Grote plattelandsgemeente van 4.634 ha met 11.152 inwoners (1981). Gelegen op de grens met de provincie West-Vlaanderen. Grenst ten noorden aan Sint-Joris, Knesselare en Ursel, ten oosten aan Bellem, ten zuiden aan Lotenhulle en Ruiselede en ten westen aan Ruiselede en Beernem.
Gelegen in de Vlaamse zandstreek in het overgangsgebied van het zogenaamde. Meetjesland naar Bebost Vlaanderen. Talrijke waterlopen doorstromen de gemeente. De meeste van de kleine beken lopen noordwaarts in de richting van de Brugse Vaart.
Archeologische vondsten wijzen op de vroege bewoning van de streek. De oudste sporen van bewoning zijn te dateren 3000 à 2000 voor Christus. De hoogterug van Sint-Maria-Aalter naar Aalterdorp boven een niveau van 20 m vormde een uiterst geschikte plaats voor de vroege nederzettingen. In 1951 werd in de wijk Oosterveld een grafveld ontdekt van de zogenaamd "Urnenveldenlieden" (750-450 voor Christus). De graven dateren uit de late bronstijd en de vroege ijzertijd. Romeinse vondsten in Loveld en Houtem laten ook een Gallo-Romeinse nederzetting vermoeden.
Aalter wordt voor het eerst vermeld als "Villa Haleftra" in 974 in het "Liber Traditionum" van de Gentse Sint-Pietersabdij. Bestuurlijk deel uitmakend van de kasselrij van de Oudburg van Gent. Het grafelijke domein Haleftra werd rond 1200 gefeodaliseerd, zodat belangrijke heerlijkheden ontstonden: het Land van de Woestijne, tevens één der oudste baronieën van Vlaanderen en het Land van Woeste. Het domein Woestijne was in de 12de eeuw in handen van de graaf van Vlaanderen; circa 1200 hielden de heren van de Woestijne grote domeinen in leen van de Vlaamse graaf. Het gebied ten noorden van de Durme of de Hoge Kale (later Brugse Vaart) werd onder impuls van de heer van Woestijne in de 13de eeuw ontgonnen. Andere heerlijkheden waren: de heerlijkheid van Ekenbeke (een leen van de heerlijkheid Nevele), Bellem en Schuurvelde. De heerlijkheid Woeste werd gehouden van het grafelijk leenhof van de Oudburg van Gent en besloeg twee derden van Aalter. Als belangrijke achterlenen van de heerlijkheid van Woeste vermelden we Weibroek, Lake, Biesem en Buigezele. De heerlijkheden Schoonberge, Bossengoede, Ter Walle en Littervelde waren lenen van het Land van Woestijne. In totaal hadden twintig heerlijkheden grondgebied op Aalter liggen.
Er bevonden zich in de gemeente Aalter diverse omwalde motten die meestal tot een heerlijkheid behoorden en waarvan nu nog sporen terug te vinden zijn in nog bestaande al of niet omgrachte hoeven verspreid over het gehele grondgebied.
Het Bulskampveld, een uitgestrekt heideveld ten zuidoosten van Brugge, was in de 18de eeuw nog de grootste heide van Vlaanderen. Onder meer geheel het "Aaltershoekje", de latere parochie Sint-Maria-Aalter, maakte deel uit van het Bulskampveld, één 's herenveld waaruit de heren vanaf de 16de eeuw stukken uitgegeven hebben hetzij in leen, hetzij in cijns. De grootste ontginnings- en bebossingscampagnes vonden plaats in de 17de en 18de eeuw, onder meer door toedoen van de jezuïeten. In de 19de eeuw volgde een periode van ontbossing. De Kranepoel is de enige nog bewaarde vijver, ontstaan door turfwinning van het vroegere veldt De oude heirweg van Gent naar Brugge liep in Aalter van oost naar noordwest doorheen het Bulskampveld.
