De deelgemeente Ichtegem heeft een oppervlakte van circa 2232 hectare en een bevolkingsaantal van 5877 (cijfers volgens gemeentelijke bevolkingsadministratie op 31/12/2009).
Sinds 1975 zijn de gemeentes Eernegem, Ichtegem en Bekegem gefuseerd onder de fusiegemeente Ichtegem met Ichtegem als hoofdgemeente. Op dat moment grenswijziging waardoor het gehucht en de parochie Wijnendale nu grotendeels onder Torhout valt.
Ichtegem ligt op 20 km van Oostende, 17 km van Diksmuide, 8,5 km van Torhout en 22 km van Brugge. Het is twee km naar Koekelare en zes km naar Eernegem. Ichtegem grenst ten westen aan Koekelare, ten noorden aan de deelgemeente Eernegem, ten oosten aan Aartrijke (Zedelgem), ten zuidoosten aan het gehucht Wijnendale (Torhout) en ten zuiden aan Kortemark.
De belangrijkste gehuchten zijn "De Reiger" (Diksmuidebaan, Zuster Clarastraat), "De Engel" (Torhoutbaan, Zuidstraat, Zeemeeuwstraat), "Vijver" (Vijver), "Ichtegem Veld" (omgeving Veldstraat) en het "Koolveld" (omgeving Moerdijkstraat).
Fysisch-geografisch behoort de gemeente Ichtegem integraal tot de grote landschappelijke regio van Zandig Vlaanderen en meer specifiek het Westelijk Houtland. In het zuidelijke deel van het grondgebied, aansluitend bij het grondgebied van Koekelare, Kortemark (gehucht Edewalle) en Torhout, wordt ook nog het "Plateau van Wijnendale" onderscheiden, dat zich als een zogenaamd erosiereliëf uitstrekt van Aartrijke (Zedelgem) over Wijnendale (Torhout) tot aan "Ruidenberg-Belhutte" (Kortemark en Koekelare). Deze zone correspondeert ook met de zogenaamde oude veldgebieden van Torhout, waarvan het als landschap beschermde Wijnendalebos" (deels op grondgebied Ichtegem) een restant vormt.
De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zand- en zandleemgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud).
Ichtegem heeft een glooiend tot plaatselijk sterk glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa 10 meter boven zeespiegelniveau in het noorden nabij "Koolveld" (Moerdijkstraat) en "Beekput" tot circa 51 meter in het zuiden nabij het gehucht "De Reiger" (Zuster Clarastraat), de topzone van het "Plateau van Wijnendale". Het reliëf neemt af ten noorden en ten zuiden van het grondgebied, respectievelijk naar de grondgebieden van Eernegem en Kortemark toe. De kamlijn van het "Plateau van Wijnendale" fungeert als waterscheiding.
De beekstelsels ten zuiden van de gemeente, met de Waterhoenbeek en de Waterbeek, de Veulbeek en de Meerlaanbeek als bovenlopen van de Kasteelbeek, wateren in essentie zuidwaarts af naar de Handzamevaart (deelbekken van de IJzer). De beekstelsels van de Koolveldbeek/ Palingbeek/ Blekerijbeek-Trogbeek en de Vossebeek als zijbeek, alsook de Engelbeek en de IJzerwegbeek als zijbeek, stromen in essentie noordwaarts af naar het grondgebied van Eernegem, en komen ofwel rechtstreeks terecht in de Moerdijkbeek-Moerdijkvaart, waar het oppervlaktewater verder noordwaarts over het Grootgeleed wordt afgeleid.
Actuele bossen situeren zich in het zuiden van het grondgebied, op de steilrand van het "Plateau van Wijnendale", met het zogenaamde "Wijnendalebos" en de uitlopers van het "Edewallebos".
Voor het grondgebied van Ichtegem zijn relatief weinig archeologische vondsten gekend. Dit heeft vooral te maken met het ontbreken van systematische prospecties. De schaarse vondsten en sites die gekend zijn wijzen immers op een oude en rijke bewoningsgeschiedenis.
Voor zover gekend zijn in Ichtegem geen sporen, sites of artefacten uit het paleolithicum of het mesolithicum aangetroffen. Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat Ichtegem niet zou bezocht zijn door kleine en rondtrekkende groepen van jagers-verzamelaars. De sporen die deze mensen achterlieten zijn evenwel klein en diffuus en derhalve slechts door een geoefend oog te herkennen. Mocht er systematisch gezocht worden, leidt het weinig twijfel dat de kennis over de oudste bewoners van Ichtegem exponentieel zou toenemen.
De oudst gekende vondsten dateren uit het neolithicum en situeren zich op de grens tussen een sedentaire landbouwmaatschappij en een gemeenschap van jagers-verzamelaars. Aan de "Geuzenhoek" (een gedeelte van "Ichtegem Veld", ongeveer ter hoogte van de kruising van de Torhoutbaan en de Steenstraat) werden tal van kleinere vuurstenen artefacten aangetroffen die op bewoning lijken te wijzen.
Voor de daarop volgende perioden, bronstijd en de ijzertijd (circa 4000 voor Christus - 52 voor Christus), zijn indirecte gegevens voorhanden. Door middel van luchtfoto’s werden op verschillende plaatsen circulaire structuren waargenomen, die zich aftekenen als een lichte verkleuring in de gewassen. Onderzoek op gelijkaardige structuren heeft uitgewezen dat de meeste van deze cirkels de resten zijn van de grachten rond grafheuvels, die doorgaans in de Bronstijd of de vroege IJzertijd gedateerd kunnen worden. Dergelijke grafheuvels maakten niet zelden deel uit van omvangrijke grafvelden, die meerdere honderden jaren lang werden gebruikt. En waar doden waren, zijn per definitie ook levenden te zoeken. Er kan daarom met bijna zekerheid gesteld worden dat zich in Ichtegem nog meerdere onontdekte bewoningssites uit de brons- en ijzertijd in de bodem bevinden.
