Geografisch thema

Ezelstraatkwartier

ID
14689
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14689

Beschrijving

Afbakening en historische achtergrond

Dit kwartier, genoemd naar zijn centrale poorten handelsstraat die vermoedelijk ontstaan is circa 1200, beslaat een oppervlakte van 42 hectare. De Ezelstraat begint bij van het einde van de Sint-Jacobstraat met de Ezelpoort van de eerste omwalling, de Ezelbrug over de rei en leidt naar de Ezelpoort van de tweede stadsomwalling bij de uitvalsweg naar Oostende. De huidige Sint-Jorisstraat en Vlamingdam in haar verlengde vormen ten noorden een tweede belangrijke, nagenoeg evenwijdige as; die loopt van de vroegere Vlamingpoort en -brug aan het einde van de gelijknamige straat van de oudste kern, naar de nieuwe Vlamingpoort van 1297.

Cultuurhistorisch verwierf deze straat enige bekendheid wegens de nog aanwijsbare woonplaatsen van diverse kunstenaars zoals Hans Memling († 1491), (nummer 20) en Lanceloot Blondeel (1498-1591) (nummer 26). Ten zuiden verzekert de Beenhouwerstraat de verbinding tussen de intra muros gelegen Wulhagenstraat met de Sleutelbrug en de tweede omwalling. Haakse, al dan niet gebogen zijstraten verdelen de tussengebieden in ongelijke bouwblokken met heden, op uitzonderingen na, vrij dichte perceelindeling en bebouwing.

Bestuurlijk en militair hoort het kwartier tot het zestendeel van Sint-Jacob en kerkelijk hangt het af van de in 1240 gestichte Sint-Jacobsparochie, afgesplitst van die van Sint-Salvator, en met een kerk in de oudste kern.

Typische bestanddelen in de stadsstructuur van het ancien regime

De kaart van Marcus Gerards (1562) biedt een overzicht van de terreinbezetting in het midden van de 16de eeuw, waarin het vandaag nog bewaarde stratenpatroon duidelijk aanwezig is. De bebouwing aan de drie hoofdassen en zijstraten van dit essentieel residentieel gebied bestaat voornamelijk uit diephuizen, een aantal breedhuizen en uitzonderlijk meer complexe woningen met bijvoorbeeld een traptoren zoals aan de Schutterstraat. Het voormalige "Hof van Uytkerke", uit eind 15de-begin 16de eeuw, gelegen aan de Ezelstraat ter hoogte van het huidige nummer 28, valt in zijn ruimer perceel op door zijn meer complexe vormgeving die bepaald wordt door gekoppelde diephuizen met een schermgevel en een haakse vleugel aan tuinzijde.

Aan de Ezelstraat paalt voorts de in 1961 gesloopte 16de-eeuwse Sint-Elisabethkapel van het gelijknamige klooster. Tot de andere religieuze instellingen hoort het voormalige klooster van de Grauwzusters van Sint-Elisabeth, sinds 1450 gevestigd aan een toenmalig steegje of Oude Zak, met een L-vormige tuin die reikt tot aan de Beenhouwerstraat. Een afbeelding van het complex uit het midden van 16de eeuw toont een gotische kruiskerk met een kruisingtoren, een poortje leidend naar een binnenplaats en het klooster zelf. Het door de geschoeide karmelietessen in 1488 gestichte klooster van Sion met een kerk uit 1490-1499, ligt aan de westzijde van de Vlamingdam, in de omgeving van de tweede omwalling en zal de godsdienstoorlogen ongedeerd doorstaan.

Tot de sociale voorzieningen hoort ook het door Marcus Gerards aan de Ezelstraat opgetekende "Godshuis Joos" (nummers 83-105), dat teruggaat op een passantenhuis van 1352 gelegen in de nabijheid van de Ezelpoort maar naar de huidige locatie werd overgebracht in het laatste kwart van de 14de eeuw. Op de kaart van 1562 komt aan de straat, naast de kapel van 1449, ook duidelijk het midden 15de-eeuwse toegangsportaal voor.

De aanwezigheid van de gilden manifesteert zich aan de Beenhouwerstraat in de nog bestaande Speelmanskapel, in 1421 opgericht door de speelliedengilden, en aan de Sint-Jorisstraat in het Jong- en Oudhof, dat toebehoort aan de sinds het eind van de 14de eeuw bestaande schuttersgilde.

