De Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene realiseerde tijdens de 20ste eeuw talrijke interieurontwerpen, zowel in de vorm van totaalontwerpen als losse elementen, en zowel specifieke ontwerpen aangepast aan de wensen van de klanten als catalogus- en standaardontwerpen.
Historiek van het familiebedrijf
Aan de oprichting van de naamloze vennootschap Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene in 1925 ging een lange geschiedenis vooraf, die aanvatte circa 1865 toen door Adolphe De Coene een behangerszaak werd opgestart in Kortrijk, die zou uitbreiden met onder meer gordijnen en stoelbekledingen, vervaardigd door zijn echtgenote Coralie Tavernier. Eén van hun kinderen, Jozef De Coene (°1875), volgde al van jongsaf lessen aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten van Kortrijk, die hij stopzette na het overlijden van zijn vader om als leerjongen aan de slag te gaan in de familiezaak. Hij volgde een verdere opleiding in Brussel, onder meer in de stoffeerderzaak Snyers-Ranke & Cie en aan de Academie voor Schone Kunsten, en kwam in de jaren 1890 in contact met Henry Van de Velde. Diens opvattingen rond schoonheid van lijnen en vormen, uitgezuiverd van overdadige ornamentiek en stijlimitatie, zouden De Coene inspireren. Ook Van de Veldes ideeën van een totaalkunstwerk van de diverse schone en toegepaste kunsten, in de lijn van de Arts and Crafts en de Wiener Secession, hadden een impact. De Coene zou actief worden als kunstschilder en zou ook het esthetische nastreven in de productie van het familiebedrijf. Dit bedrijf zou hij vanaf de late jaren 1890 uitbouwen met de incorporatie van een nieuwe vorm van kunstnijverheid, meer bepaald de meubelmakerij. Jozefs broer Adolf leerde het vak bij de Kortrijkse meubelmaker Victor Acke en stapte mee in de zaak in 1895. Een ruimer pand werd aangekocht in de Leiestraat en opende in 1897 de deuren. Het opvallende meubilair dat ze presenteerden, viel aanvankelijk niet in de smaak, waarop Adolf zich verder ging gaan vervolmaken in Parijs. Een tentoonstelling in 1899 door de kring “Onze kunst om beters wille”, mede-opgericht door Jozef De Coene ter bescherming van de oude en recentere kunstschatten van Kortrijk, leverde positievere pers op en stimuleerde de uitbouw van de meubelmakerij. Zo evolueerde de aanvankelijke aankoop van meubilair bij andere firma’s en het laten vervaardigen van hun ontwerpen door lokale meubelmakers, tot een eigen meubelatelier in 1900, onder leiding van Adolf. Jozefs moeder en zus waren verantwoordelijk voor het naaiatelier en de afdeling behang. Door het groeiend succes, werden de gebouwen uitgebreid en nam het aantal vakmannen, bekwaam in ambachtelijke meubelproductie, toe. Het bedrijf van de gebroeders Jozef en Adolf De Coene breidde rond dat moment bijvoorbeeld uit met tekenaar en textieltechnicus Arthur Deleu, die als meubelontwerper een belangrijke impact had op de groei van de zaak. Ze namen deel aan verschillende tentoonstellingen en het bedrijf, omgedoopt tot het vennootschap “De Coene Frères” in 1905, groeide tot 80 werknemers.