Het beeld van de bewoning wordt een beetje helderder voor de Romeinse tijd (1ste eeuw voor Christus - 5de eeuw na Christus), al is ook hier de schaarste aan sites opvallend. Verspreid in Ichtegem werden verschillende Romeinse bewoningssites aangetroffen, naast sporen van agrarische en ambachtelijke activiteiten. Het is niet volledig duidelijk hoe deze sites (onder meer aan de Industriestraat en de Sint-Bertinuslaan) geïnterpreteerd moeten worden, maar wellicht gaat het om een netwerk van landelijke boerenerven die niet zo ver van elkaar gesitueerd waren.
Een ander opvallend element is de zogenaamde "Brugse Heirweg" of "Diksmuidse Heirweg", die Ichtegem van zuidwest naar noordoost doorkruist: Engelstraat, Koekelarestraat en Zuidstraat waarvan het huidige tracé ook reeds grotendeels aangeduid is op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). Deze weg is met zekerheid een belangrijke middeleeuwse handelsweg, maar het is onduidelijk of hij ook een Romeinse oorsprong heeft. Het is verleidelijk om dit tracé te identificeren als de Romeinse weg die Boulogne verbond met belangrijke locaties zoals Aartrijke (Zedelgem), Oudenburg, Brugge en Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen), maar zekerheid hieromtrent bestaat niet.
De Steenstraat (Ruidenbergstraat, Zuster Clarastraat en Steenstraat op Ichtegem) met opvallend recht tracé is een historisch belangrijke straat die teruggaat op een secundaire Romeinse heirbaan, tussen Kassel (Noord-Frankrijk) en Aardenburg (Nederland), via Brugge.
In de vroege middeleeuwen (5de eeuw - 10de eeuw) wordt het beeld opnieuw duister. Pas vanaf de 10de eeuw ontstaat er weer een zicht op de bewoning. Dit hiaat in de archeologische data kan vooral verklaard worden door de aard van de archeologische sporen uit de vroege middeleeuwen: terwijl Romeinse sporen door de aard van de vondsten, het materiaalgebruik en vooral het consumptiepatroon duidelijk te herkennen zijn (de Romeinse maatschappij was een 'wegwerpmaatschappij' bij uitstek, wat resulteert in vele vondsten), is de vroegmiddeleeuwse samenleving volledig op zichzelf teruggeplooid. Zowel bouwmateriaal als productiegrondstoffen zijn brozer en lokaal, door het wegvallen van de grote handelsverbindingen. Hierdoor zijn bewoningssites uit de vroege middeleeuwen best te vergelijken met sites uit de ijzertijd, die zich evenmin gemakkelijk laten opsporen. Indirecte indicaties voor de bewoning uit de vroege middeleeuwen zijn de Germaanse toponiemen (zogenaamde "gem-toponiemen", afgeleid van -ingaheim). De naamgeving van Ichtegem dateert wellicht uit de laat merovingische en vroeg karolingische periode (7de-8ste eeuw).
Het vol- en laatmiddeleeuwse Ichtegem (11de - 15de eeuw) is gekend uit tal van archeologische bronnen en vertoont een breed spectrum. Zo zijn diverse kasteelsites gekend (in Eernegem was er een kasteelsite ten noorden van de kerk, in de Ganzestraat), opgetrokken door edellieden met een eerder lokaal tot regionaal belang. Te vermelden is zeker ook het grafelijk kasteel van Wijnendale (grondgebied Torhout) met het bijhorende grafelijke domein, dat wel voor het grootste deel in Ichtegem ligt en opklimt tot de 11de eeuw. Verspreid over het grondgebied van Ichtegem zijn daarnaast een tiental omwalde hoeves gekend, die voor het gros opklimmen tot de Late Middeleeuwen. Deze boerderijen werden opgetrokken door vrije boeren, al dan niet met een adellijke graad. De walgracht was in de eerste plaats een symbool voor het vrije statuut van de hoeve. Naast deze individuele kernen kwamen ook verschillende gehuchten voor, plaatsen waar doorgaans vrije burgers als kleine boeren en landarbeiders zich groepeerden om samen landbouw en ambachten te beoefenen. Sommige van deze gehuchten groeiden uit tot de kernen die tot vandaag gekend zijn, andere bleven beperkt tot een verzameling van enkele woningen.
In het "Wijnendalebos" bevinden zich op verschillende plaatsen opmerkelijke aarden structuren. Bij gebrek aan archeologisch onderzoek is het niet onmiddellijk duidelijk hoe deze geïnterpreteerd kunnen worden: zijn het de restanten van omwalde hoeves op het grafelijk domein, gaat het om restanten van fortjes of schansen uit de Staats-Spaanse oorlog (tweede helft 16de eeuw - eerste helft 17de eeuw) of gaat het eerder om artisanale structuren die in de sfeer van bosbeheer en -exploitatie moeten gesitueerd worden? Tussen 1021 en 1030 (oorkonde niet precies te dateren) schenkt de Doornikse bisschop Harduinus aan de abdij van Sithiu (de oude benaming voor de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars, Noord-Frankrijk) de altaren van "Hettingeem" (Ichtegem), Roksem, Ettelgem en Westkerke (Oudenburg). Tot de oprichting van het bisdom Brugge in 1559 benoemt de abt van de Sint-Bertinusabdij de pastoor van de Sint-Michielsparochie. Het ontstaan van de parochie en de kerk is echter ouder. Wellicht werd de parochie gesticht als Frankische kolonie op de puinen van een Romeinse hoeve in de 7de eeuw. Het tempeltje dat bij de hoeve hoorde is dan bij de kerstening in de 8ste eeuw een christelijke tempel en later parochiekerk geworden. De patroonheilige van de kerk, Sint-Michiel, kan als 'bevechter van het heidendom' wijzen op een vrij vroege kerstening.
