. 54 (architect A. Devos, 1923) en 56 (architect Bertrand, 1926) beide met typerende erkeruitbouw in de venstertravee.
PEETERS M., Gids voor oud Leuven, Antwerpen, 1983, p. 215, 228.
UYTTERHOEVEN R., Leuven Weleer 6. Op de Westhelling en langs de Vesten, deel 6, Leuven, 1990, p. 85-89, 97.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)