Op kerkelijk gebied behoorde Aalter voor 1559 tot het bisdom Doornik, erna tot het bisdom Gent. Midden 19de eeuw werd in het zogenaamd "Aaltershoekje" de parochie van Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand opgericht. Een derde parochie toegewijd aan Sint-Godelieve werd in 1950 gesticht voor de wijk Aalter-Brug (kerk gebouwd in 1938).
Belangrijk in de socio-historische evolutie van de gemeente is het graven in het begin van 17de eeuw van de Brugse Vaart (kanaal van Brugge naar Gent) met versterkingen, in de bedding van de vroegere Durme. Aalter speelde een belangrijke rol bij de opstand van de Gentenaars tegen graaf Lodewijk van Male door de strijd aan de Nieuwendam van de Gentse Witte Kaproenen tegen de Brugse delvers van een verbindingskanaal tussen de Zuidleie (Brugge) en Deinze. In opdracht van de Staten van Vlaanderen werd in 1613 het kanaal verder gegraven maar nu in de richting van Gent, als demarkatielijn tegen Holland. Daardoor werd de noordkant van de gemeente afgesneden van de rest. Pas in 1775 komt de eerste brug over de vaart. De bargie tussen Brugge en Gent hield enkel stil te Aalter aan de herberg "Sint-Huybrecht" (halfweg) om van paarden te verwisselen. De dagbargie werd afgeschaft na de aanleg van de spoorweg (Gent-Brugge) in 1838. De spoorweg doorsnijdt de gemeente over 12 km en is voorzien van twee stations. Een bloeiende handelsstraat (Stationsstraat) verbindt het station met het eerder kleine dorpscentrum. Het stationsgebouw in Sint-Maria-Aalter, gesloopt in 1980, was eertijds omringd door een klein centrum met verscheidene herbergen. De dorpskern van Sint-Maria-Aalter groeide in de loop van de 19de en de 20ste eeuw uit tot een concentratie van kleine arbeiderswoningen in een nauw stratennet ten oosten van de invalsweg Wingenestraat.
Aalter bleef tot rond 1960 een nagenoeg uitsluitend agrarische gemeente. Een belangrijk natuurgebied is de circa 23 ha grote vijver zogenaamd Kranepoel met de naburige zogenaamd Markettebossen, waarrond vanaf de jaren 1950 talrijke villa's verrezen. Ook de bossen van Sint-Maria-Aalter (onder meer Hooggoed én Schuurlo) vormen nog een landschappelijk waardevolle omgeving, die echter verstoord wordt door de autostrade E40 (Brussel-Oostende).
In 1957 bouwde de RTT in de wijk Kliplo in Sint-Maria-Aalter op een terrein van 40 ha een succursale van het zendstation "Radioëlektrisch Centrum van Ruiselede" en een aantal antennes. Op het zelfde terrein bouwde het N.I.R. in 1958 een relaisstation met een televisiezender, oorspronkelijk een 150 m hoge mast, thans buiten gebruik.
Een groot industrieterrein van meer den 125 ha werd aangelegd tussen de Brugse Vaart en de dorpskern in 1962. De oude bedrijven bevonden zich op beide oevers van de Brugse Vaart. Met de economische bloei breidde het centrum vanaf de jaren 1960 uit met verschillende nieuwe woonwijken, onder meer met sociale woningen, en steeg het inwonersaantal, waaronder veel pendelaars, gevoelig.
- DE POTTER F.-BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Gent 1864--70, reeks I, dl. I
- RYSERHOVE A. - DEFRUYT R., Het Aalterse van toen, Brugge, 1984.
- STOCKMAN L., Geschiedenis van Aalter, Aalter, 1979 (1980).
- STOCKMAN L., Historisch geografische ontwikkeling van de villa Haleftra tot de parochie Aalter, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 19, 1968, p. 5-45.
- VERHOUSTRAATE A., Mengelingen over de noordkant van Aalter, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 7, 1956, p. 109-126.
- VERHOUSTRAATE A., St.-Maria-Aalter, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 8, 1957, p. 207-246.
- VERHOUSTRAATE A., Leenroerig overzicht van Aalter, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 15, 1964, p. 169-260 Jaarboek nr. 17, 1966, p. 69-99.