Het doel van de familievennootschap was: “allerlei meubelen, behang, schilderwerk en decoratie in het algemeen te kopen, te fabriceren en te verkopen, en alle industriële, commerciële activiteiten te verrichten die daarmee samenhangen”. Het bedrijf kende op dat moment heel veel én prominente opdrachten voor het ontwerp van totale interieuraankledingen. Door het groeiend succes, was er nood aan uitbreiding en Jozef De Coene tekende vervolgens de plannen voor een nieuwbouw aan de Kortrijkse Vande Peereboomlaan (latere Weggevoerdenlaan), die eind 1906 opende en zowel ateliers voor alle takken van de kunstnijverheid en binnenhuisinrichting omvatte, als depots, kantoren en toonzalen. De broers Jozef en Adolf hadden de leiding, terwijl Deleu – sinds 1908 hun schoonbroer – de tekenzaal aanvoerde en in feite de artistieke leiding had. In 1913 breidde het bestuur ook uit met hun schoonbroer Marcel Brunein, die de financiën op zich nam. Firma De Coene verwierf onderscheidingen op talrijke internationale en nationale tentoonstellingen in die periode en verwierf belangrijke opdrachten in onder meer België en Noord-Frankrijk voor het ontwerp van meubels en interieurs naar wens van de klanten. Tegen 1913 waren er bijna zeshonderd arbeiders in dienst, verspreid over vijftien takken van het kunstambacht. De gebroeders De Coene hadden veel aandacht voor de kwaliteit en werkomstandigheden van hun werknemers, en waren bijvoorbeeld ook betrokken bij enkele sociale initiatieven, gestimuleerd vanuit liberale middens. De Eerste Wereldoorlog had een grote impact op de werking en beschadigde ook een gedeelte van de fabrieksgebouwen, maar nadien zette De Coene volop in op de heropleving en verzorgde bijvoorbeeld de meubilering van noodwoningen en de productie van barakken. Een belangrijke nieuwe techniek, die hij nadien introduceerde was deze van het gelijmd hout en de triplex, die hij ontdekte tijdens een reis naar Amerika in 1921 samen met zijn vriend, architect Jean-Baptiste Dewin. Ondanks twijfel bij zijn broer en schoonbroers, zette hij volop in op de ontwikkeling van deze innovatieve techniek, waardoor ze na een jaar van experiment de eerste fabrikant van multiplex en triplex werden in België, en de verspreiding ervan op de Europese markt kon worden aangevat. Het gebruik van deze techniek leidde tot betere en goedkopere producten. Sociale onrusten binnen het bedrijf probeerde De Coene – als vooruitstrevend sociaal liberaal – tegen te gaan door in te zetten op een toename van het ledenaantal van de liberale vakbond, die ze als de enige mogelijke gesprekspartner beschouwden.
Door zijn rol als kunstenaar, ontwikkelde De Coene een breed netwerk van artistieke gelijkgezinden, waaronder schilders, beeldhouwers en schrijvers. Hun werk liet hij bijvoorbeeld interageren met het meubilair in toonzalen of tijdens tentoonstellingen. Sommige vrienden gaf hij de leiding over specifieke ontwerpelementen die de firma vervaardigde. Zo werd Karel Noppe verantwoordelijk gesteld voor de glasramen, Geo Verbanck voor het bronzen beslag op deuren en kasten, werd Albert Saverys artistiek adviseur en ontwierp hij bijvoorbeeld tapijten, terwijl één van zijn beste vrienden, Stijn Streuvels, het artistieke hoofd werd van de huisdrukkerij ‘De Eikelaar’ in 1926. 1925 was een hoogtepunt voor de firma, die op dat moment werd omgevormd tot de naamloze vennootschap ‘Ateliers d’Art de Courtrai, De Coene Frères’, ofwel ‘Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene’. In diezelfde periode oriënteerde De Coene zich ten volle naar de op dat moment populaire stijlen, geculmineerd op de Parijse Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes van 1925, waar de firma een ‘grand prix’ kreeg voor haar totaalontwerp van een ‘Vlaamse Kamer’, die opviel door de volledige eigen productie van alle elementen. Het meubilair van De Coene dat aansloot bij de art deco verwierf internationale bekendheid. Behalve losse meubels die door hoofdzakelijk gegoede burgerij werden aangekocht, ontwierp en realiseerde De Coene talrijke interieuraankledingen in binnen- en buitenland. Tegen het einde van de jaren 1920 was het bedrijf gegroeid tot 2400 werknemers. De beurscrash van dat moment creëerde echter een nood aan innovatie, waardoor De Coene volop inzette op investeringen in de triplexafdeling en op een nieuw procedé waarbij alle delen van het hout gebruikt konden worden en de prijs systematisch kon worden gedrukt. De firma produceerde bijvoorbeeld ook radiokasten in massaproductie in samenwerking met Philips, realiseerde wandbekledingen voor treinen en schepen, en voerde Congolese houtsoorten in. In 1935 investeerde hij opnieuw in het bedrijf, dit maal door de aankoop van moderne fineerontrollers met een fineersnijmachine en een hydraulische etagepers, die de productie te goede kwam. De Coene kreeg door deze investeringen ook talrijke buitenlandse opdrachten, bijvoorbeeld voor houten wandbekledingen, en werkte samen met Henry Van de Velde. Het succes van de firma werd veruitwendigd in het paviljoen van De Coene op de Brusselse Wereldtentoonstelling van 1935. Ook de deelname in 1937 aan de Wereldtentoonstelling van Parijs was succesvol.
