Verstedelijkte woongemeente met een residentieel karakter. De gemeente ligt ten oosten tegen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest grenzend aan Sint-Agatha-Berchem, Sint-Jans-Molenbeek en Anderlecht. Verder wordt de gemeente omsloten door andere deelgemeenten van Dilbeek (Itterbeek, Sint-Martens-Bodegem en Groot-Bijgaarden).
Dilbeek bestaat uit verschillende oude gehuchten en wijken. Het gehucht Koeivijver is nog het meest landelijk en ligt ten westen van de Ninoofsesteenweg, waardoor het fysiek meer aansluit bij Itterbeek en Sint-Anna-Pede. De Ninoofsesteenweg, aangelegd rond 1826, doorsnijdt de gemeente van oost naar west en snijdt de wijken Koeivijver en Kaudenaarde af van de rest van Dilbeek. Voorts zorgt de ring rond Brussel ervoor dat er een smalle strook van Dilbeek ten oosten binnen deze ring tegen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt.
Historische inleiding
Legende Sint-Alena
Voor we een schets geven van de geschiedenis van Dilbeek vermelden we eerst het belang van de patroonheilige van de gemeente, namelijk Sint-Alena. Haar geschiedenis is onlosmakelijk met de gemeente verbonden. De huidige gekende legende is waarschijnlijk gebaseerd op de Vita Alenae uit de 13de eeuw. Alena zou rond 640 gestorven zijn door de marteldood, omdat ze zich tot het christendom bekeerd had. De legende situeerde de woonst van Alena in de burcht in Dilbeek, waarvan de Sint-Alenatoren een overblijfsel is. Volgens de overlevering stichtte haar bekeerde vader, de Frankische krijgsheer en christenvervolger koning Levold, ook de eerste kerk in Dilbeek en zal er samen met zijn vrouw als eerste begraven zijn. Lang was er een twist tussen Dilbeek en Vorst over Alena's relieken. Volgens Verbesselt werd Alena mogelijks wel in Dilbeek begraven (verwijzend naar de Alanakapel met bron), maar werden haar relieken later overgebracht naar Vorst in de periode dat ook het Neerhof aan de abdij van Vorst werd geschonken. De heilige wordt afgebeeld met vorstelijke gewaden, kroon op het hoofd en soms een zwaard. Haar afgerukte arm ligt aan haar voeten of in haar andere arm, verwijzend naar haar marteldood. In de gemeente zijn verschillende plaatsen die verwijzen naar deze heilige, zoals de Sint-Alenatoren en de Sint-Alenakapel.
Vroegste geschiedenis
De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Dilbeek werden gevonden tijdens archeologische opgravingen in 2006 naar aanleiding van de verkaveling van het Wolsemveld (Tuinslaper, Paardenbloem, Hermelijnlaan, Egelstraat). Er werden sporen gevonden van een protohistorische en Romeinse nederzetting. Het was de eerste maal dat er in de westrand van Brussel sporen uit de IJzertijd werden gevonden. Tijdens een tweede archeologische opgraving op het Wolsemveld in 2009 (ongeveer op de locatie van de huidige Mispel, Zuurweidestraat en Kruisbes) werden er resten gevonden die merendeels stammen uit de Romeinse periode en die toegeschreven kunnen worden aan een Romeins villadomein.
De naam Dilbeek komt voor het eerst voor in 1075 als "Dilbeccha", in de literatuur waarschijnlijk ook vaak fout vermeld als "Delbeccha" of "Dedelbeccha". Op dat ogenblik droeg de bisschop van Kamerijk de parochiekerk van Anderlecht samen met haar dochterkerk Dilbeek over aan het kapittel van Anderlecht. Over de naamsverklaring van Dilbeek heerst in de literatuur geen eensgezindheid. Sommigen verklaren de naam als "beek in een dal", volgens Verbesselt is het veeleer terug te brengen op een wijknaam. De naam Dilbeek werd ook gedragen door een riddergeslacht van de 12de tot de 15de eeuw.
