Grensgemeente in het noorden van de Antwerpse agglomeratie, 3711 hectare en 22.471 inwoners op 1/1/1983, gelegen op de Nederlandse grens tussen de Polder en de Kempen met woonkernen in Kapellen (zuid), Putte (noord), Hoogboom (ten zuidoosten, toegevoegd bij de fusie van Antwerpen, sinds 1/1/1983) en villawijk Kapellenbos (in het noordoosten).
Dank zij de aanwezigheid van bosgebied (in 1973 nog 30 procent) evolueerde deze gemeente tot een woonforenzengemeente. Het grondgebied wordt van zuid naar noord doorsneden door de baan Antwerpen - Bergen-op-Zoom en de spoorlijn Antwerpen-Rotterdam (ingehuldigd in 1853-54), van oost naar west door de antitankgracht (1939). Landbouwbedrijven voornamelijk weiland aansluitend bij Hoevenen en Stabroek en de zuidwestelijk gelegen, sinds 1/1/1983 toegevoegde Ekerse wijk Leugenberg. Bossen en heide onder meer een deel van het Schietveld van het Kamp van Brasschaat (ten oosten) en de omgeving van het Fort van Ertbrand (ten westen).
Het huidige grondgebied Kapellen bestaat uit de vroegere heerlijkheid Kapellen en een deel van de heerlijkheid Ertbrand. Kapellen, tot de 17de eeuw zogenaamd Hoogenschoot werd een onafhankelijke gemeente in 1801. Aanvankelijk maakte het deel uit van de heerlijkheid Ekeren (voor het eerst vermeld in 1155 als Hecerna in een oorkonde van de Sint-Michielsabdij te Antwerpen) die ressorteerde onder het Land van Breda. Tot eind 12de eeuw was het Land van Breda een vrij erfgoed, circa 1190 door Goodevaart II afgestaan aan de hertog van Brabant en terug in leen gegeven aan de heren van Breda. In 1232 werd de heerlijkheid Ekeren verbrokkeld in de heerlijkheid Ekeren met respectievelijk Ekeren-dorp, Donk en Brasschaat, de heerlijkheid Kapellen met respectievelijk Hoogboom en Ertbrand en tenslotte de heerlijkheid Ettenhoven, de huidige gemeente Hoevenen.
De heerlijkheid Kapellen bleef tot de 16de eeuw in handen van de heren van Breda; van 1518 tot op het einde van het Ancien Regime behoorde ze aan de hertogen van Hoogstraten, prinsen van Salm-Salm. In 1714 werden Kapellen en Ettenhoven bij Ekeren gevoegd.
Na de Franse Revolutie werd Ekeren kantonhoofdplaats. Langzamerhand werden de verschillende gehuchten terug zelfstandig: Ettenhoven - Hoevenen in 1795 (in 1828 echter verdeeld over Ekeren en Kapellen en definitief zelfstandig in 1865), Kapellen in 1801 en Brasschaat in 1830.