Op persoonlijk vlak verging het De Coene echter minder in de periode in aanloop tot de Tweede Wereldoorlog, en ook de oorlog zelf beschadigde de fabriek zwaar. Door overheidssteun kon de productie terug hersteld worden. Het bedrijf leed echter ook imagoschade, aangezien Jozef De Coene in 1944-1946 werd veroordeeld voor economische collaboratie en het bedrijf onder sekwester werd geplaatst en pas in 1952 na een lange juridische strijd terug onder directeurschap kwam van de familie De Coene. Jozef De Coene overleed op 15 oktober 1950. Stilistisch evolueerde de firma in de periode na de Tweede Wereldoorlog tot een uitgepuurde stijl met een nadruk op de houtverwerking. Een ontwerper die een heel grote impact had op de ontwikkelingen van de meubelontwerpen van firma De Coene in de periode tijdens en na de Tweede Wereldoorlog was de gerenommeerde decorateur-ontwerper Paul Vandenbulcke (1916-1974). Hij werd aangeworven in 1939 en zou tussen 1945 en 1952 een belangrijke bijdrage leveren aan de afdeling binnenhuisinrichting ‘De Eik-Le Chêne’ van de firma, en vanaf 1952, naast Deleu, aan de leiding staan van de tekenkamer van de meubelafdeling. Tijdens de jaren 1950 kwam de industriële productie op de voorgrond – weliswaar met behoud van de kwalitatieve afwerking – en verwierf De Coene het licentierecht om Amerikaans Knoll-Meubilair te produceren en verkopen in de Benelux. Eén van de opvallendste producten in die periode zijn de gelamelleerde houten spanten, waar De Coene onder meer mee uitpakte op Expo 58 in Brussel. Ontwerpers als Willy Nel, Philippe Neerman, Fred Sandra en André Goddeeris droegen bij aan deze nieuwe bloeiperiode. De groei van De Coene zette zich door tijdens de jaren 1960 door de overname van een aantal bedrijven. Omstreeks 1966 wijzigde de naam van de firma, Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene, tot nv Houtindustrie De Coene en Co. Op 1 januari 1977 werd het vennootschap definitief ontbonden, maar de naam leeft nog verder door in enkele autonome vennootschappen.
Stilistische evolutie en totaalontwerpen in art deco
Binnen het volledige oeuvre van De Coene onderscheidt Noël Hostens drie fases qua stilistische voorkeur. De periode van de art deco, die zich uitstrekt tussen 1925 en 1950, werd voorafgegaan wordt door de periode van art nouveau /arts & crafts /neo-Franse Stijl (1900-1925) – die echter ook nadien bleef doorleven – en werd opgevolgd door een periode van designmeubilair in de naoorlogse periode. Tijdens de jaren 1920 was art deco in het meubilair van De Coene vooral aanwezig in de ornamentiek, bijvoorbeeld in de vorm van plaketten ontworpen door Geo Verbanck, marqueterie of houtsnijwerk. In de periode tussen 1930 en 1937 bouwde De Coene haar vormgeving in art deco verder uit, zoals gepresenteerd op de toenmalige internationale tentoonstellingen. De relatief sobere art deco, zichtbaar op de Expo van Antwerpen in 1930, maakte in die periode plaats voor een hoge art deco, gekenmerkt door een rijk en gevarieerd gebruik van exotische houtsoorten (kambala, palissander,…) of traditionele houtsoorten zoals eik voorzien van een bijzondere afwerking, en diverse soorten marmers en natuursteen, wat de exclusiviteit verhoogde. De firma kende bovendien tijdens die periode een grote bloei en productiviteit. Ze verkende ook nieuwe technieken zoals het buigen van fineer voor afgeronde meubels, dat frequent werd toegepast door De Coene tijdens de jaren 1930 en werd aangebracht in een dunne laag op multiplex, of het gebruik van steenkarton, waarmee reliëfpanelen met een decoratieve afwerking werden vervaardigd als typisch product van de firma.