Een oorkonde van graaf Karel de Goede uit 1119 beschrijft de noordelijke helft van de gemeentes Eernegem, Ichtegem (op dat moment is de schrijfwijze "Ichtinghem"), Koekelare, Vladslo en Bovekerke als één groot heideveld, de "Utfanc" of "Fang". Als eigenaar van die woeste gronden schenkt de graaf een vijfde van de tienden van de ontgonnen gronden in dit gebied aan de abdij van Oudenburg. In 1179 is de schrijfwijze "Ichtegem".
Vanaf het einde van de 11de eeuw tot de 13de eeuw wordt de 'wastine' door de ontginningsdrang van de Vlaamse graven grotendeels aangetast, dit om de landbouw te stimuleren (zie repelstructuren van de akkers). Er blijven echter eeuwenlang grotere en kleinere stukken woeste grond over die door de omwonenden gebruikt worden als weidegrond of voor de turfontginning. Circa 1300 krijgen alle onontgonnen stukken grond de benaming "Veld". Zo is de benaming "Heyevelt" in Ichtegem, Eernegem en Bekegem een verwijzing naar laatmiddeleeuwse versnippering van het uitgestrekte heideveld. Oudste vermelding van het "Colevelde" in de charters van de Sint-Bertinusabdij in 1285. In 1224 vermelding van de "Utfang vel Wostinia" in het cartularium van de abdij van Oudenburg. Circa 1250 is er op de grens van Ichtegem en Wijnendale (het huidige Torhout) een pottenbakkerij actief in grijsbakkend aardewerk.
In 1307 eerste vermelding van de hoeve het "Groot Loochuus" (zie Lookhuisstraat). In 1331 eerste vermelding van een bedevaartskapel toegewijd aan Sint-Winok of Sinte-Weks, of de "Wijnedael capelle" op het gehucht "Ermietshoek". Circa 1445: gotische verbouwing van de Sint-Michielskerk. Van deze verbouwing is een gotisch venster bewaard in het romaanse transept. In 1454 wordt de Ichtegemse Sint-Sebastiaansgilde reeds vermeld.
De "Zandmolen" is reeds vermeld in 1549 (situering langs de latere steenweg van Torhout naar Oostende). De benaming "Roopype" en "Roopypfontein" (zie Fonteinstraat) zijn voor het eerst aangegeven op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601).
Tijdens de Beeldenstorm en de geuzentroebelen (1566 en volgende jaren) worden op het grondgebied van Ichtegem twee kapellen verwoest. Er is discussie om welke kapellen het gaat, mogelijk de zogenaamde "Wijnendalekapel" op het gehucht "Ermietshoek" en de Sint-Michielskapel op het gehucht "de Engel". Ook de zogenaamde "Santmeulen" zou verwoest zijn door de geuzen. Het "Wijnendalebos" was op dat moment veel uitgebreider, en was voor een deel een "Geuzenbos". De kerk en de herberg "Casse Passe" (een kerkelijk goed tussen de kerk en de huidige Markt en Koekelarestraat) moeten hersteld worden, maar de tiendeninkomsten ontbreken daarvoor. De streek rond Ichtegem ontvolkt. In 1580 wordt de klok uit de kerk geroofd. De herbevolking van de streek na 1585 verloopt erg moeizaam. Dit houdt onder meer verband met de pestepidemie van circa 1580.
In 1620 wordt de kerk hersteld en heringewijd na de verwoesting door de geuzen. Er wordt ook een nieuwe klok gegoten.
Minimaal in 1635 gebruiken de Ichtegemse pastoors de hofstede en herberg "Casse Passe" die vroeger aan de abdij van Sint-Omaars toebehoorde. Vanaf 1639 vestigen Noord-Franse inwijkelingen zich op het gehucht "de Reiger": de wijk rond de "Wijnendael capelle" wordt vanaf dat moment "Artoys" genoemd. Vanaf 1639 raakt de "Wijnendael capelle" in verval, in 1770 is ze volledig verdwenen. In 1699 wordt een 'Ommeloper' opgesteld voor Ichtegem.
In 1748 wordt een eerste officiële volkstelling georganiseerd te Ichtegem. Op dat moment telt Ichtegem drie brouwerijen en zes herbergen. Onder meer de herbergen "in de swaene" (Engelstraat nummer 7), "in de grooten inghel" en "in de wynendaele cappelle".
In 1764-1775 aanleg van de Theresiaanse wegen Oostende-Wijnendaele (huidige Torhoutbaan en Oostendesteenweg) en Wijnendale-Beerst (huidige Diksmuidebaan). Tolbarelen om de weg te financieren bevonden zich onder meer op het gehucht "Den Engel" (kruispunt Torhoutbaan/ Oostendesteenweg/ Engelstraat/ Zuidstraat) en "de Reiger" (Diksmuidebaan). Deze wegenaanleg kadert in de economische bloeiperiode die de Zuidelijke Nederlanden kennen in de tweede helft van de 18de eeuw (landbouw en nijverheid, een stijgend belang van de doorvoerhandel). De aanleg gebeurt op kosten van keurvorst Karl Theodor, heer van Wijnendale, met het oog op transport en verkoop van bomen uit "Wijnendalebos".
In 1771 wordt een aanvraag voor het bouwen van een afspanning op het gehucht "de Reiger" langs de Diksmuidebaan goedgekeurd (zie Diksmuidebaan nummer 200/ Keibergstraat). Nog in 1771 wordt de "Reigermolen" gebouwd (Reigerstraat). Oorspronkelijk bevond zich op elke hoek van het kruispunt "De Engel" een herberg (Torhoutbaan/ Oostendesteenweg/ Engelstraat/ Zuidstraat). Op vandaag zijn er twee bewaard aan de westzijde: de beschermde herberg "Den Engel" met jaarankers "1776" (Torhoutbaan nummer 2) en de huidige herberg "De Engel" die van 1784 zou dateren (huidige benaming pas in 1956, zie Oostendesteenweg nummer 1). De "Ingelmeulen", een houten staakmolen bij dit kruispunt, is vernield aan het einde van de 18de eeuw.
In 1767-1768 wordt een Van Peteghemorgel gebouwd in de Sint-Michielskerk.