De moederkerk Sint-Lambertus/Ekeren werd reeds vernoemd voor 1155 maar bestond officieel pas in 1251. Deze parochie werd in 1296 ingelijfd bij de priorij van Hertoginnendal te Antwerpen. Mogelijk werd de parochie Hoogenschoot-Kapellen in de 13de eeuw gesticht door de heren van Breda; in 1277 werd ze immers als dusdanig vermeld; de tienderechten werden eind 13de eeuw overgedragen aan de Sint-Bernardsabdij te Hemiksem, die van 1412 tot 1803 ook het benoemingsrecht van de pastoors bezat. Binnen de moederparochie van Sint-Lambertus werden achtereenvolgens de volgende parochies zelfstandig: Brasschaat (1803), Ertbrand (1842; wijziging der grenzen van de parochies Hoevenen, Ekeren en Kapellen), Brasschaat ter Heide (1852), Hoogboom (1871), Donk (1886; onder Brasschaat en Ekeren) en Sint-Mariaburg (1900). Het gehucht Hoogboom dat binnen de heerlijkheid Kapellen viel werd reeds in 1267 in een oorkonde van Sint-Bernards vermeld. Het belang ervan blijkt uit de oprichting in 1548 van een vierschaar bestaande uit zeven schepenen die recht spraken over plaatselijke geschillen maar geen bestuursbevoegdheid hadden. Na 1830 kwam het grondgebied van Hoogboom gedeeltelijk onder Ekeren, Kapellen en Brasschaat. Het viel volledig onder Kapellen in de periode 1942-45 toen Ekeren bij Groot-Antwerpen werd ingelijfd, kwam nadien bij Ekeren en werd met de fusie van 1/1/1983 samen met een deel van de wijk Leugenberg terug bij Kapellen gevoegd. Vanaf 1866 werden er verschillende openbare gebouwen opgericht en door toedoen van baron Ed. Osy de Zegwaert (bewoner van kasteel "Oude Gracht") ontstond bij Koninklijk Besluit van 18 augustus 1871 de Sint-Jozefsparochie. Een kerkje werd opgebouwd aan de ingang van kasteel de "Oude Gracht". In 1951 werd tevens in de wijk Zilverenberg gelegen ten westen van het gehucht, de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen opgericht. De heerlijkheid Ertbrand, het huidige Putte, stond aanvankelijk ook onder het gezag van de heren van Breda; eind 13de eeuw werd het echter een afzonderlijke heerlijkheid onder de heer van Aarschot. Van 1534 tot 1714 behoorde het tot de heerlijkheid Ettenhoven (Hoevenen) onder de heer van Bailleul. De rechten werden afgekocht door Ant. de Lalaing, hertog van Hoogstraten, in 1714. Het grondgebied Putte dat zich uitstrekte over Nederlands en Belgisch Putte, werd in 1828 verdeeld: het deel ten oosten van de baan Antwerpen - Bergen-op-Zoom werd bij Kapellen gevoegd; het westelijk deel kwam bij Stabroek. Kerkelijk kwam Ertbrand sinds midden 13de eeuw deels bij de parochie Kapellen en deels bij de parochie Hoevenen.
De eigenlijke dorpskom ligt in het zuiden van de gemeente. Oorspronkelijk met kenmerken van straatdorp namelijk gelegen aan baan Antwerpen - Bergen-op-Zoom en de Hoevensebaan (verbinding Kapellen - Hoevenen). De kerk ligt achterin, iets ten noorden van dit kruispunt. Aan deze wegen waren ook de grote kasteeldomeinen gelegen.
Nu concentreert de dorpskern zich aan voornoemde straten, alsook aan de straten naar het station en het huidige gemeentehuis respectievelijk Stationsstraat en Christiaan Pallemansstraat en tenslotte aan de diverse zijstraten. Kern met lintbebouwing van arbeiders- en burgerhuizen grotendeels uit circa 1910-1930; Stationsstraat met winkelfunctie. Daarrond recentere verkavelingen met eengezinswoningen, hoge appartementsgebouwen en kleine villa's, uit het derde kwart van de 20ste eeuw.