Eén van de totaalontwerpen van De Coene in art deco zijn de interieurs van het secretariaat van de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden aan de Koning Albertlaan te Gent, ontworpen vanaf de tweede helft van de jaren 1930 en verder tijdens de naoorlogse periode. Het interieur van dit gebouw vertoont gelijkenissen met de salons die De Coene ontwierp voor textielfabrikant Dewaele in Berchem in 1932-1933, meer bepaald in de ruimtelijke opbouw, afgelijnd door strakke stuclijsten op de plafonds, en wanden afgewerkt met hoge lambriseringen in palissanderfineer. Ook het meubilair is representatief voor de art deco van dat moment, meer bepaald door de gebogen of geometrische vormgeving, de gestroomlijnde, weloverwogen gevormde arm- en rugleuningen, en de verzorgde afwerking met (kunst)leder, houtfineer of bijvoorbeeld geceruseerde eik. Een ander ontwerp dat gelijkenissen vertoont met bijvoorbeeld het bureel voor de bestuurder in het Gentse vakbondsgebouw, is het bureau van Frans Van Cauwelaert, toenmalig burgemeester van Antwerpen, voor zijn privéwoning, dat eveneens bestaat uit een ensemble kasten, bureel- en zitmeubilair. Het gebruik van fineerhout op gebogen vlakken was technisch hoogstaand, en werd door De Coene bijvoorbeeld ook toegepast voor een ronde salontafel met ingebouwde verlichting die getoond werd op de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1935. In het paviljoen van De Coene voor de Exposition Internationale des Arts et des Techniques dans la Vie Moderne van 1937 in Parijs bevonden zich bijvoorbeeld ook kuipvormige zeteltjes die hierbij aansluiten.
Kunstwerkstede De Coene was tijdens het interbellum een veel gevraagde ontwerper voor de creatie van totaalprojecten van interieurafwerking. Met sommige architecten had de firma een goede band en werden meerdere projecten gerealiseerd. De samenwerking met architect Jan-Albert De Bondt leidde bijvoorbeeld tot de afwerking van de villa’s van Louis en Leon Verbreyt in Sint-Niklaas (1927). De Bondt ontwierp de interieurafwerking en glas-in-loodramen, die uitgevoerd werden door De Coene en gecombineerd werden met losse meubilering. Opvallend bij deze realisatie is de variatie in meubilering en vormgeving, die toch een boeiend geheel vormen door hun gelijkaardige bekleding en kwalitatieve afwerking. Die kwaliteit wordt in een art-decovormentaal veruitwendigd met uitzonderlijk rijke materialen. Opvallend is de combinatie van kleurrijke in- en uitheemse marmersoorten, en van diverse Europese en tropische houtsoorten, massief of in de vorm van fineer, voor zowel vloeren, trappen, meubels en wandafwerking. Kleurrijke glas-in-loodramen vervolledigen het totaalkunstwerk. Ook in De Bondts eigen woning in Gent werd beroep gedaan op De Coene.