Feodaal tijdperk
De eerste gegevens van de gemeente verwijzen naar de heren van Aa en Anderlecht. In 1050 behoorde Dilbeek tot het grote domein in bezit van de heren van Aa, een voorname Anderlechtse familie. In de 11de en 12de eeuw zal het domein van de heren van Aa versnipperen door erfenissen, huwelijken en schenkingen. Zo schenkt Wouter van Aa in 1172 het domein Hongersveld aan de abdij van Groot-Bijgaarden, gesticht in 1133 door hertog Godfried I. Via huwelijk kwam een deel van Dilbeek in handen van de heren van Kraainem. Zij hadden in Dilbeek een schepenbank met een zegel. De heerlijkheid van de heren van Kraainem zal in de 18de eeuw eigendom worden van de graven van Tirimont (zie verder).
Via familiebanden kwam een ander deel van de heerlijkheid Dilbeek in handen van de heren van Sotteghem. De Sotteghems en hun late opvolgers zoals de familie de Heetvelde, verbleven in Gaasbeek. Dilbeek kwam zo onder het gezag van de heren van Gaasbeek. De Sint-Alenatoren is waarschijnlijk een overblijfsel van de oorspronkelijke nederzetting van de leenmannen van deze heren in Dilbeek.
Op 31 maart 1491 werden er goederen in Dilbeek, als leen van Gaasbeek, verkocht aan Henri de Berghes, bisschop van Kamerijk. Zo kwamen de bisschoppen van Kamerijk in het bezit van bepaalde wereldlijke rechten en goederen in Dilbeek, waaronder het kasteel, waarvan de Sint-Alenatoren een overblijfsel is. De bisschoppen gebruikten het kasteel als tweede residentie waarvan de ligging dicht bij Brussel van belang was. Vooral Jacques van Croÿ zal er lang verblijven en er in 1514 Keizer Karel en zijn tante Margareta van Oostenrijk ontvangen. Dit bezoek gaf aanleiding tot het ontstaan van de recente legende van de "konijnenfretters". Na de oprichting van het bisdom Mechelen in 1559 was het voor de bisschoppen van Kamerijk niet meer van belang een verblijfplaats in de buurt van Brussel te bezitten en in 1608 werden het kasteel en de heerlijkheid dan ook verkocht door de bisschoppen. Na omzwerving komt het kasteel zelf in handen van Jean-Balthasar Malo in 1714 en begin 19de eeuw in handen van de familie de Viron.
Als het Land van Gaasbeek eind 17de eeuw verbrokkeld raakt zullen Itterbeek, Dilbeek en Sint-Martens-Bodegem in 1687 verkocht worden aan Louis-Alexander Scockaert. Deze Scockaert kocht in 1664 ook rechten op van de kleine heerlijkheid Tirimont (bij Beaumont), waardoor hij ook de titel van graaf van Tirimont droeg. Uit een patent van 1690 werden de heerlijkheden Dilbeek, Itterbeek en Sint-Martens-Bodegem samen het graafschap Tirimont. Deze graaf van Tirimont verwerft ook het 's Gravenhuis en zal het volgens de literatuur laten inrichten als jachthuis of buitenverblijf. Na de familie Scockaert gingen de heerlijkheden via huwelijk over op de familie d'Arconati Visconti.
Na de oprichting van België en de erkenning van de gemeenten had Dilbeek al snel een eigen gemeentehuis (nu gemeenteschool) en dit kort na de gemeentewet van 1836. Hiervoor vonden de vergaderingen plaats in de herberg "In het Raadshuis" (gesloopt), gelegen naast de pastorie op het huidige Marktplein. In 1902 werd er een nieuw gemeentehuis gebouwd op de Ninoofsesteenweg naar ontwerp van architect M. F. Symons (gesloopt), dat na een goede twintig jaar weer verlaten werd ten voordele van het kasteel de Viron. Van het gemeentehuis aan de Ninoofsesteenweg is nog een plan van 1903 bewaard voor het aanbrengen van een sgraffito naar ontwerp van Gabriel Van Dievoet.