In 1791 wordt op de (dis)gronden van "Casse Passe" een leerschool voor meisjes (de latere Vrije Basisschool) en een 'klooster' opgericht door pastoor Valcke. De pastoor bekostigt het gebouw dat dan ook zijn eigendom blijft. In de school leren arme meisjes lezen, schrijven, rekenen, godsdienst en spinnen. In 1797 wordt het schooltje gesloten, het wordt echter niet verkocht maar als nationaal domein verpacht. In 1804 kan Jacoba Sanders de school kopen, ze geeft er tot 1829 les.
In 1797 wordt de herberg "Casse Passe", een kerkelijk goed, gedeeltelijk verkocht als zwart goed. Een stukje van de grond keert naar de pastoor terug, hier bevonden zich de school en de pastorie met tuin.
In 1801 wordt Lodewijk Bakelandt opgepakt op de "Ermietshoek", hij wordt in november 1803 terechtgesteld te Brugge. De "Veldemolen" is op een kaart van na 1806 aangeduid als een houten staakmolen (zie Veldemolenstraat). De oudste vermelding van de molen dateert van 1699.
In 1816 telt Ichtegem 1291 inwoners. In 1824 wordt een privaat schooltje opgestart aan de Moerdijkstraat. In 1830 wordt de armenschool voor meisjes testamentair overgemaakt aan de pastoor: "een huis dienende voor armschool, staande te Ichteghem tegen het kerkhof, op cheysgrond toebehoorden den disch of arme tafel (…), ook al de stoelen, tafels, banken, spinnewielen (…)". In de crisisjaren 1840 wordt de school omgebouwd tot 'Spellewerkschool' (zie Koekelarestraat nummer 7). Circa 1830 telt de "Dorpsstraat" of "Hoofdstraat" (de huidige Engelstraat) maar zestien huizen.
Op 18 augustus 1834 passeert Leopold I door de gemeente, op weg van Oostende naar Torhout. In 1865 zal de kerkklok barsten bij het luiden voor de dood van deze koning.
Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1841) is de Markt veel kleiner dan nu, hij werd ten zuiden gedomineerd door het neerhof van de Somme (Markt nummer 20), dat minimaal reeds bestaat als herberg en brouwerij bij de volkstelling van 1748. Op de atlas komt de kerkomgeving ongeveer overeen met de huidige kerkomgeving, er is echter nog geen uitgesproken plein ten noordoosten van deze kerkomgeving, maar wel een bochtig straattracé. De westzijde van het huidige rechthoekige plein is op de Atlas der Buurtwegen nog bochtig, hier bevindt zich het grote pastoriedomein, ten noorden aansluitend bij de Koekelarestraat, ten zuiden bij het kerkhof. Zeker tot 1845 was het pastoriedomein (tuin met achteringelegen pastorie) omgeven door een wal.
Circa 1842 verwerft de familie de Crombrugghe de Looringhe het "domein Rosendahl" (Moerdijkstraat nummer 171). Het domein wordt omgebouwd tot het neoclassicistische "Kasteel Rozendahl" met omgevend park. Pius Felix Joseph de Crombrugghe (overlijdt te Ichtegem in 1869) was gezant en gevolmachtigd minister van koning Willem I bij het hof van Denemarken, Zweden en Noorwegen.
In 1844 wordt het oude schip van de Sint-Michielskerk afgebroken en wordt een twee maal zo groot neogotisch schip gebouwd (zie Markt). De oriëntatie wordt gewijzigd, het romaanse koor wordt hergebruikt als portaal. De wal rond het kerkhof wordt gedempt. De grotere kerk heeft alles te maken met de verdrievoudiging van de bevolking sinds 1816 (in 1846 telt Ichtegem 3843 inwoners).
In de jaren 1840-1850 is er de teloorgang van de vlasnijverheid en de daaraan gekoppelde huisnijverheid. In 1847 wordt de 'spellewerkschool' opgericht als poging om een nieuwe huisnijverheid te lanceren. Bovenop de economische crisis komt er nog de mislukking van de aardappel- en roggeoogsten. In 1848 is er een tyfusepidemie. Eén van de gevolgen van de teloorgang van de huisnijverheid is het ontstaan van de seizoensarbeid. De zogenaamde Fransmans trekken in het 'seizoen' naar Frankrijk voor de oogsten, naar de bietenasten en de steenovens. Circa 1900 verlaat een derde van de (actieve?) Ichtegemse bevolking in het 'seizoen' de parochie.
In de periode 1852-1863 werkt de Ichtegemse beeldhouwer Macharius Gryson een de preekstoel voor de kerk. In 1854 worden de schoolvrouwen van de armenschool voor meisjes verenigd in de Ichtegemse congregatie van de zusters van Sint-Vincentius à Paulo. In 1864 wordt het klooster vergroot met een congregatiezaal (zie jaartal in zijgevel aan de Koekelarestraat nummer 7). In 1855 wordt ook het genootschap voor armenzorg Sint-Vincentius à Paulo opgericht. Nog in 1854 wordt de brouwerij Strubbe (Markt nummer 1/ Brouwerijstraat) opgericht, op de site van een vroegere blekerij.
In 1855 wordt de gemeenteschool voor jongens (twee klassen en een onderwijzerswoning) opgericht in de Engelstraat. In 1878 wordt een nieuwe onderwijzerswoning gebouwd.
In 1863 wordt de "SA compagnie de chemin de fer d’Ostende à Armentières" opgericht, met de bedoeling om Oostende met Frankrijk te verbinden via Torhout en Ieper. Deze "Lijn 62" met twee sporen is operationeel vanaf 1868.
In 1867 worden drie klokken gegoten, ze blijven in een hok op het kerkhof hangen in afwachting van de voltooiing van de kerktoren. In 1873 wordt de klokkenverdieping herbouwd in pseudoromaanse stijl naar plannen van provinciaal architect Pierre Buyck. Opmerkelijk is hierbij de hoge en spits oplopende spits.