Behoudens aan de Ezelstraat wordt de bebouwing schaarser of ontbreekt ze volledig naar de vest toe: zoals gebruikelijk palen er ommuurde tuinen aan en ook grote percelen met stadsboerderijen zoals ter hoogte van de Beenhouwerstraat.

In het vrij landelijke gebied aan de huidige Biezenstraat staat reeds een deels omgrachte "heester" met een traptoren en een kleine aanbouw; hij wordt reeds vermeld in het derde kwart van de 15de eeuw, is nog steeds gekend als "Heester van Gerard de Groote" en grotendeels bewaard.

Op de vest zelf tekent Marcus Gerards vier windmolens en ook de veldzijde van de Ezelpoort, met flankerende torens onder een kegeldak, geeft hij gedetailleerd weer.

In het kwartier zelf ligt op het strategische hoekpand Oude Zak, Ezelstraat en Speelmansrei, de tot 1400 opklimmende de brouwerij "ten Ezele" of "De Sterre", die tot 1935 in werking blijft. Aan de Beenhouwerstraat, ter hoogte van nummer 21, levert de brouwerij "De Drie Koningen" van 1540 tot 1921 haar aandeel in de lokale bierproductie.

Verderop wijst de sinds de 14de eeuw bestaande naam "Pottenmakersstraat" aan de gelijknamige rei op de geschikte locatie voor deze artisanale productie.

Net zoals in de andere kwartieren zullen zich hier, na de godsdiensttroebelen en tijdens de contrareformatie, enkele al dan nieuwe kloosterorden vestigen; naargelang van het geval zal hierdoor de stadsstructuur in min of meerdere mate worden gewijzigd of aangevuld. De theresianen - of ongeschoeide karmelietessen - richten te Brugge hun gemeenschap op in 1626; in 1667 kopen ze een terrein aan dat achterin ligt halverwege de Ezelstraat en aan de zuidoostkant begrensd wordt door de sinds 1305 vermelde Hugo Losschaertstraat. Hun klooster met uiteindelijk twee kloostergangen wordt opgetrokken vanaf 1668, hun georiënteerde kerk in 1681-1684. Verderop aan de Ezelstraat vinden de ongeschoeide karmelieten, die in 1631 in Brugge aankomen en van 1633 tot 1634 in de buurt van de Boninvest, een onderkomen in het ruimere adellijke Hof van Uytkerke met een aanpalend domein aan de noordzijde, afgezet door de Jan Boninstraat. Na een eerste fase van aanpassingen en verbouwingen worden vanaf 1667-1668 en 1686 uitbreidingen voorzien voor de klooster- en nutsgebouwen. Aan de Ezelstraat komt in 1688-1691 de georiënteerde kerk met de noordgevel aan de Jan Boninstraat. Het afgewerkte complex omvat dan, buiten het bedehuis, de conventuele gebouwen met twee kloostergangen aan de zuidzijde ervan, en aan de oostzijde een achterliggende tuin met een afsluitende muur en een poort in het verlengde van de noordgevel.

Een semi-religieuze gemeenschap van vrome vrouwen, de "geestelijke dochters" of "Marollen" gesticht in Dendermonde in 1663, komt naar Brugge in 1667 en bewoont tot het einde van het ancien regime een huis in Rozendal dat circa 1720 wordt vergroot en uitgebreid met een kapel. De inmiddels tot echte kloostergemeenschap uitgegroeide beweging zal vanaf het einde van de 18de eeuw, wegens haar Mariaverering, de naam "Maricolen" meekrijgen.

Tot de sociaal-religieuze wereld behoort de oprichting van godshuizen, die in dit kwartier in aantal beperkt blijven. Zo wordt het passantenhuis aan de Ezelstraat door kanunnik Joos Lambrecht omgevormd tot godshuis voor dertien oude mannen en één vrouw en wordt deze stichting verder aangepast en uitgebreid in de loop van het ancien regime. Nieuw is de oprichting door éénzelfde stichter van het godshuis Onze-Lieve-Bijstand in Rozendal in 1690-1711 en dat van Onze-Lieve-Vrouw Boodschap in het Zakske in 1691-1711. In beide gevallen gaat het om vrij kleine, tot op heden behouden "hofjes", alleen voorzien van een kapel in Rozendal.