In de art deco was ook een belangrijke aandacht aanwezig voor verlichting. Dit leidde in de interieurs vaak tot een spel met indirecte verlichting en de integratie van geometrische glas-in-loodramen, hoofdzakelijk in de traphallen, eventueel gecombineerd met opvallende verlichtingsarmaturen. Het glas-in-loodatelier van De Coene stond in de eerste helft van de 20ste eeuw onder invloed van kunstenaar Karel Noppe. Noppe, opgeleid als schilder-decorateur en artistiek vormgever, bouwde een boeiende carrière uit als ontwerper en leraar. Noppe had een grote fascinatie voor de Arts & Crafts, en liet zijn ontwerpen voor De Coene kenmerken door een respect voor de traditie. Deze ontwerpen omvatten meubels, koperbeslag, tapijt, maar hoofdzakelijk glasramen. In het meubelatelier van De Coene nam ontwerper Paul Vandenbulcke een voorname rol in vanaf het late interbellum en de naoorlogse periode. In de latere fase van de art deco, circa 1937-1950, keken hij en zijn collega’s volop naar het Franse meubeldesign van dat moment. Het meubelensemble voor de beheerraadzaal en andere zitmeubilair voor het Gentse vakbondsgebouw naar ontwerp van Vandenbulcke, vormen interessante voorbeelden die nog aansluiten bij de art deco, maar zijn slechts een fractie van de talrijke opmerkelijke ontwerpen van de hand van Vandenbulcke. De Coene evolueerde in de jaren 1950 steeds meer tot de productie van modernistisch, eigentijds meubilair uit de Verenigde Staten en Scandinavië, onder meer door contacten met gerenommeerde designfirma’s Knoll en Miller. Andere meubelensembles uit die periode getuigden echter nog van een sobere, traditionelere vormgeving van tijdens het interbellum, waarin invloeden van de art deco doorleven.
Anno 2018 zijn een 18-tal panden beschermd als monument, die in de inventaris van het bouwkundig erfgoed gelinkt zijn aan de Kunstwerkstede of Jozef en Adolf De Coene, en waar dus een gedeeltelijke of volledige interieurafwerking, eventueel inclusief meubilair is bewaard. Gezien de productiviteit van de firma en aangezien de realisaties soms niet gesigneerd of geïdentificeerd zijn, kan aangenomen worden dat in nog andere beschermde monumenten elementen van de Kunstwerkstede zijn bewaard. Een voorbeeld buiten de Vlaanderen is de interieurafwerking van het Gemeentehuis van Vorst (1926-1935), een realisatie van architect Jean-Baptiste Dewin.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Arenaplein 1 (Antwerpen)
Vanaf 1955 werkt Braem in opdracht van de gemeente Deurne aan de omvorming van het zogenaamde 'Fortje' tot een sport- en cultuurcentrum, een project dat pas in 1965 wordt voltooid.
Antwerpsesteenweg 365 (Lier)
Aan het drukke kruispunt van de Antwerpsesteenweg met de ring rond Lier, is tussen de grote bedrijfsgebouwen een art-decorijwoning bewaard.
Jan Van Rijswijcklaan 162 (Antwerpen)
Kantoorgebouw in naoorlogs modernisme gebouwd in opdracht van BP Belgium, de Belgische vestiging van olieproducent The British Petroleum Company. Het ontwerp door de architecten Léon Stynen en Paul De Meyer, voor de uitvoering geassisteerd door Joseph Reusens, dateert van 1959-1960.
Grote Markt 36, Marktstraat 57 (Izegem)
Beeldbepalende burgerwoning met aan Markstraatzijde, de voormalige apotheek m. wyffels, zie opschrift in het casement onder een medaillon met apothekerssymbool (kelk + slang). Hoekpand met 18de-eeuwse kern, zie jaarsteen op zolder: "anno 1762-1945".
Bruggestraat 12-14 (Ruiselede)
Monumentale burgerwoning met garage en voortuin, gebouwd in opdracht van Jerome Van Severen, gemeenteontvanger van Ruiselede vanaf 1903. Ontworpen door architect Henri Vanden Broucke (Tielt). Het huis vervangt, na de rooilijnwijziging van 1905, circa 1906 twee oudere panden. De woning wordt, waarschijnlijk tijdens het interbellum, opgesplitst en ingericht met twee wooneenheden. In het linkerdeel is tijdelijk een winkel ondergebracht. Heden weer in gebruik als eengezinswoning met kinesistenpraktijk.
Kerkstraat 4 (Berlare)
Half vrijstaand burgerhuis met achterliggend atelier, volgens ter plaatse bewaard bouwplan opgericht naar ontwerp uit 1947 van architect R.. Van den Branden. Burgerhuis met een voorname allure van twee bouwlagen onder pannen zadeldak. Laag bedrijfsgebouw met bureau en atelier onder plat dak. Baksteenbouw met betonnen pijlers en spanten.
Nieuwstraat 11 (Izegem)
Voormalige dokterswoning uit de tweede helft van de 19de eeuw; vijf traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak.