In 1867 wordt vanuit Ichtegem een school gebouwd op het gehucht Wijnendale (tot aan de fusie een deel van Ichtegem, nu onder Torhout). In 1912 wordt Wijnendale een afzonderlijke parochie met inwoners van Ichtegem, Torhout en Aartrijke (Zedelgem). In 1935 bouw van de Sint-Jozefskerk.
In 1868 koopt het gemeentebestuur het huis van de gemeenteontvanger: enerzijds wil men de toegang tot het marktplein verbeteren, anderzijds wil men er een vrijstaand gemeentehuis bouwen. Dit gemeentehuis op de Markt wordt gesloopt in 1974.
In 1875, bouw van het Reigerschooltje op het gehucht "de Reiger" (zie Zuster Clarastraat). In 1905 komt er een bijkomende vleugel met bewaarschool, er is ook een 'speldewerkschool'.
In 1878 wordt Ichtegem getroffen door een epidemie van zwarte pokken. Kasteelheer Willem Frederik de Crombrugghe de Looringhe (1816-Ichtegem 1885) (zie Moerdijkstraat nummer 171) treedt op als grote weldoener bij deze epidemie. Oscar de Crombrugghe de Looringhe (neef van Willem) is burgemeester van Ichtegem in de periode 1872-1879. Circa 1878 wordt aan de Engelstraat de nog bewaarde brouwerij "Den Engel" gebouwd (Engelstraat nummer 103).
Het 'kasteeltje' "Ten Roden Stene" is in 1878 gebouwd door baron Alberic de Crombrugghe uit Vladslo (Diksmuide). In 1892 wordt het aangekocht door de Ichtegemse dokter Aloïs Bruwier (1857-1939).
In 1879 wordt in het kader van de schoolstrijd de "Vrije Knechtenschool" opgericht (zie Engelstraat nummer 76). In 1888 wordt de vrije meisjesschool (Koekelarestraat nummer 7) aangenomen door de gemeente.
In 1880 besluit het gemeentebestuur het bouwvallige pastoriedomein te verkavelen en zo ook een groter marktplein te creëren. Openbare verkoop van drie percelen in 1885, met bouwverplichting binnen de twee jaar (zie Markt nummers 7, 9). Ter vervanging van de pastorie koopt het gemeentebestuur in 1880 de voormalige notaris- en burgemeesterswoning (Markt nummer 22).
Joseph Louis Jules Matthieu, eigenaar van het Torhoutse kasteel van Wijnendale, wil de bron van de "Roopypfontein" (zie Fonteinstraat) een netter onderkomen geven. Hiervoor wordt de bron circa 1880 naar de huidige plaats aan de Fonteinestraat afgeleid, op een weidehelling in bezit van Matthieu. Volgens literatuur is het bronhuisje samen met een waterreservoir en een distributiebekken in 1884 gebouwd door de Brusselse ingenieur F. Englebert, dit om het water van de oude bron in de hoger gelegen weide op te vangen.
In 1882 richt de familie Spriet een steenoven op aan de Waterhoekstraat.
In 1886 wordt aan de huidige Arthur Coussensstraat nummer 7 een kapelanij of onderpastorie gebouwd.
In 1898 koopt dokter Bruwier de hoeve zogenaamd "de gerre". Zijn plan om er een nieuw ziekenhuis te bouwen blijft een droom, wel komen er een eerste vorm van 'sociale woningen': de stallingen worden verbouwd tot woningen.
De "Plaatsemolen" ter hoogte van de Engelstraat brandt uit in 1900. Hier komt later een maalderij, olieslagerij en zagerij.
De stoomtramlijn Brugge-Leke wordt in 1910 aangelegd met als traject op Ichtegem Koekelarestraat/ Sint-Bertinuslaan/ Oude Heirweg/ Zuidstraat. De 'tramstatie' bevond zich op het kruispunt Ringlaan en Moerdijkstraat.
In 1913 wordt op het gehucht "De Engel" het zogenaamde Engelschooltje gebouwd, dit wegens de aangroei van de bevolking (zie Zeemeeuwstraat nummers 4-6). In 1922 komen er twee extra klassen.
De Eerste Wereldoorlog blijft niet zonder gevolgen voor Ichtegem. In 1914 steken de Duitsers de "Veldemolen" in brand (zie Veldemolenstraat). Op 27 oktober 1914 worden de klassen en de kapel van de vrije meisjesschool ingericht als Duits lazaret (zie Koekelarestraat nummer 7). Er wordt geen les meer gegeven tot 1915, daarna gaan jongens en meisjes afwisselend de voor- en de namiddag naar de gemeenteschool. Vanaf september 1915 lopen de meisjes school in de vrijgegeven "Vrije Knechtenschool" (zie Engelstraat nummer 76), de jongens in de gemeenteschool. In november 1917 worden tijdelijk vluchtelingen in de kerk ondergebracht. In dat jaar worden de kerkklokken uit de toren geroofd. Volgens de pastoor heeft de zedelijkheid in de gemeente te lijden onder de meer dan 8000 soldaten die in de gemeente zijn ondergebracht. Tijdens de oorlog is er geen burgerlijk tramverkeer, maar wordt de lijn Brugge-Leke wel gebruikt door de Duitsers.
Aan de huidige Sint-Bertinuslaan (tussen de tramweg en het domein Bruwier in de Koekelarestraat) bevindt zich tijdens de Eerste Wereldoorlog een Duits 'kerkhof', de overledenen van het lazaret in het klooster worden hier begraven. In 1930 worden de stoffelijke resten overgebracht naar de Duitse begraafplaats in Vladslo (Diksmuide). In 1917 wordt de "Flugplatze Ichtegem" aangelegd, een Duits militair vliegveld in de hoek van de Moerdijkstraat, de Eernegemstraat en de Oostendesteenweg. In een hoeve aan de Eernegemstraat verblijven Duitse soldaten en een dokter, de omgeving van de hoeve wordt zwaar gebombardeerd aan het einde van de oorlog.