Het afschaffen van kloosters onder Jozef II en later onder het Frans Bewind heeft ook hier functieverschuivingen tot gevolg. Zo wordt het in 1783 opgeheven klooster van de ongeschoeide karmelietessen aan de Vlamingdam van 1814 tot 1865 gebruikt als militair hospitaal en fasegewijs afgebroken in 1868 en 1881. Het in hetzelfde jaar gesloten theresianenklooster wordt van 1788 tot 1803 ter beschikking gesteld van de zusters apostolinnen uit de Ganzenstraat van het Langestraatkwartier. Nadien wordt het herbestemd voor militaire doeleinden, eerst als militair hospitaal en, vanaf 1850 tot 1967, als kazerne die verschillende keren uitgebreid wordt. Op de Poppkaart van 1865 wordt ze nog opgenomen als "Caserne dite des Apostolines". De kerk, waarin onder meer de afdeling oogheelkunde was ondergebracht, wordt vanaf 1817 voor de eredienst heropend, een tijdlang voor de protestantse en nadien voor de anglicaanse.

Het klooster van de grauwzusters in de Oude Zak wordt na de opheffing in 1784 afgebroken, de kloostertuin geprivatiseerd en gevoegd bij het domein van het huis nummer 28 aan de Beenhouwerstraat, nu gekend als het "Hof Sebrechts".

De maricolen worden aan het eind van de 18de eeuw onteigend en hergroeperen zich vanaf 1804 in een pand in de Oude Zak. Zij heroriënteren zich op het meisjesonderwijs in het huidige Instituut van de Heilige Familie; samen met hun klooster zal het in de loop van de 19de en 20ste eeuw uitgroeien tot een ruim complex met de oudste gebouwen in de Oude Zak en uitbreidingen in het bouwblok begrensd door de Beenhouwer- en Groenestraat en Rozendal.

Het klooster van de Ongeschoeide Karmelieten aan de Ezelstraat behoudt bij wijze van uitzondering zijn oorspronkelijke bestemming, zijn aanleg en zijn gebouwen. Dankzij een stroman bij de openbare verkoop, konden de in 1797 verdreven paters hun pand immers opnieuw geleidelijk betrekken vanaf 1802; zij lieten het verder zorgvuldig beheren en bijtijds restaureren.

Overgang naar de 19de eeuw en latere wijzigingen

De ontmanteling van de vesten vanaf 1782 leidt ook in dit kwartier in een eerste fase tot het geleidelijk beplanten en aanleggen van de "promenade" na 1806.

Het doortrekken in 1837-1838 van de spoorweg Gent-Brugge-Oostende, aan de zuidwestzijde van het kwartier, betekent wel een ingreep in de structuur van de stadsrand en zijn omwalling. Het tracé van de lijn naar Oostende, overgenomen door de huidige Hoefijzerlaan die afbuigt naar de vest ter hoogte van de Mortiermolen of "den Bloedput", vergde het onderbreken van de zijstraten van de Beenhouwerstraat die tot aan de vest doorliepen, het doorklieven van de toenmalige Smedenvest en het overbruggen van de gracht. Om enige verbinding te verzekeren met het afgezonderde West-Bruggekwartier wordt reeds in 1838 op aanvraag van de bewoners aan het einde van de Korte Lane een voetgangerstunnel - het "Gat van Lane" - aangelegd (zie ook Brugge Zuid). Ten noorden, ter hoogte van de voormalige Sint-Trudostraat, nu Pater Damiaanstraat, wordt reeds circa 1850 een afsplitsing voorzien voor een goederenspoor dat in de richting van de Handelskom loopt in een beboomde strook aan de binnengracht. De passagierstrein naar Blankenberge zal ook deze weg volgen van 1863 tot 1910, het moment waarop de lijn wordt opgeheven; later wordt de bedding tijdelijk opgesmukt met bloemperken.

Vanaf 1884-1885 wordt de stadsomwalling grondig aangepakt. De resterende drie molens van het kwartier worden gesloopt en het terrein wordt genivelleerd. Ten zuiden van de Ezelpoort blijft de binnengracht of het "Stille Ende" bestaan en ertegenover komt de Gulden-Vlieslaan tot stand. Naar het noorden toe worden in 1899 de beide grachten tussen de Ezelpoort en de Warandebrug gedempt en volgt de aanleg van de Komvest waarvan het noordwestelijke deel, tussen Vlamingdam en Ezelstraat, in 1919 tot Koningin Elisabethlaan wordt omgedoopt. Hierdoor wordt de tweede stadsomwalling doorbroken en rest alleen haar tracé als overgangsgebied naar en aansluiting bij het nieuwe Stübbenkwartier extra muros.

