Van Diestsestraat tot Vaart. Haar oudere benaming "Coestrate", reeds vermeld in de 13de eeuw, verwijst naar het traject dat de Leuvenaars hier eertijds volgden om hun koeien extra muros te laten grazen in de moerassige weiden van de zogenaamde "Loevennenbeemde". Haar huidige benaming dateert van na het graven van de Leuvense vaart in 1750.
Lange, licht gebogen straat, vanouds een secundaire uitvalsweg, die stilaan uitgroeide tot een in hoofdzaak residentiële buurt, ingenomen door burger- en herenwoningen van ambachtslui, hoogleraren, patriciërs en aristocraten, residenties van kloosterorden en een aantal vestigingen van belangrijke universitaire colleges, een proces dat voortduurde tot omstreeks de eeuwwisseling en heden nog duidelijk afleesbaar is uit de behouden waardevolle scenografie van de straat.
Ter hoogte van de Vissersstraat bleven nog belangrijke relicten bewaard van het voormalige augustijnenklooster. De orde van de broeders eremieten van Sint-Augustinus vestigde zich te Leuven circa 1236, in de nabijheid van de Vismarkt en van de Sint-Jan-de-Doperkapel die ze aanvankelijk als bidplaats gebruikte en waar de vissers als patroonheilige de paus en martelaar Sint-Clemens vereerden. In 1265 kregen de broeders toelating tot oprichting van een klooster. Door stelselmatige nieuwbouw en uitbreidingen op de verworven eigendommen namen hun kloostergebouwen en -tuinen op het einde van de 18de eeuw het volledige gebied in binnen de omtrek Vissersstraat, Vismarkt, Dijle/oude stadswal (Karel Van Lotharingenstraat) en Vaartstraat. Binnen het deels ommuurde en via meerdere poorten toegankelijke complex leidde de "Augustijnengang" (huidige Vissersstraat) naar de tussen 1265 en 1284 opgetrokken gotische Sint-Jan-de-Doperkerk die de zuidelijke zijde innam en waar het kort na 1509 herbouwde kloosterpand op aansloot, met annex het huis van de prior. Ten westen aan Vismarkt en Dijle (huidige Karel van Lotharingenstraat) paalden voornamelijk 16-17de-eeuwse bijgebouwen: onder meer de keuken met winterrefter, het kleine gastenverblijf, een spreekhuis, de brouwerij en de vleugel met zieken- en gastenverblijf. Ten noorden was het domein begrensd door een muurgedeelte en twee torens van de eerste, 12de-eeuwse stadsomwalling. De oostelijke gebouwen aan de Vaartstraat tenslotte, waren ingenomen door het in 1680 herbouwde literaire college of de zogenaamde Latijnse school, magazijngebouwen en een huis ter hoogte van de Steenpoort. Na de opheffing tijdens de Franse Omwenteling werd het klooster in 1798 aan verscheidene particulieren verkocht. Het complex werd deels gesloopt - onder meer de kerk (1801) en het grootste gedeelte van het kloosterpand -, diverse gebouwen werden verbouwd, gronden verkaveld en beginjaren 1900 bebouwd met particuliere woningen. Van de bewaarde, doch verbouwde gedeelten van het vroegere klooster getuigen thans nog de nummers 33, 39 en 41-45, Vismarkt nummers 11-16 en Karel van Lotharingenstraat nummer 25.
LEFEVER, F.A., Daar waar de Augustijnen woonden ..., in Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en Omgeving, deel 24, 1984, p. 97-132.
VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)