Rollegem-Kapelsestraat 28-30 (Ledegem)
Dokterswoning in art deco van 1924 zie muurankers, naar ontwerp van René Doom (Roeselare). Alleenstaande villa, middenin tuin met laag bakstenen muurtje en haag aan de straatzijde.
Felix Verhaeghestraat 21, 25-27 (Waregem)
Imposant landhuis, zogenaamd "Villa Saint-Georges" of ook wel "Villa Joire" (naar de naam van de bouwheer). Deze beeldbepalende villa is gelegen te midden van een park, aan de straat afgezet door een haag. Parktoegang gemarkeerd door poort. Centraal op het domein gelegen woonhuis met ten zuidoosten een paardenstal en ten westen drie paardenstallen (nummer 21) gegroepeerd rond een erf. Ten zuiden, conciërgewoning (nummer 25).
Wolvendreef 73-75 (Kortrijk)
Kasteel van Walle, een volgens de traditie in 1760 gebouwd jachtpaviljoen in opdracht van de Rijselse patriciër H. Petipas. Tijdens het interbellum in bezit van J. De Coene, die het landhuis en de bijgebouwen verbouwt en uitbreidt. Onderkelderd landhuis met Lodewijk XVI-stijlkenmerken. Ten noorden koetshuis en verder noordelijk houten paviljoen uitgevoerd door De Coene, interieur verfraaid door Saverys. Domein met ten noordoosten kleine dreef met smeedijzeren vleugelpoort geflankeerd door twee paviljoentjes voor duiven. Binnenplaats met twee Franse tuinen en vervolgens grote tuin met pergola en klein waterbassin met beeld van meisje. Ten westen van landhuis over verlengde beek, brug met 19de-eeuwse schildhoudende leeuwen.
Rijksweg 95-97 (Wielsbeke)
Samenstel van eclectische woonhuizen, gebouwd circa 1911 voor Maurits, Alice, Arthur en Jozef Lambrecht, vlashandelaars en -landbouwers uit Wielsbeke. De dubbelwoonst krijgt in 1940 te leiden van beschietingen en obusinslagen, waardoor de achtergevels moesten worden hersteld.
Burgemeester Vandenbogaerdelaan 66 (Izegem)
Monumentale villa gelegen te midden van tuin, aan de straat afgezet door haag en ijzeren hek tussen bakstenen pijlers; zie gevelstenen in rechter zijgevel, gebouwd in 1923 in opdracht van borstelfabrikant Gheysens.
Vercruysse de Solartstraat 22-24 (Deerlijk)
Oorspronkelijk omwalde hoeve "Goed ter Plancken". De hoeve wordt in 1885 verbouwd tot 'chateau' in opdracht van industrieel en senator Astère Vercruysse-Bracq. Verscheidene nutsgebouwen worden afgebroken en het voormalig boerenhuis wordt uitgebreid en verbouwd. In 1891 wordt het landhuis opnieuw uitgebreid en krijgt vermoedelijk haar huidig uitzicht. Verankerde baksteenbouw op rechthoekige plattegrond onder laag schilddak. Noordelijke toegang gemarkeerd door twee zware bakstenen toegangspijlers. Ten westen, voormalig koetshuis met paardenstal gedateerd 1770 door jaarankers. Ten noorden, vermoedelijk voormalige hoveniers- of conciërgewoning. Vroegste parkaanleg in westelijke richting, vermoedelijk daterend uit het laatste kwart van de 19de eeuw.
Oudenaardsesteenweg 44 (Avelgem)
Herenhuis uit het einde van de 19de eeuw, huidig uitzicht bekomen na werken aan de voorgevel in 1953 naar ontwerp van M. Dondeyne.
Baron de Pélichystraat 8 (Izegem)
Herenhuis van 1883, naar ontwerp van C. Van Houtte (Kortrijk). Dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een in 1938 tot mansardedak uitgebouwd zadeldak naar ontwerp van Carlos Beyaert (Izegem), waarbij waarschijnlijk het centraal dakvenster verdween.