De "naakte gronden" aan de nieuwe lanen zullen worden verkaveld en vanaf het begin van de 20ste eeuw bebouwd met typische burgerhuizen waarvan de gediversifieerde gevels worden opgenomen in een scenografie met eclectische accenten. In de achterliggende, onbebouwde terreinen worden woonstraten doorgetrokken, als verbinding met de oude tracés: zo komen aan de noordzijde van de Klaverstraat de Biezenstraat tot stand in 1903, en de Elf-Julistraat in 1930.

In de loop van de 19de eeuw behoudt de kern van het kwartier zijn basisstramien, waarin gebouwen worden ingepast die verband houden met de demografische en economische ontwikkeling. Nieuwe bedrijven en arbeiderswoningen vestigen zich voornamelijk in de strook tussen enerzijds de Ezel- en de Beenhouwerstraat en anderzijds de Vest en de Oude Zak. De gieterij "De Jaegher" van 1855-1891 neemt geleidelijk gronden in tussen de Raamstraat, de Gieterijstraat en de Gulden Vlieslaan; in 1902 wordt ze als "Forges, Aciéries, Ateliers de construction de Bruges" overgebracht naar een meer strategische plek aan de Vaartdijk te Sint-Michiels. Ter hoogte van de nummers 28-30 aan de Raamstraat was ook de gieterij "Leclercq-Bourguignon" - later gekend als "Fleurman-Bourguignon" - gevestigd, die in 1955 vervangen zal worden door nieuwe bouw.

Nieuwe brouwerijen vervoegen de oudere, nog steeds producerende vestingen in deze zelfde zone. Van "De os" de Raamstraat, opklimmend tot 1839, rest na het stopzetten van het bedrijf in 1957 het brouwershuis en een gebouw dat nu als opslagplaats wordt gebruikt. Voor de uitbreiding van brouwerij "De Roos" uit 1840, gelegen op het hoekpand Rozendal en Groenestraat, zal reeds in 1845/ 1849 het "Fort Janssens" uit 1840 in Rozendal moeten wijken: met zijn acht huisjes was het het grootste van de buurt. Na de sluiting in 1932 worden de gronden ingenomen door het Instituut van de Heilige Familie in de Oude Zak. Alleen de ontmantelde mouterijtoren herinnert nog aan het vroegere bedrijf.

In dit zelfde gebied restten nog drie andere forten ten zuiden van de Ezelstraat en één ten noorden ervan aan de Klaverstraat. Hun omvang en typologie variëren. Aan de Klaverstraat evolueert het "Fort van Cassel" tot een steegbeluik, vanwaar zijn Franse benaming "Cul de Sac".

De zeven oude 18de-eeuwse huisjes liggen oorspronkelijk achter een muur met een poort die in de loop van de 19de eeuw verdwijnt. Wanneer op hun beurt de woningen worden afgebroken in 1954, verdwijnt ook de steeg. Ten zuiden van de Ezelstraat zijn de - inmiddels op diverse tijdstippen verdwenen - forten veeleer gegroepeerd en doorgaans veel kleiner. Het "Fort De Poort" van 1845 aan de Beenhouwersstraat en het "Fort Hilderson" in het Zakske tellen slechts één smal achterin gelegen huisje van respectievelijk 22 m2 en 24 m2. Aan de Beenhouwerstraat is het in 1905 verkocht samen met de woning waarvan het afhing; het ensemble werd vervangen door één enkel huis. In het Zakske was het inmiddels in 1996 gerestaureerde oud 18de-eeuws(?) "forthuisje" met gotische schouw bereikbaar via een poortje geflankeerd door twee arbeiderswoningen gebouwd op de rooilijn in 1831 en inmiddels samengevoegd. Het "Fort de Natiehuizen" aan de nabije Raamstraat is iets ruimer opgevat en behoort tot een ander type. Een gang in het rijhuis met grote tuin leidt naar de binnenplaats afgezet door zes huisjes uit 1850 die in de loop van de 20ste eeuw zullen worden afgebroken.

Aan dezelfde straat ontstaat in 1919, op een deel van het terrein van de overgebrachte gieterij "De Jaeger", het neogotische godshuis De Croeser-de Ruyscher: met zijn portierswoning op de rooilijn, een doorgang naar de binnenplaats, zijn kapel en 15 woningen, zet deze stichting de sociaalvoelende middeleeuwse traditie voort in de puurste neo-Brugse stijl.

