Gemeente in de Noorderkempen met een oppervlakte van 2956 hectare en 31.032 inwoners in 1981. Gelegen tussen de Laarsebeek ten noorden, Klein Schijn ten oosten en Albertkanaal ten zuiden; dit kanaal dat de grens van de gemeente volgt, heeft een aftakking naar het noorden, het zogenaamd "Kanaal van Dessel over Turnhout naar Schoten", modo Schotenvaart, dat de gemeente overlangs doorsnijdt.
De oude banen die het gebied doorkruisen zijn: de Calesbergdreef, Churchilllaan, Paalstraat, Brechtsebaan, of de weg van Merksem (ten westen) via Schoten naar Brecht (ten oosten), en de verbinding van het centrum naar Wijnegem (ten zuiden) via de Verbertstraat en naar de Bredabaan (ten westen) via de Sint-Cordulastraat, Grote Markt, Vordensteinstraat, Horstebaan (zie kaart van Vandermaelen opgesteld circa 1850). Aan de noordelijke grens van de gemeente loopt de E19 autosnelweg.
Droge zandgronden, naar het oosten toe heidegrond en in de beekvalleien natte lemige gronden, zie weiden en akkers aan de Schijn en Laarse beek. Ongeveer 33 procent van het grondgebied wordt ingenomen door loofbos, vrijwel uitsluitend gelegen in privé-domeinen.
Schoten zou reeds een belangrijke nederzetting geweest zijn onder de Franken. Oorspronkelijk was het een vrij eigen land of allodium, vanaf de 16de eeuw een hertogelijk leen. Het oude eigen van Schoten, dat zich uitstrekte over Schoten, Merksem, Dambrugge en Sint-Job-in-'t-Goor, maakte deel uit van de bezittingen die de Heilige Reinildis circa 660 aan de abdij van Lobbes schonk. Ten prooi gevallen aan de Noormannen in de 9de eeuw ging dit gebed voor de abdij verloren en kwam in handen van lokale edelen. Begin 12de eeuw zou de Gregoriaanse hervorming leiden tot teruggave van het kerkelijk bezit aan de rechtmatige eigenaars; hieruit volgt dat Engelbert van Schoten in 1146-1153 en bevestigd door een hertogelijke oorkonde van 1160-61, het "totum allodium suum" dat hij verworven had door erfrecht, overdroeg aan de Cisterciënzerabdij van Villers. Zijn erfgenamen zouden zich echter bij deze beslissing niet neerleggen. Hendrik van Breda kwam tussen 1179 en 1184-85 met abt Ulricus tot een compromis waarbij Schoten in twee stukken werd verdeeld. Hendrik II zette de uitvoering van deze beslissingen kracht bij door de oprichting van een castrum (burcht), in 1204 voor het eerst vermeld en gelegen op het huidige domein Calesberg. De overeenkomst van 24 juli 1251 had de bedoeling een einde te maken aan de betwistingen over de grond. Men ging over tot de integrale halfdeling waaruit twee heerlijkheden ontstonden. Deze verdeling bleef bestaan tot op het einde van het Ancien Régime; een grenspaal in de Villerslei ter hoogte van nummer 109 herinnert hieraan.
Het kerkelijk eigen werd bestuurd door de abten van Villers met zetel op Schotenhof, het wereldlijk eigen door de heren van Schoten (van 1180 tot 1287 tevens heren van Breda), door de families van Wezemael, Bautersem en Glimes (1287 tot 1561). In 1560 verenigde Jan IV, heer van Glimes en Schoten, modo markgraaf van Bergen-op-Zoom, het wereldlijk en kerkelijk eigen van Merksem en Dambrugge in één enkele heerlijkheid die hij in 1563 verkocht aan Anthonis van Stralen. In 1561 verkocht hij Sint-Job-in-'t-Goor, 's Gravenwezel en schoten aan Geeraart Gramaye. In 1564 scheidde laatst genoemde Sint-Job van Schoten af, verhief het tot een vol leen toegevoegd aan de heerlijkheid van 's Gravenwezel en verkocht Schoten aan Melchior Schetz; dit laatste kwam achtereenvolgens in handen van de families de Respaigne (1637), de Haudoin (1718) en Corenelissen de Weysbroeck (1750) tot in 1794 toen alle heerlijkheden werden afgeschaft.