Bruggestraat 22 (Ruiselede)
Herenhuis uit de eerste helft van de 19de eeuw, met 18de-eeuwse kern en achterin gelegen de gebouwen van de voormalige brouwerij "Den Anker". Op deze plaats is al bebouwing te zien op de Ferrariskaart (1770-1778). Op het primitief kadasterplan (circa 1830) afgebeeld met kleiner volume en twee bijgebouwtjes in de tuin.
Nieuwstraat 7 (Tielt)
Herenhuis in classicistische stijl met late inslag van rococostijl, gebouwd in 1769, met aansluitende tuin. Inkom uitgewerkt in rococostijl met natuurstenen kwartholle spiegelboogomlijsting op neuten, gedecoreerde imposten en rocaillesluitsteen onder geprofileerde kroonlijst met gestrekte uiteinden. Vleugelpaneeldeur en bovenlicht met waaiervormige verdeling (zonnemotief). Bekronend halfrond balkon met fraaie smeedijzeren leuning en balkondeur in gelijkaardige natuurstenen rococo-omlijsting als inkom. Natuurstenen trap (twee treden).
Vanackerestraat 53 (Wevelgem)
Herenhuis, opgetrokken circa 1902 in opdracht van de familie Vanackere. Dieper in gelegen herenhuis met voortuintje, aan de straat afgezet door ijzeren hek.
Heilige-Geeststraat 1 (Brugge)
Samenstel van twee diephuizen van vijf traveeën en twee bouwlagen en een breedhuis op L-vormige plattegrond met binnenplaats, tevens toegankelijk via het Sint-Salvatorskerkhof, onder zadeldaken (Vlaamse pannen) uit de 17de eeuw.
Grote Markt 41 (Kortrijk)
Voormalige afspanning, waarvan de oudste vermeldingen teruggaan tot 1398 als huis ten Scake. Breedhuis van vijf traveeën en drie bouwlagen onder geknikt zadeldak, met een rococolijstgevel van 1769, bekroond door driehoekig fronton. Begane grond van geblokte Atrechtse zandsteen en een bepleisterde en beschilderde bovenbouw. Het hotel werd in 1944 aan de achterzijde uitgebreid, naar ontwerp van P. Ongenae en met een inrichting ontworpen door de Kunstwerkstede gebroeders De Coene.
Stationsstraat 62, 70, Wellingstraat 34 (Beernem)
Kasteel gebouwd in 1878 naar ontwerp van architect Louis Delacenserie, geïnspireerd op de Brugse baksteengotiek en de traditionele bak- en zandsteenstijl. Omgevend park in landschappelijke stijl met hoofdtoegang via de Wellingstraat, met neerhof, paardenstallen, koetshuis en recentere villa's waaronder een dokterspraktijk.
Stationsstraat 37 (Waregem)
Modernistische woning ontworpen in 1938 door de Waregemse architect Maurice Bovyn (1889-1958). Rijwoning deels onder platte bedaking vooraan en met zadeldak dieperin. Naar verluidt gebeurde de binneninrichting door de Kortrijkse Kunstwerkstede De Coene en zijn onder meer alle houten binnendeuren voorzien van een ovaalvormig raam waarvan onder meer eentje met groen glas en gestileerd smeedwerk.
Kasteelstraat 7 (Ruiselede)
Monumentaal neoclassicistisch herenhuis, gelegen in een ruime, beboomde tuin. In 1866 gebouwd in opdracht van Maria-Louisa De Roo. In 1903 registreert het kadaster een broeikas in de tuin die er zeker al vijf jaar staat.
Gentsesteenweg 31 (Kortrijk)
Neoclassicistisch herenhuis met bijhorend magazijn (thans verbouwd en geïntegreerd in het woonhuis) van 1892, naar ontwerp van A. Delacrroix. Onderkelderd dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak (leien en pannen); drie dakvensters waarvan twee met driehoekig fronton en voluten. Bepleisterde en beschilderde bakstenen lijstgevel op arduinen sokkel.
Koning Albertlaan 95 (Gent)
Het Secretariaat en de kantoren van de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België waren een ontwerp van architect Guillaume Monnier uit 1936, vanaf 1947-1948 aangepast en uitgebreid naar ontwerp van architect Robert Rubbens. De totaalafwerking werd toevertrouwd aan de Kortrijkse Kunstwerkstede De Coene.