Parochies
Vanuit kerkelijk oogpunt behoorde Dilbeek vanouds tot de moederparochie Anderlecht. De parochie van Anderlecht zal samen met Dilbeek in 1075 door de bisschoppen van Kamerijk overgedragen worden op het kapittel van Anderlecht. In Dilbeek zou er al in de 12de eeuw een parochiekerk aanwezig geweest zijn, toch bleef ze qua bediening afhankelijk van het kapittel van Anderlecht. De rechtstoestand van de parochie bleef nog lang een twistpunt tussen de parochies van Anderlecht, Dilbeek en het kapittel van Anderlecht. Buiten de invloed van het kapittel van Anderlecht hadden ook nog de kloosters van Vorst en Groot-Bijgaarden invloed in Dilbeek. Groot-Bijgaarden verwierf in de 12de eeuw het Hongersveld door schenking en Vorst verwierf eveneens door schenking in de 13de eeuw grote stukken in Dilbeek waaronder het Neerhof.
Tot in het interbellum behoorde het grootste deel van het grondgebied van de gemeente Dilbeek tot de Sint-Ambrosiusparochie. De wijken Koeivijver en Vlazendaal ten zuiden behoren tot de parochies van Itterbeek en Sint-Anna-Pede. Het gehucht Elegem ten noordoosten van het dorpscentrum behoorde tot 1715 tot de parochie van Sint-Jans-Molenbeek, maar zal vanaf dan tot de parochie van Dilbeek behoren. Tijdens het interbellum, in 1925 werd ten zuiden van de Ninoofsesteenweg in de Kaudenaardewijk de Sint-Theresiaparochie opgericht. Ten noorden op de grens met Groot-Bijgaarden zal zich in de 20ste eeuw een nieuwe parochie ontwikkelen ten gevolge van een sterke bevolkingstoename met de komst van nieuwe wijken, officieel erkend in 1959 als parochiekerk Dominiek Savio.
Steengroeven
De streek waar Dilbeek toe behoort in West-Brabant en rond Aalst kende in de middeleeuwen verschillende steengroeven voor de uitbating van Lediaanse kalkzandsteen die voornamelijk gebruikt werd voor hoekblokken en sculptuurwerk. Verschillende nog bekende bouwwerken werden opgetrokken uit steen van deze "poelen": de Sint-Ambrosiuskerk te Dilbeek, maar ook het stadhuis van Leuven en de Sint-Goedelekathedraal in Brussel. De ontginning van Lediaanse kalkzandsteen blijkt in Dilbeek al op het einde van de 13de eeuw te hebben plaatsgevonden en dit tot aan het einde van de 18de eeuw. De familie vanden Heetvelde speelde hier een belangrijke rol in de ontginning voor het zogenaamde "Steebwerc van Dyelbeke". Waar deze steengroeven juist gelegen waren is niet altijd eenduidig te achterhalen, dit kan men soms afleiden van het reliëf in het landschap of aan de hand van toponiemen die verwijzen naar ontginningsplaatsen. Zo verwijst de plaatsnaam "Steenpoel" waarschijnlijk naar een ontginningsplaats. Verder kennen we nog een aantal ontginningsplaatsen zoals de Wolfsputten en waarschijnlijk op de locaties van het voormalige Hof ter Putte (heden Maria Assumpta) en het voormalige kasteel Steenpoel (Itterbeek), bij de twee laatste is de aanwezigheid van een steengroeve onder andere af te leiden uit de naam.