Het centrum van Schoten zou ontstaan zijn uit een kouter, een hoger gelegen stuk land omringd door bos en moeras waarop zich afgetekende veldcomplexen zouden ontwikkelen. Los daarvan ontstonden op slechte gronden de "kampen", hoeven van waaruit de ontginning vertrok en die later tot gehuchten zouden uitgroeien, met name Deuzeld, List (waaruit later Horst voortkwam), Elshout, Wouwers, Botermelk. De dorpskom zou zich voornamelijk ontwikkelen aan de hoofdstraat (Paalstraat, Venstraat, wijk Borgeind); daarnaast zou er vanaf de tweede helft van de 15de eeuw een woonkern tot stand komen op de Horst zie de oprichting van de kapel en haar evolutie tot bedevaartsoord. De rest van de gemeente bleef vrijwel onbewoond.
De bevolkingsexplosie vanaf de tweede helft van de 19de eeuw leidde tot een felle uitbreiding van de bestaande en opkomst van nieuwe woonkernen. De Deuzeldwijk stond in deze evolutie aan kop (oprichting van de parochie in 1897). De oorsprong hiervan moet gezocht worden bij de industriële inplantingen als gevolg van het graven van het Albertkanaal (het segment Antwerpen-Herentals van het vroegere Verbindingskanaal dateert van 1846-56) en het Kanaal van Dessel over Turnhout naar Schoten modo Schotenvaart (1866-74). De oprichting van de glasblazerij in 1902 in de aangrenzende gemeente Merksem zou haar sporen in deze wijk nalaten, zie de woningen die hier gebouwd werden ten behoeve van de gespecialiseerde Duitse arbeidskrachten. Tussen 1925 en 1930 werden in dezelfde buurt de Boekenborglei en omgeving aangelegd en in 1934 de gronden aan de Metropoolstraat ontsloten.
Na de Eerste Wereldoorlog kende ook het centrum een snelle uitbreiding: verschillende huizen werden gebouwd in de Gelmelen-, Victor Despallier-, Filip Bourlet-, Frans Breughelmans-, Lijster- en Wilgendaalstraat (tussen Kopen Paalstraat). Tussen 1945 en 1950 kwam door bemiddeling van de toenmalige minister van wederopbouw in de Fluitberg- en Zandstappenstraat een groep woningen, de zogenaamde "Nationale Werf" tot stand (tussen Paalstraat en Vaart); de Wet De Taeye van 29 mei 1948 stimuleerde eveneens in hoge mate de bouw van eengezinswoningen, onder andere in Lode Weytens- en Kuipersstraat, Linden- en Laaglandlei. De residentiele wijken Schotenhof en Koningshof op het oude bezit van de abdij van Villers kwamen tot stand begin 20ste eeuw (zie immobiliënfirma "Domaines de Schotenhof" actief sedert 1904 en oprichting van de N.V. Koningshof in 1926). Circa 1935 waren er al meer dan vijftig villa's gebouwd. De aanleg van de wijk Bloemendaal ten noorden van de Schotenvaart dateert van 1948 en volgende. De villawijk nabij het kasteel is van dezelfde periode.