In de jaren 1920 telt het Ichtegemse vlasverbond 55 leden. In 1927 wordt de zagerij en boerderij Christiaen omgebouwd tot vlasfabriek (Oostendesteenweg nummer 33). Tot 1928 is er een vlasfabriek met roterij aan de Engelstraat. Er waren twee warmwaterrootbedrijven in Ichtegem. In 1923 worden er nieuwe kerkklokken geplaatst. Er wordt een monument voor de gesneuvelden opgericht, dit naar ontwerp van de Ichtegemse beeldhouwer Josué Dupon. Het monument wordt in 1965 verplaatst na de opruiming van het oude kerkhof (zie Markt). Josué Dupon (Ichtegem, 1864 - Antwerpen, 1935) maakte carrière aan de Antwerpse academie en specialiseerde zich in beeldhouwwerk van dieren.
In 1930 wordt de klokkenverdieping herbouwd/ gerestaureerd in natuursteen en naar romaans model (zie bewaarde gelijkaardige torens in West-Vlaanderen), dit naar ontwerp van de Kortrijkse architect Allaert. In 1937 bescherming van romaanse delen van de kerk (zie Markt). Nog in 1930 verhuist de melkerij naar de gebouwen van de "Vrije Knechtenschool" (zie Engelstraat nummer 76) die in 1919 was verlaten. Alle lessen gaan weer door op de plaats van de huidige gemeenteschool. In 1932 wordt de stoomtram Brugge-Leke vervangen door de 'autorail' of spoorauto voor reizigers, het zogenaamde "Mazoutje".
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt er les gegeven op het "Kasteel Rosendahl" (zie Moerdijkstraat nummer 171), daar de gemeenteschool op dat moment door soldaten bezet is. Op 13 oktober 1940 wordt het gehucht "De Engel" gebombardeerd. Bij de afbakening van het Duitse "Sperrgebiet" in 1941 loopt de grens daarvan doorheen Ichtegem. Op 19 juni 1942 worden de zusters uit het klooster in de Koekelarestraat nummer 7 gezet. Er worden opnieuw stoomtrams ingezet op de lijn Brugge-Leke.
In 1946 bouwen de Ichtegemse zusters een nieuw klooster en school op de locatie van een vroeger 'kasteeltje' zogenaamd "Ten Roden Stene" van dokter Aloïs Bruwier (Koekelarestraat). Van 1946 tot 1965 is er een cinema "Het Wit Paard" (Engelstraat). In 1946 krijgt Ichtegem elektrische verlichting. Vanaf 1949 wordt op de lijn Brugge-Leke opnieuw de spoorauto ingezet. In 1952 wordt de tramlijn afgeschaft en de sporen verwijderd.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt het fenomeen van de Fransmans minder en minder belangrijk, dit ten gevolge van de toegenomen mechanisatie in de landbouw. In 1953 worden de Engelstraat en de Koekelarestraat heraangelegd. In 1955 wordt de beschermde "Reigermolen" afgebroken. In 1961 wordt de nieuwe "Reigerschool" ingewijd (zie Zuster Clarastraat).
In 1963 passeert de laatste reizigerstrein op de lijn Ieper-Oostende door Ichtegem, in 1967 de laatste goederentrein. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was reeds één spoor opgebroken. In 1967 wordt een nieuwe gemeenteschool gebouwd, ter vervanging van het oude schoolgebouw met schoolhuis op dezelfde plaats (Engelstraat).
In 1973 wordt een nieuw gemeentehuis gebouwd naar ontwerp van de Oostendse architect Silvain Smis, op de plaats van de in 1965 onteigende "Bruwiersteeg" (Dokter Bruwierlaan nummer 1). Er komt een nieuwe, gedeeltelijk sociale woonwijk achter het gemeentehuis (in de hoek van de Engelstraat en de Arthur Coussensstraat: Dokter Bruwierlaan, Josué Duponlaan), hierdoor verlegt de dorpskern zich gedeeltelijk. De woonwijk rond de Abdijlaan en de Sint-Bertinuslaan (ten noorden van de Markt en de Koekelarestraat) is reeds aangelegd in 1966. De wijk met de Ensorlaan, de Breugellaan, de Permekelaan en de Rubenslaan (in de hoek van de Sint-Bertinuslaan en de Moerdijkstraat) dateert van 1974. Er wordt ook een nieuw postkantoor gebouwd in de Engelstraat. In 1976 wordt de nieuwe sporthal gebouwd (Keibergstraat).
In 1975 ontstaat de fusiegemeente Ichtegem. Ook de gemeentescholen van Eernegem en Ichtegem fusioneren. In 1977 wordt de Markt heraangelegd. Hierbij verdwijnen de oude kasseien. In 1965 is het kerkhof rondom de kerk opgeruimd, de graven worden overgebracht naar de na de Tweede Wereldoorlog opgerichte begraafplaats langs de Arthur Coussensstraat.
De melkerij staakt haar activiteiten in 1979 (Engelstraat nummer 76b). Nog in 1979 wordt de "Engelkerk" ingewijd (Zeemeeuwstraat). In 1980 wordt het Vanpeteghemorgel in de kerk gerestaureerd (zie Markt). In 1983, ingebruikname van het bejaardenflatgebouw "Zonnevreugde" en OCMW-gebouw op de Markt.
In 1976 of 1984 wordt het station in de Zuidstraat afgebroken. Een aantal herbergen en een seinwachterswoning zijn wel bewaard (zie Zuidstraat). In 1985 wordt de voormalige spoorwegberm omgevormd tot de zogenaamde "Groene 62", een fiets- en wandelpad. In 1984-1985 wordt de Ringlaan aangelegd.
In 1995 wordt de vernieuwde Engelstraat ingehuldigd. In 1996 opent het Jeugdhuis "De Melkerie" haar deuren in de voormalige melkerij (zie Engelstraat nummer 76b).