Een kleine, meer zuidelijk gelegen cluster in de Kleine Kuipersstraat en in het blok tussen de Korte Lane, de Hoefijzerlaan en de Speelmansrei, groepeert de voormalige zoutziederij Schram die blijkbaar het hele blok innam tussen de Korte Lane, de Neststraat en de Hoefijzerlaan en waarvan alleen het herenhuis van 1893 behouden is aan de Korte Lane nummer 17. In dezelfde buurt lagen aan de Beenhouwerstraat de brouwerij "De drie koningen" en in de Korte Lane de brouwerij "Belle Alliance", beide met bijgebouwen in de Kleine Kuipersstraat.

Tot de nieuwe, verspreide bestemmingen horen de onderwijsinstellingen. De Poppkaart van 1865 tekent aan de Kleine Kuipersstraat de "Ecole communale gratuite n° 5 dite le Bolle" op als een lang rechthoekig gebouw dat inmiddels is uitgegroeid tot een schoolcomplex reikend tot aan de Mortierstraat. De Sint-Jacobschool aan de Ezelstraat nummer 84, werd er halfweg de 19de eeuw door de broeders xaverianen gevestigd op de locatie van de sinds 1571 bestaande stadsschool voor "Arme Maagdekens", en bleef er tot 1961; het betreft een achterin gelegen complex van vier vleugels onder meer met een oudere kern opgesteld rond een kleine speelplaats. De Rijksnormaalschool in de Sint-Jorisstraat nummers 69-71, geopend in 1884, beantwoordt aan een ruim opgezet programma waarvoor de gronden van het Oudhof van de Schuttersgilde van Sint-Joris in beslag genomen werden. Het grootse complex met zijn twee geplande binnenplaatsen neemt het bouwblok in tussen de Klaverstraat ten noorden en in wijzerzin de Sint-Joris-, de Kalkhovenstraat en de Schutterstraat en de Hugo Losschaertstraat ten zuiden. Het reeds vermelde Instituut van de Heilige Familie in de Oude Zak zal na de uitbreidingen vanaf 1891 uitgroeien tot een inpandig complex tussen de Beenhouwersstraat, de Groenestraat en Rozendal.

Recentere ontwikkeling

Het Structuurplan van 1972 laat zich niet negatief uit over de aanwezigheid van de beide grote scholen in het kwartier, maar waarschuwt voor een negatieve en ontoelaatbare verder groei.

Hetzelfde Structuurplan onderstreept het belang van de Ezelstraat als handelsstraat met gediversifieerde en kleinschalige winkels op maat van een gevarieerde woonbuurt met resten van inpandige bedrijfjes die best, na onderzoek van hun overlevingskansen, zouden worden verwijderd. Voorts wijst het op de mogelijkheden om privétuinen open te stellen voor het publiek. Dit is inmiddels gebeurd voor het "Professor Sebrechtspark" geklemd tussen de Oude Zak en de Speelmansrei nadat de Stad in 1980 in het bezit kwam van de woning met bijbehorende kliniek en tuin aan de Beenhouwersstraat nummer 24, genoemd naar Professor Dr. J. Sebrechts die er tot 1948 verbleef. In feite gaat het om een voormalige kloostertuin van de grauwzusters van Sint-Elisabeth die in 1885, na aankoop, bij het vermelde huis werd gevoegd. Het "Pastoor Van Haeckeplantsoen", een privétuin bij een huis aan de Gulden Vlieslaan ter hoogte van de nummers 61-65, is in 1981 door de Stad aangekocht en vanaf 1983 herbestemd als openbaar recreatief groen toegankelijk via een doorgang aan de Ezelstraat. Hogerop aan dezelfde straat is in 1987 het Achiel Van Ackerplein tot stand gekomen tijdens de restauratie van de achterin gelegen kerk van het theresianenklooster: de afbraak van twee rijhuizen brengt in het straatbeeld een voorpleintje in met zicht op de westgevel van de kerk die nu als orgel- en concertzaal in gebruik is. Het restauratieproject van 1987 voor het klooster, inmiddels de Majoor Weylerkazerne, is uiteindelijk niet uitgevoerd. Aan de Hugo Losschaertstraat nummer 5 herbergt de Gebroeders Everaertvleugel van 1924-1925 na verschillende herbestemmingen sinds 1992 de Midden-Oefenschool. Restauratie, rehabilitatie en hergebruik van de rest van het leegstaande gebouw blijven een pijnpunt in dit kwartier. Minder omvangrijk maar even problematisch is de uitblijvende behandeling van de vervallen 16de-eeuwse toren van het "Oudhof ", die geïntegreerd is in de gevel van de Rijksnormaalschool maar nooit met de nodige zorg is omgeven.


Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Middeleeuwse stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nb Noord, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ezelstraatkwartier [online], https://id.erfgoed.net/themas/14689 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.