Het aanleggen van de spoorlijn Antwerpen - Roosendaal (voltooid in 1854) bracht een typische bebouwing mee van landhuizen in cottagestijl van circa 1900. Dit in de omgeving van het station namelijk in het zuiden van de gemeente (aan weerszijden van de Antwerpsesteenweg), in de wijk rond de Platanendreef (tussen Hoevensebaan en Antwerpsesteenweg) echter recent verder verkaveld in het vroegere Ekerse gehucht Hoogboom (in het zuidoosten van de gemeente) dat de volgende kenmerken draagt: aan Hoogboomsteenweg bescheiden dorpsbebouwing met onder meer enkele herbergen en hoeven, uit de 18de- en 19de eeuw, aan Bosdreef (noord) en Lijsterlaan (zuid) nog tweetal hoeven uit de 17de eeuw (?) en 19de eeuw; door de gunstige ligging in de nabijheid van het station van Kapellen werden circa 1900 een groot aantal landhuizen opgetrokken in cottagestijl, onder meer aan Hoogboomsteenweg, Jagersdreef, Koningin Astridlaan en andere. De villawijken tussen Jagersdreef en Kapelsestraat ten zuidwesten en tussen Koningin Astridlaan en Bernard de Vadderstraat ten noorden van het gehucht ontstonden in de periode circa 1956-70 op domeinen van grote meestal nog bestaande landhuizen van circa 1900 namelijk Vijverhof (Kapelsestraat, verdwenen), de Sterre (Jagersdreef nummer 31) en Eikenhoeve (Hoogboomsteenweg nummer 77); Zilverhof (Hoogboomsteenweg nummer 2; afgebroken en vervangen door appartementsgebouw), Beukenhof (Rubensheide, afgebroken), Hortensiahof (Prinsendreef, afgebroken), Drevenhof (Koningin Astridlaan, afgebroken en vervangen door appartementsgebouw), kasteel Haezeldonck (Lobelialaan nummer 14). Enkel het domein van het in 1947 afgebroken kasteel "De oude Gracht", in uiterste noordoosten van het gehucht bleef onaangeroerd. Tevens wordt het zuiden van het gehucht ingenomen door een kazerne, alsook door weiland en heide langsheen de Kaartse beek. Ten noorden bleef het sterk beboste gebied rondom het fort van Kapellen bewaard.
De derde woonkern treffen we aan in het gehucht Putte in het uiterste noordwesten van de gemeente. Oorspronkelijk eveneens een straatdorp; nu met recente lintbebouwing en aan baan Antwerpen - Roosendaal enkele hoeven gelegen in landbouwgebied rondom de anti-tankgracht. De verkavelingen nemen toe ten oosten van het centrum. Meer ten noordoosten van de gemeente en dit aan weerszijden van de spoorweg en het vroegere station Heide treffen we de wijk Kapellenbos aan namelijk zeer bosrijke streek met villabouw onderbroken door omgeving antitankgracht met fort (centrum gemeente) en het "Kamp van Brasschaat" (noordoosten van de gemeente); in het meest oostelijke punt (nabij Wuustwezel) berkenbos met vakantiehuisjes en recente villa's.
- BRESSELEERS F. en KANORA H., Ekeren. Drempeldorp van Polder en Kempen, Vlaamse toeristische bibliotheek VTB, 1964.
- BRESSEEEERS F. en KANORA H., Ekeren ons heem,Ekeren, 1950.
- BRESSELEERS F. en KANORA H., Geschiedenis van Ekeren, Ekeren, 1956.
- BRESSELEERS F. en KANORA H., Hier = Ekeren! Kijkjes op ons dorp. Ekeren, 1942.
- BRESSELEERS F., Hoogboom, in Hobonia. Driemaandelijks tijdschrift culturele heemkring Hoogboom, jaargang III nummer 3, september 1974, p. 41-46.
- BRESSELEERS F., Kapellen en de vroegere Sint-Jacobskapel aldaar, in Toerisme in de provincie Antwerpen, 1971, nr. 5, p. 74.
- BRESSELEERS F. en KANORA H., Op de drempel van de Polder. Ekeren ontstaan en groei, Ekeren, 1963.
- BRESSELEERS F. en KANORA H., Portret van Ekeren, Ekeren, 1973.
- DE LATTIN A., De polders ten noorden van Antwerpen, 1951 gestencileerde nota's.
- GOETSCHALCKX P. J., Kerkelijke geschiedenis van Eekeren bevattend de geschiedenis der parochiën van Eekeren, Hoevenen, Kapellen, Brasschaat, Ertbrant, Brasschaat ter Heide, Hoogboom, Donk, Ste Mariaburg en Rustoord, Ekeren, 1914.
- LIJNEN A., Kapellen in oude prentkaarten. Zaltbommel, 1974.
- ROELANDS R., "Hobonia" Hoogland van Ekeren. Historische schets van Hoogboom, Hoogboom, 1977.
- SCHOBBENS J., Dans la province d'Anvers II. 71 promenades pédestres dans un rayon de plus de 10 kilomètres à partir de l'Hôtel de ville, Brussel, (1930).
- VOET E., Geschiedenis van Kapellen, Kapellen, 1939.