De hoofdas van het dorp wat betreft verkeer en bebouwing wordt van oost naar west (vanaf Torhoutbaan/ Oostendesteenweg) gevormd door de erg lange Engelstraat, de Markt en de Koekelarestraat. Op vlak van verkeer is deze as weliswaar ontlast door de aanleg van de Ringlaan in 1984-1985. De straten Engelstraat, Markt en Koekelarestraat worden gekenmerkt door een aaneengesloten bebouwing vanaf de tweede helft van de 19de eeuw en vooral het eerste kwart van de 20ste eeuw. Het gegeven dat de "Dorpsstraat" (de huidige Engelstraat) circa 1830 maar zestien huizen telde maakt veel duidelijk over de datering van de huidige aaneengesloten bebouwing. De kleine hoeve aan de Engelstraat nummer 147 getuigt nog van het vroegere landelijke karakter van de straat. Voorbeelden van gebouwen uit het eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw in de Engelstraat zijn de imposante, in een tuin gelegen dokterswoning (nummer 95) met jaarsteen "1912" en een diephuis met parement van geglazuurde tegeltjes en verzorgde erker (nummer 12). Aan de Engelstraat vindt men ook art-deco- en modernistisch getinte huizen en huizen met cimonrné-bezettingen.
De evolutie naar een echt marktplein wordt in 1868 ingezet met de bouw van een vrijstaand gemeentehuis (gesloopt in 1974). In 1880 verkavelt het gemeentebestuur het bouwvallige pastoriedomein om zo ook een groter, rechthoekig marktplein te creëren. De openbare verkoop van drie percelen in 1885, met bouwverplichting binnen de twee jaar, levert een eenheidsbebouwing op (nog enkele gaaf bewaarde huizen, bijvoorbeeld Markt nummers 7, 9). Ter vervanging van de pastorie koopt het gemeentebestuur in 1880 de notaris- en burgemeesterswoning van 1835, een neoclassicistische lijstgevel met witbeschilderde bepleistering (zie Markt nummer 22). In 1886 wordt een onderpastorie gebouwd aan het begin van de Arthur Coussensstraat (zie nummer 7).
De zuidelijke kerkomgeving wordt gekenmerkt door het grote hoekpand van de herberg "De Somme" (zie Markt nummer 20), in zijn huidige vorm dateert de herberg grotendeels uit het interbellum, de oudste vermelding van de herberg dateert echter van 1549. Uiteraard is ook de Sint-Michielskerk (zie Markt) een erg dominant gebouw voor het Marktplein: de oorspronkelijke romaanse delen en de circa 1930 gereconstrueerde delen (de toren, het voormalige koor en het transept) zijn beschermd als monument in 1937 en 1996. De rest van de kerk is opgevat in een erg sobere neogotiek en dateert van 1844. Het oorlogsgedenkteken bij de kerk (zie Markt) is ontworpen door de Ichtegemse beeldhouwer Josué Dupon. Het kerkhof rondom de kerk is opgeruimd circa 1960, de graven zijn overgebracht naar de naoorlogse begraafplaats aan de Arthur Coussensstraat.
De als monument beschermde, neoclassicistische notariswoning "Dekeyser" (Koekelarestraat nummer 2) van circa 1867 ligt met naastgelegen koetshuis in een ruime tuin. Iets verder is het voormalig kloostergebouw van 1864 bewaard, de datering is in rode baksteen in de gevel ingewerkt (Koekelarestraat nummer 7). Nummer 10 is een vrijstaande villa in cottagestijl gebouwd in 1911 (Koekelarestraat nummer 10). Het dorpscentrum bewaart nog twee brouwerijen: brouwerij Strubbe (Markt nummer 1) met grotendeels bestanddelen uit het midden van de 20ste eeuw en een ronde schoorsteen is kenmerkend voor de kerkomgeving. Brouwerij Sys uit het laatste kwart van de 19de eeuw in de Engelstraat (Engelstraat nummer 103) heeft een kenmerkend roodbakstenen volume van twee bouwlagen onder pannen zadeldak, links het burgerhuis met erkeruitbouw en rechts de eigenlijke brouwerij met rechthoekige schoorsteen. Eveneens is hier een achterliggend erf met schuur en ast bewaard. Aan de Engelstraat is de voormalige herberg "De Zwaan" bewaard, deze herberg is reeds vermeld in 1748 (zie Engelstraat nummer 7).
De typologie van lage (één of anderhalve bouwlaag) arbeidershuisjes met poort, mogelijk als toegang tot een werkplaats vindt men vooral terug in de Engelstraat en de Zuidstraat, soms oorspronkelijk in samenstellen gebouwd. In het landelijk gebied zijn een aantal vrijstaande boerenarbeiderswoningen met geïncorporeerde stalling bewaard. Het midden van de Zuidstraat wordt nog gekenmerkt door de voormalige stationsomgeving. Het station is gesloopt, maar een aantal herbergen en een seinwachterswoning verwijzen nog naar deze activiteit.
Door de bouw van een nieuw gemeentehuis naar ontwerp van de Oostendse architect Silvain Smis in 1973 en de nieuwe verkaveling die daar rond ontwikkeld wordt, breidt de dorpskern zich uit ten zuiden van de Markt en de Engelstraat.
Andere belangrijke verkeersassen zijn de in 1764-1775 aangelegde Oostenrijkse wegen: de noordwest-zuidwest as Oostendesteenweg/ Torhoutbaan en de oost-west as Diksmuidebaan. De Oostendesteenweg/ Torhoutbaan kent een drukkere bebouwing, vooral dan ter hoogte van het kruispunt "De Engel" (kruispunt met de Engelstraat/ Zuidstraat), hier met de beschermde herberg "Den Engel" met jaarankers "1776" (zie * Torhoutbaan nummer 2/ Engelstraat). De Diksmuidebaan is grotendeels nog omringd door landelijk gebied. De herberg "De Reiger" is door middel van jaarankers "1772" gedateerd (zie Diksmuidebaan nummer 200/ Keibergstraat). Een aantal kleine gehuchten kregen in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw een klooster met school. Aan Zeemeeuwstraat nummers 4-6 (gehucht "De Engel") is het klooster met school van circa 1913 bewaard: kloosterhuis van twee bouwlagen onder zadeldak met dakruitertje. In 1979 werd naast de school de zogenaamde "Engelkerk" gebouwd.