Kernen en wegennet
Op oude kaarten en uit de beschrijving van Verbesselt is op te maken dat Dilbeek bestond uit drie grote kernen: het Hongersveld, Elegem en het dorp. Verder waren er nog een aantal kleinere verspreide kernen zoals Begijnenborre en Kattebroek. De wijk Koeivijver lag helemaal ten zuiden van het dorp, afgescheiden van de rest en was een voormalig moerasgebied met nog resten van de agrarische bebouwing. Het dorpscentrum van Dilbeek ligt op het laagste punt van Dilbeek; ten zuiden van de kerk lag de voormalige dries op de locatie van het huidige Marktplein, voor de 20ste eeuw nog geen volwaardig plein. Dit plein was slechts een verbreding van de Spanjebergstraat en zal pas in de 20ste eeuw omgevormd worden tot een open plein. Verder kenmerkt het dorp zich door de ligging van de kerk met ten noorden hiervan het park van Dilbeek met onder andere de Sint-Alenatoren en het Kasteel de Viron. Tot begin 20ste eeuw waren de kerk en het kasteeldomein nog nauwer met elkaar verbonden daar er nog geen bebouwing aanwezig was tussen beide (Verheydenstraat en Kasteelstraat); het zicht werd enkel beperkt door de aanwezige bomen. In 1923 vermeldt de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen dat het wenselijk was de omgeving te beschermen om de relatie tussen de kerk en het kasteelpark te behouden.
Merkwaardig is de ligging van het dorpscentrum vlak naast dit van Itterbeek, toch behoorden ze beide tot twee verschillende graafschappen, dekenijen en domeinen. Verbesselt verklaart de situatie van beide dorpscentra door hun ligging tussen twee waterkommen: de Zenne- en de Denderkom. Vanuit beide dorpen vertrekken waterlopen zowel naar de Zenne als de Dender. Beide dorpen worden van elkaar gescheiden door een heuvelflank. Itterbeek behoorde tot het rechtsgebied van Leeuw en Dilbeek tot het rechtsgebied van Anderlecht. Itterbeek behoorde tot het graafschap en de dekenij Halle en Dilbeek tot het graafschap en de dekenij Brussel.
Dilbeek telde buiten lokale verbindingswegen twee belangrijke wegen: de oude Ninoofsebaan en de Itterbeeksebaan. Deze laatste liep van Anderlecht via Itterbeek en Sint-Martens-Bodegem naar Asse, maar was voor Dilbeek zelf niet van groot belang. De oude Ninoofsebaan speelde echter wel een rol. Deze belangrijke weg deed het dorpscentrum niet aan, maar maakte een noordelijke bocht omheen het centrum. De oude Ninoofsebaan liep via de Henri Moeremanslaan over in de Kloosterstraat, de Kamerijklaan, de d’Arconatistraat en de Molenbergstraat daarna ging de baan over in de Snikbergstraat om vervolgens het tracé van de Oude Ninoofsebaan te volgen op de grens met Itterbeek. In de 19de eeuw werd zij vervangen door de rechtlijnige huidige Ninoofsesteenweg. De overige wegen waren plaatselijk van aard en enkel van belang voor het dorp zelf. In het dorp liepen de wegen in een ellips rond het dorpscentrum en straalden verder uit naar de omliggende gebieden.
Stedenbouwkundige ontwikkelingen in de 20ste eeuw
Tot aan de Tweede Wereldoorlog was de gemeente nog zeer landelijk. De nieuwe wijken van voor de Tweede Wereldoorlog situeerden zich tegen de Ninoofsesteenweg met de voormalige tramlijn (zie gemeentekaart uit 1941) en tegen de grens met Anderlecht en Molenbeek, namelijk de Kaudenaardewijk. De meeste nieuwe wijken en verkavelingen dateren van na de Tweede Wereldoorlog; zo verdubbelt het bevolkingsaantal in Dilbeek tussen 1950 en 1976 (van 7864 naar 15922 inwoners). Artikelen uit de jaren 1960 geven de expansie van Dilbeek al aan, dat zich ontwikkelde van een landelijke gemeente naar een gemeente die aansluit bij de Brusselse agglomeratie.
Ten oosten van de ring rond Brussel en ten noorden van de Ninoofsesteenweg ligt een wijk aansluitend bij het gehucht Moortebeek (Sint-Jans-Molenbeek). Deze wijk heeft een bebouwing uit de tweede helft van de 20ste eeuw, maar bevat ook nog cottage getinte en modernistische woningen uit het late interbellum. Zo bevat de Marie-Louiselaan voornamelijk rijwoningen uit het interbellum, bijvoorbeeld nummer 24 van 1936 naar ontwerp van architect R. Lang (Brussel - zie signatuur in de plint van de hekpijler en de bouwaanvraag).