De vroegste aanwezigheid van een kerk moet gesitueerd worden in de 9de eeuw (de abdij van Lobbes bezat te Schoten een "villa met ecclesia"). Bij de moederparochie van Sint-Cordula hoorden aanvankelijk ook de parochies van Merksem en Sint-Job; eerst genoemde werd zelfstandig circa 1200, laatstgenoemde in 1535. De overige parochies te Schoten zijn alle vrij recent: Heilig Hart (wijk Deuzeld) werd opgericht in 1897, Heilige Familie (wijk Schotenhof-Donk) in 1937, Sint-Philippus (wijk De Valk) in 1944, Sint-Jozef (wijk Berkenrode) in 1949 en Onze-Lieve-Vrouw Koningin van Alle Heiligen (wijk Koningshof) in 1965. De corresponderende kerken werden gebouwd: Heilig Hart, 1954-63 naar ontwerp van architecten V. Maeremans en F. Laporta (ter vervanging van de oude kerk), Heilige Familie, 1937-38, naar ontwerp van architect L. De Belder, Sint-Philippus, 1934-35, Sint-Jozef, 1974, naar ontwerp van architect P. Meekels en Onze-Lieve-Vrouw van Alle Heiligen, 1931, naar ontwerp van architect G. Wijn.
Hoofdaspect van de gemeente Schoten is haar woonfunctie, deels met residentieel karakter afgestemd op een pendelende bevolking naar de rest van de agglomeratie. De sterk bebouwde kern te situeren westwaarts van de Vaart (tussen Kopstraat en Albertkanaal) wordt gekenmerkt door lintbebouwing van burgeren arbeidershuizen van twee tot drie bouwlagen, veelal met voortuintjes uit de periode circa 1920; een aantal oudere arbeiders- en boerenarbeiderswoningen uit het vierde kwart van de 19de eeuw tot het eerste kwart van de 20ste eeuw bleven bewaard en nieuwe woningen werden ingeplant; de meeste openbare gebouwen werden opgetrokken in neogotische en eclectische stijl; het marktplein werd aangelegd in 1964 naar ontwerp van architect M. De Vocht; de gebeeldhouwde zuilen van de overdekte winkelgalerij en de Uilenspiegelfontein zijn werk van Heilige Cornelis. Ten oosten van het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten liggen de uitgestrekte villaparken zogenaamd "Schotenhof" en "Koningshof" opgesplitst in grote bosrijke percelen, overwegend bebouwd circa 1950-60; enkele landhuizen in eclectische en cottagestijl uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. De noordelijke helft van de gemeente wordt ingenomen door grote domeinen al dan niet met bewaard kasteel en bijhorende hoeven met name Botermelk, Gruuthuuze, Grote Zeurt (deels verkaveld), Vordenstein, Peerdsbos, de List, Amerloo; meer in het centrum Calixberg, Withof en kasteel met gemeentepark; in het zuidoosten van het domein van Havre met kasteel op grondgebied Wijnegem (zie aldaar Broekstraat) en kasteel Schijndaal, modo Pottelsberge. Nabij het Duwvaartkanaal in het noordoosten van de gemeente bevinden zich vakantiehuisjes en een militair domein met fort.
Aan het Albertkanaal en de Schotenvaart ontwikkelde zich een nijverheidsagglomeratie met metaal- en metaalverwerkende industrie, elektrotechnische en chemische bedrijven, voedingsmiddelen, veevoederindustrie en bouwmaterialen. De meeste van deze fabrieken zijn recent; nog enkele oudere vestigingen aan Kanaaldijk, Metropoolstraat en Wasserijstraat.
- BAETENS R., Schoten. Geschiedenis van een tweeluik, Schoten, 1982.
- BOEREN P.C., De heren van Schoten en Breda circa 1100-1281, Leiden, 1965.
- GOETSCHALCKX P.J., Geschiedenis van Schooten, Merxem en Sint-Job in 't Goor, 3 delen, Ekeren-Donk, 1919-1924.
- S.N., De Heerlijkheid Schoten, Retie, 1977.
- S.N., Schoten. Huisvesting en Stedebouw, s.l., 1952.
- S.N., Schoten, Schone gemeente, Schoten, 1969.
- VAN MIEGHEM R.C., Geschiedenis der gemeente Schoten, Antwerpen, 1940.