Vindictivelaan 1 (Oostende)
Vóór de Tweede Wereldoorlog gelegen aan Wapenplein, verwoest en in jaren 1950 aldaar vervangen door Feest- en Cultuurpaleis. Nieuwe stadhuislocatie in functie van naoorlogs geografisch stadscentrum id est het gedempte derde handelsdok bij kruispunt van twee assen, respectievelijk de van oost naar west verlopende Vindictivelaan - Alfons Pieterslaan en de van zuid naar noord verlopende nieuwe Leopold II-laan naar Casino-Kursaal en zeedijk. Onmiddellijke omgeving bestaat verder uit Mercatordok ten oosten en gerechtshof (Canadaplein) ten noorden.
Oostveldstraat 162 (Eeklo)
Stedelijk zwembad. Ingeplant op de hoek met de Kottemstraat tegenover de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, die in dezelfde periode, 1964-1967, gebouwd werd. Gebouwd naar ontwerp van Richard De Bruyne, inrichting onder leiding van de Kortrijkse firma De Coene.
Brusselstraat 37 (Roosdaal)
De bouwheer van Villa Den Uil was de zakenman en stichter van de Lébergbronnen, Joseph De Schepper (1881-1967). Hij liet de villa bouwen in 1924 naar ontwerp van de gerenommeerde architect Albert Van huffel op een familiedomein.
Burgemeester Vandenbogaerdelaan 57 (Izegem)
Monumentale villa in cottagestijl, zie materiaalgebruik (baksteen en hout), overkragende verdieping, hoge daken met dakkapel en markante schouwen met overstekende dakrand en windborden, puntgevels onder meer in navolging van het traditionele, zogenaamd "Normandische" vakwerk en met bakstenen vullingen in keperverband.
Dweersstraat 10 (Izegem)
Vrijstaande villa gelegen midden in een beboomde tuin, aan de straat afgezet door laag muurtje; houten hek tussen bakstenen pijlers. Eclectisch herenhuis, aanleunend bij de cottage-architectuur, zie hoogopgaande daken, van 1926 en naar ontwerp van Carlos Beyaert (Izegem), zie portaal.
Karmelietenlaan 1 (Kortrijk)
Kleinere stadsvilla naar verluidt van 1925, naar ontwerp van J.B. Dewin (Brussel). In 1945 worden de vernielde en beschadigde delen hersteld, zie bouwplan, naar ontwerp van Jacques Viérin (Kortrijk). Tevens wordt het pand uitgebreid met een garage in dezelfde stijl.
Bissegemstraat 44 (Wevelgem)
Imposante burgerwoning opgetrokken in 1897 naar ontwerp van plaatselijk architect Remi Lemahieu en in opdracht van vlashandelaar Alphons Vander Stichele. De woning werd opgetrokken op de vrijgekomen gronden die tot 1886 bij de pastorie hoorden en verkaveld werden door de familie Vander Stichele. Dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak.
Burgemeester Jozef Nolfplein 1 (Antwerpen)
Het districtshuis van Merksem vervangt het oude gemeentehuis dat tijdens beschietingen in september 1944 nagenoeg onherstelbaar verwoest werd.
Frank Craeybeckxlaan 77, Te Couwelaarlei 97-99 (Antwerpen)
Van Expo 58 afkomstige glulamconstructie, in 1958 opgericht naar ontwerp van architect Wenceslas de ‘t Serclaes de Wommerson en in 1959 onder leiding van architect Roger Groothaert in Deurne heropgebouwd.
Pottelberg (Kortrijk)
In oorsprong één van de twee hoofdpaviljoenen van de Groep Stedebouw op de wereldtentoonstelling van 1958 te Brussel, de "Expo '58". Het paviljoen wordt ontworpen door de architecten Robert Goffaux en Vandenberghe en opgetrokken door de "Kortrijkse Kunstwerkstede gebr. De Coene". Stedebouw groepeerde drie gebouwen en de Eterniettoren, onderling verbonden met een passerelle in open lucht, van waarop een zicht werd geboden op de maquette van de ideale stad voor 30.000 inwoners.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kunstwerkstede De Coene [online], https://id.erfgoed.net/personen/6433 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.