Voor het eerst vermeld als Riuti (1018); als Riwezon (1165) en Ruthis of Rutis (1251).
De bewoning klimt op tot het neolithicum. Gelegen in de buurt van Tongeren en aan de Romeinse heerbanen Tongeren-Aarlen en Tongeren-Othée, was het reeds een nederzetting in de Romeinse tijd (overblijfselen van verschillende villa's en twee tumuli).
Waarschijnlijk een oorspronkelijk Karolingisch fiscusgebied, behorend tot het domein der Pepiniden bleef het steeds een keizerlijke bezitting, aanvankelijk in leen bij de graven van Haspengouw (in 1018 in bezit van Giselbert, graaf van Haspengouw). Tot ditzelfde leen behoorden ook Vreren, Nerem-Paifve, Othée en mogelijk Koninksem. In 1204 door de Duitse keizer afgestaan aan de graven van Leuven, later hertogen van Brabant. Midden 13de eeuw gaat het als achterleen naar de heren van Gaasbeek, en achtereenvolgens naar de families van Horne (1325), van Gutschoven (1368), d'Oupeye (1370), van Gronsveld (1422), de Croy (1435), van Nassau (1444) -in 1545 is het in bezit van Willem van Nassau, prins van Oranje-, van den Bergh (circa 1618), de Limburg-Stirum (1681), van Hoensbroek (1690), van der Heyden a Blisia (1739), de Haxhe (1781), de Goer de Herve (1789).
Het leen werd reeds vroeg door de heren in voogdij gegeven; vanaf 1349 zijn de heren van Hamal de erfelijke voogden van Rutten. Het leen Rutten-Nerem-Paifve hing af van het opper-feodaal hof van Brabant, de leenverheffingen gebeurden voor de Brabantse leenzaal.
De schepenbank ging in eerste beroep bij de Brabantse schepenbank van Vroenhof en in hoger beroep het hof van Aken, zoals alle keizerlijke lenen tot 1548, waarna dit gebeurt bij de Raad van Brabant of de Commissarissen Decisores van Maastricht. Na de verovering van Maastricht door de Verenigde Provinciën werd Rutten één van de redemptiedorpen, die met een vaste som de gewone lasten gedeeltelijk van de landvoogd te Brussel -vertegenwoordiger van de hertog van Brabant-, gedeeltelijk van de Verenigde Provinciën afkocht. In 1785 (Verdrag van Fontainebleau) wordt Rutten definitief toegewezen aan de Verenigde Provinciën.
Op het grondgebied bevond zich de heerlijkheid Hamal, oorspronkelijk een keizerlijk leen, in bezit van de graven van Leuven, later van het aartsbisdom Keulen.
De Sint-Martinusparochie is zeer oud (7de eeuw) en bezat mogelijk het eerste oratorium van Haspengouw. Door de Karolingische vorsten aan de abdij van Selingenstadt geschonken, komt ze in 1018 door ruil in bezit van de benidictijnerabdij van Burtscheid bij Aken. In de tweede helft van de 13de eeuw wordt er een kapittel opgericht van zes kanunniken, waarvan de proost tot 1796 benoemd werd door de abdis van Burtscheid.
Rutten was het toneel van één der episodes in de bloedige strijd tussen de Awans en de Waroux (13de eeuw - eerste kwart 14de eeuw). In 1408 vond er de beruchte slag van Othée plaats, waarbij elect-bisschop Jean de Bavière met behulp van de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees de Luikse milities verslaat. Tijdens de oorlogen van Lodewijk XIV met de Verenigde Provinciën en tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) werd de gemeente herhaaldelijk door doortrekkende troepen geplunderd en verwoest.
Te Rutten wordt ieder jaar op 1 mei het befaamde Sint-Evermarusspel opgevoerd. Rutten is een typisch landbouwdorp met een aantal boerderijen rondom de kern. Het type van de ruime, Haspengouwse vierkanthoeve domineert. Het ontbreken van industrie veroorzaakte een geleidelijke vermindering van de bevolking sinds eind 19de eeuw. Tegenwoordig is het naast landbouwgemeente tevens forenzengemeente, voorheen voornamelijk werkzaam in het Luikse industriegebied, thans ook in de streek van Tongeren.
De bewoning concentreert zich voornamelijk rondom de markt en de Rechtstraat, die in haar gevelwand een aaneenschakeling vertoont van belangrijke vierkanthoeven. Naast de kleine kern, gevormd door het gehucht Hamal, met het imposante kasteel en bijhorend park, en de site van de Ruttermolen, wordt het grondgebied volledig ingenomen door glooiende akkers en weilanden.
Oppervlakte: 1.052 hectare. Aantal inwoners (1988): 846.
- BAILLIEN H., Sprokkelingen over Tongeren en omgeving, (Limburg, 57, 1978, p.177-187).
- BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg, behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), Brussel, 1968, p.325-327.
- BRASSINNE J., Notes sur quelques découvertes d'antiquités, (Bulletin de l'Institut archéologique liégeois, 28, 1899, p.277-280).
- DRIESSEN F., Recherches historiques sur tongres et ses environs, Tongeren, 1851.
- PAQUAY J., Les paroisses de l'ancien concile de Tongres y compris les conciles de Hasselt et Villers-L'Evêque démembrés de même concile, (Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège, 18, 1909, p.132-144).
- PAQUAY J., Rutten, (Bulletin de la Société scientifique et littéraire du Limbourg, 46, 1932, p.149-193).
- REMANS A., Rutten en St.-Evermarus (968-1968), (Limburg, 47, 1968, p.49-72).
- SEVERIJNS P., Een greep uit de geschiedenis der kerkdorpen, in: 2000 jaar Tongeren. 15 vóór Chr. tot 1985, Hasselt, 1988, p.214-216.