Ten noorden aansluitend bij het station van Dilbeek en Groot-Bijgaarden ligt de Renbaanwijk (vaak ook genoemd onder één noemer met de Saviowijk en Wolsem). Deze wijk werd vanaf de jaren 1950 ontwikkeld door de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom (NMKL) op de locatie van de voormalige renbaan van Dilbeek "Hippodrome de Dilbeek, société anonyme", aangelegd door Robert Dansaert (1876-1954) vanaf 1907. Er werden 200 woningen gebouwd naar ontwerp van ingenieur-architect Georges Pepermans in samenwerking met Van Hellemont. De eerste straat die werd ontwikkeld in 1956 was de Leliestraat op het grondgebied van Groot-Bijgaarden (zie Groot-Bijgaarden). Op het grondgebied van Dilbeek bestaat de wijk uit volgende straten: Draverslaan, Marcel de Coenelaan, Paddocklaan, Renbaanlaan, Robert Dansaertlaan, Turflaan, en Z.E.H.A. Heyrbautlaan. De bouw van de wijk begon in 1962 en werd grotendeels kadastraal geregistreerd in 1965. De witgeschilderde woningen zijn per twee gekoppeld met verschillende varianten.
Ten westen van de Stationsstraat zal deze wijk op hetzelfde ogenblik nog verder uitbreiden met sociale woningbouw gekend onder de naam Saviowijk. De wijk omvat onder andere volgende straten: Léchatsquare (geen officiële straatnaam), H. Dom. Saviolaan, Rerum Novarumlaan, H. Don Boscolaan, Pelgrimslaan en Withuislaan. Op Withuislaan nummer 33 hangt een medaillon en herdenkingsplaat: "Deze tuinwijk werd gebouwd door de/ maatschappij – Les Logements Economiques –/ ter nagedachtenis van de heer/ Lechat Charles Joseph/ welke van 17-11-22 tot 31-7-1959/ Direkteur Beheerder Zaakvoerder was/ dank zij zijn edelmoedig streven/ zullen de gezinnen hier gelukkig leven". De wijk werd centraal ook voorzien van woningen met op het gelijkvloers winkels. Deze woningen werden kadastraal geregistreerd in 1965, 1966 en 1967; het zijn gekoppelde gezinswoningen van twee bouwlagen onder doorlopend zadeldak. Door de komst van deze nieuwe wijken ontstond ook de nood aan een nieuwe parochie daar de wijk niet aansloot bij de dorpscentra van Dilbeek of Groot-Bijgaarden. De Savio-parochie werd opgericht in 1959 en koos Dominiek Savio (1842-1857, heilig verklaard in 1954), een leerling van Don Bosco als patroonheilige. De eerste parochiekerk was gevestigd in de kapel van Don Bosco. In 1978 bouwde men een nieuwe kerk in de buurt van de voormalige tribune van de paardenrenbaan. Naast de kerk zijn er nog een pastorie, gemeenschapslokalen of Saviocentrum, een kinderdagverblijf en een school. Dit wijkcentrum is gelegen op de hoek van de Stationsstraat met de Robert Dansaertlaan.
Ten noordoosten van de dorpskern van Dilbeek kent men voornamelijk een vrijstaande residentiële bebouwing (rond Maria Assumpta) afgewisseld met bel-etagewoningen van na de Tweede Wereldoorlog. Het Roelandsveld ten oosten van het dorpscentrum is een verkaveling uit de jaren 1950. Ten noorden van het gehucht Elegem tegen de grens met Groot-Bijgaarden, ligt een verkaveling uit de tweede helft van de 20ste eeuw met vrijstaande gezinswoningen en aaneengesloten bel-etagewoningen, hier en daar met een ouder pand uit het interbellum. Het gaat onder andere om de Elegemstraat, Sterrenlaan, Luchtlaan en Zonlaan. Voorts kent de gemeente ook nog verschillende verkavelingen en sociale woonwijken uit het eind van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw. Zo heeft men ten zuidwesten van de Saviowijk tegen de grens met Sint-Martens-Bodegem verschillende sociale woonuitbreidingen vanaf de jaren 1980, onder andere gekend als volgende wijken: Wolsemveld (1981), Zuurweide (1983), Kruisbes (jaren 2000?), Mispel (1999) en Framboos (2001).