Het "Kasteel Rozendahl" (Moerdijkstraat nummer 171) wordt vanaf 1842 door de familie de Crombrugghe de Looringhe ontwikkeld tot een neoclassicistisch kasteel met park. Het eigenlijke kasteel is een symmetrisch volume van twee bouwlagen onder leien mansardedak, bepleisterde en witbeschilderde lijstgevel. Een aantal bijgebouwen, onder meer de voormalige koetsierswoning, gelegen in het park dateren van circa 1878. In het park met waterpartij zijn ook een oranjerie en een paviljoentje bewaard. In de omgeving buiten het park, zijn ook een boswachterswoning en een hoeve bewaard (Moerdijkstraat nummer 167, 169).
De hoeves op grondgebied Ichtegem bestaan meestal uit losse bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken, daterend uit de 19de eeuw, U-vormig rondom het erf gegroepeerd. Soms zijn een erflinde, een boomgaard en/of hagen bewaard. Een aantal 19de-eeuwse schuren met houten beplanking van de lange gevels zijn behouden. De hoeve aan de Veldstraat nummer 19 bewaart echter een schaapskooi in houtbouw onder schilddak (stijlen en schoren, vermoedelijk oorspronkelijk met houten beplanking), teruggaand op de 18de eeuw. De hoeve aan de Keibergstraat nummer 35 bewaart een gelijkaardig volume. De hoeve aan de Ruidenbergstraat nummer 24 bewaart onder meer een in kern 18de-eeuwse dubbele dwarsschuur en een wagenhuis in houtbouw. De hoeve aan Vijver nummer 2 bewaart een hooischuurtje, nog gedeeltelijk met strooien bedaking. Boomgaardstraat nummer 5 is een 19de-eeuwse hoeve met tabaksast van circa 1945. Vier oude leilindes markeren het boerenhuis. De hoeve aan de Mexicostraat nummer 62 wordt gekenmerkt door een L-vormige opstelling van de bestanddelen rondom het nog deels begraasde erf. Het boerenhuis in witbeschilderde baksteenbouw onder pannen zadeldak heeft een 18de-eeuwse of oudere kern. Typerend is onder meer de brede opkamer. De hoeves aan de Torhoutbaan nummer 125 en de Oostendesteenweg nummer 45 zijn erg beeldbepalend gelegen langs de steenweg. Het boerenhuis aan de Oostendesteenweg is naar de steenweg gericht. Typerend is de anderhalve bouwlaag onder zadeldak met kleine venstertjes in de halve verdieping. In de zijgevel is het jaartal "1866" aangebracht in rode baksteen. Ter hoogte van Oostendesteenweg nummer 33 is een vlasroterij met schoorsteen, daterend uit de eerste helft van de 20ste eeuw bewaard.
Over heel het landelijk gebied vindt men kapellen. De kapel aan de Klaverstraat (hoek met de Oostendesteenweg) is een ruime neogotische kapel van 1899 (zie jaarsteen): witbeschilderde baksteenbouw onder pannen zadeldak, spitsboogportaal. De kleine pijlerkapel langs de Lookhuisstraat is voor het eerst aangeduid op de de kaart van het Militair Cartografisch Instituut van circa 1883 (zie Lookhuisstraat). De kapel aan de Veldemolenstraat is een 19de-eeuwse of vroeg 20ste-eeuwse kapel met een erg verzorgd tuitgeveltje met spitsboogportaal in een geprofileerde omlijsting van simili-steen.
Het grootste deel van de gekasseide Lookhuisstraat is beschermd als monument. Ook de Fonteinstraat bewaart zijn gekasseid karakter en loopt naar het beschermde bronhuisje van de Roopijpfontein. Een deel van het kasteeldomein van het kasteel van Wijnendale, beschermd als dorpsgezicht en als monument ligt op grondgebied Ichtegem, onder meer een deel van de ruime vierkante ommuring met ronde torens (monument).
Bron: GILTÉ S. & VANNESTE P. met medewerking van BAERT S., BOONE B. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ichtegem, Deelgemeenten Bekegem en Eernegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL48, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Arthur Coussensstraat
Omvat
Bergstraat
Omvat
Beukendreef
Omvat
Boomgaardstraat
Omvat
Diksmuidebaan
Omvat
Dokter Bruwierlaan
Omvat
Eernegemstraat
Omvat
Engelstraat
Omvat
Ermietshoek
Omvat
Fazantstraat
Omvat
Fonteinstraat
Omvat
Heuvelstraat
Omvat
Hoefijzerstraat
Omvat
Hugo Verrieststraat
Omvat
Kasteeldreef
Omvat
Keibergstraat
Omvat
Klaverstraat
Omvat
Koekelarestraat
Omvat
Kortemarkstraat
Omvat
Lage Weg
Omvat
Lookhuisstraat
Omvat
Markt
Omvat
Melkerijstraat
Omvat
Mexicostraat
Omvat
Moerdijkstraat
Omvat
Molenstraat
Omvat
Noordwegel
Omvat
Oude Heirweg
Omvat
Ringlaan
Omvat
Rondomstraat
Omvat
Rozendaalweg
Omvat
Ruidenbergstraat
Omvat
Schoolstraat
Omvat
Swolstraat
Omvat
Torhoutbaan
Omvat
Veldemolenstraat
Omvat
Veldstraat
Omvat
Vijver
Omvat
Vinkensveldstraat
Omvat
Waterhoekstraat
Omvat
Zeemeeuwstraat
Omvat
Zuidstraat (Ichtegem)
Omvat
Zuster Clarastraat
Is deel van
Ichtegem
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ichtegem [online], https://id.erfgoed.net/themas/15948 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.