Agrarische bebouwing
Dilbeek verloor door zijn sterke verstedelijking in de 20ste eeuw een groot deel van zijn oorspronkelijke bebouwing, toch bleven er ook nog een aantal van de oorspronkelijke hoeves bewaard, al dan niet ingesloten in nieuwe verkavelingen.
De grote gesloten hoeves dateren veelal uit de 18de eeuw en zijn meestal pachthoeves van de abdij van Groot-Bijgaarden die een deel van Dilbeek bezat. Zo zijn het Hof te Hongersveld, het Hof ter Smissen en het Hof te Elegem bewaard. Buiten deze pachthoeves afhangend van een abdij kent de gemeente ook nog gesloten hoeves uit het eind van de 19de en begin van de 20ste eeuw, zoals hoeve De Greef (Wolsemstraat nummer 27) en de eind 19de-eeuwse hoeve op de Snikbergstraat nummers 68-70. Verder zijn er ook nog vele bewaarde langgestrekte hoeves uit de 19de – begin 20ste eeuw, al dan niet uit vakwerkbouw. Deze kleinere hoeves werden veelal herbestemd als woning met nog typische kenmerken van hun voormalige landbouwfunctie. Zo is er bij de kleine verbouwde hoeve op de Lennikseweg nummer 15 achteraan nog een kleine langsschuur met jaarsteen "1919" aanwezig.
Dilbeek kende ook een aantal vandaag verdwenen windmolens. Zo stond er in de Palokestraat op de grens met Sint-Jans-Molenbeek de Palokemolen (ter hoogte van nummer 154, mogelijk nog de oude molenaarswoning). Ook in de Molenbergstraat op het hoogste punt van Dilbeek (93 meter) was tot 1912 de molen van Van Lierdens aanwezig, de zogenaamde Molenbergmolen.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Astridlaan
Omvat
Baron R. de Vironlaan
Omvat
Begraafplaats Koekelberg
Omvat
Berchemstraat
Omvat
Bodegemstraat
Omvat
Boerenhuisje
Omvat
Boerenhuisje
Omvat
d'Arconatistraat
Omvat
Dorpswoning van 1927
Omvat
Eikelenbergstraat
Omvat
Elegemstraat
Omvat
Gemeenteplein (Dilbeek)
Omvat
Gemeenteschool Jongslag
Omvat
Grensboom Kasterlinde
Omvat
H. Moeremanslaan
Omvat
Herberg In de linde
Omvat
Hoeve
Omvat
Hoeve De Kroon
Omvat
Hof ter Smissen
Omvat
Kamerijklaan
Omvat
Kattebroekstraat
Omvat
Kaudenaardewijk
Omvat
Keperenbergstraat
Omvat
Kloosterstraat (Dilbeek)
Omvat
Koeivijverstraat
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Lenniksebaan
Omvat
Modernistische villa naar ontwerp van architect G. Leclercq
Omvat
Molenbergstraat
Omvat
Neerhof met omgeving
Omvat
Ninoofsesteenweg
Omvat
Semigesloten hoeve
Omvat
Spanjebergstraat
Omvat
Station Dilbeek
Omvat
Stationsstraat (Dilbeek)
Omvat
Verheydenstraat
Omvat
Villa De Smet met tuin
Omvat
Villa met dienstgebouw
Omvat
Villa van 1926
Omvat
Villa van 1937
Omvat
Wolsemstraat
Omvat
Woning Waltaire naar ontwerp van L. Engels en R. De Winter
Is deel van
Dilbeek
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dilbeek [online], https://id.erfgoed.net/themas/14246 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.