Geografisch thema

Kuurne

ID
14732
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14732

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

De gemeente Kuurne is een nijverheids- en woongemeente en in mindere mate een landbouwgemeente, gelegen tussen de stedelijke agglomeraties van Kortrijk en Waregem. De gemeente situeert zich ten zuiden van de hoogte die de vallei van de Mandel en de vallei van de Leie scheidt.
De historische dorpskern is gelegen nabij de Leie in het zuidoosten van het grondgebied. De gemeente heeft twee bijkomende uit oudere gehuchten historisch gegroeide parochies. Het gehucht "Katte" is samen met het meer noordelijk gehucht "'t Hoge" in de tweede helft van de 20ste eeuw uitgegroeid tot de "Sint-Pietersparochie". De kern ontstond in het midden van de 18de eeuw op de kruising van de Brugsesteenweg (N50) en de Sint-Katriensteenweg.
In het noorden van de gemeente ligt de derde parochie Sint-Katharina. De kern ligt op de grens van Lendelede, Heule (Kortrijk) en Kuurne. Deze parochie heeft haar landelijke karakter gedeeltelijk bewaard.

Kuurne wordt ontsloten door de R 8, ring rond Kortrijk en de provinciebaan Brugge-Kortrijk, de noord-zuid-as die de gemeente in twee deelt. Het noorden van het grondgebied wordt doorsneden door de spoorlijn Kortrijk-Brugge.

De Heulebeek, die in het zuiden van de gemeente stroomt, is als lijnrelict opgenomen in de Landschapsatlas. Groene zones zijn er ter hoogte van de oude Leiearm en het overstromingsgebied van de Heulebeek. De "groene long" in het centrum van de gemeente is een recent milieugericht project van landschapsarchitectuur.

Kuurne is tevens bekend als de start- en finishplaats van de wielerwedstrijd Kuurne-Brussel-Kuurne en het geboortedorp van schilder Evariste Carpentier.

Fysisch-geografische gegevens

De gemeente Kuurne behoort fysisch-geografisch tot het Land van Roeselare-Kortrijk, meer bepaald tot een zuidelijke uitloper van het Hoogland van Hulste. Het zuidelijke grensgebied behoort tot de alluviale Leievallei. Het dorpscentrum ligt op de rand van het valleigebied van de Leie, dicht bij het mondingsgebied van de Heulebeek. Ten behoeve van het scheepvaartverkeer werd de oorspronkelijke rivierloop van de Leie gewijzigd (plaatselijk afgesneden en gedempt) en vervangen door een gekanaliseerde vaarweg.
Het grondgebied draagt een zwak golvend reliëf van circa 12,5 meter tot circa 23 meter boven de zeespiegel. Het laagste punt situeert zich in het meest stroomafwaartse punt in de Leievallei, het hoogste punt nabij het gehucht Sint-Katharina, in het noordwesten van het grondgebied. De beekstelsels met kleine, smalle valleien, wateren in essentie oostwaarts af naar de Leie. De belangrijkste zijwaterloop is de Heulebeek die net ten zuiden van de dorpskern uitmondt in de Leie. De Hazebeek, die over grote afstand de noordgrens van de gemeente vormt, en de Lange beek/Vaarnewijkbeek vervolgen hun loop over het naburige grondgebied van de gemeenten Hulste en Bavikhove vooraleer uit te monden in de Leie. De natuurlijke afvoer is sterk gewijzigd ingevolge de stedelijke ontwikkeling in de Kortrijkse agglomeratie.
De smalle beekvalleien met restanten van vochtige beekdalgraslanden en eertijds gesloten karakter wisselen af met licht geprononceerde kouterruggen met vruchtbaar open akkerland. De bodemgesteldheid varieert van kleiig tot nat zandlemig in de Leievallei en de smalle beekvalleien tot overwegend matig droog en zandlemig in de hoger gelegen gebieden. Lokaal zijn de bodemprofielen uitgesproken droog en lemig zandig, onder meer ter hoogte van de "Stokerijhoek" in het noorden van het grondgebied, centraal nabij "De Katte" en ten oosten van de dorpskern, nabij "Leiehoek".

HISTORISCHE INLEIDING

Oudste geschiedenis en bewoning

Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de regio van Zuid-West-Vlaanderen en meer bepaald het Leiegebied zowel in de prehistorie als de Romeinse tijd een vrij dichte bewoning gehad heeft.
De oudste sporen van menselijke nederzettingen dateren uit de Late-Steentijd. Verspreid in de gemeente werden op zeven plaatsen vuurstenen vondsten gedaan onder meer aan de Heulebeek en op het gehucht "De Kouter". Ook op de vlakke kouters in het noorden van de gemeente wordt in 1986 een vindplaats gelokaliseerd evenals aan de Hulstsestraat en de Koning Boudewijnstraat.

Romeinse vondsten wijzen erop dat de ruime regio rond Kortrijk vrij intensief bewoond was. Op het grondgebied van de gemeente zijn vier Romeinse vindplaatsen bekend. Verschillende vondsten zoals een waterput, brandgraven, houten wijntonnen en scherven aardewerk wijzen op menselijke bewoning. Tijdens de bouw van het shoppingcentrum langs de Ring in 1972 werden nog twee brandgraven ontdekt. Op een akker langs de Leie werd in 1965 een denarius van keizer Trajanus (98-117 na Christus) gevonden.

Middeleeuwen - feodale structuren en dorpsheren

De oudst gekende heerlijkheid op het huidige grondgebied Kuurne is het "Goed te Bonaert" of "ten Bonaerde". In een bevestiging van goederen van de abdij van Elno, noemt Karel de Kale een domein dat in 821 aan de abdij was gegeven. Van dit domein maakte het "Goed te Bonaert" deel uit. Volgens J. Melsens wordt het goed voor het eerst vernoemd in een charter van de Sint-Amandsproosdij in 980 en was het eigendom van de graaf van Vlaanderen.
In 1183 is het goed eigendom van het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw te Kortrijk. Het grondgebied is te situeren tussen de Leie, de weg Kortrijksestraat en de Gouden Rivierlaan. In de 17de eeuw is de hoeve reeds verdwenen.
Een tweede domein lag in het noordoostelijk deel van Kuurne en werd door de graaf geschonken aan de Sint-Pietersabdij van Gent.

De nederzetting "Cuerne" is vermoedelijk ontstaan in de 11de eeuw, wanneer op initiatief van de graaf van Vlaanderen op systematische wijze aan bosontginning wordt gedaan. Algemeen wordt aangenomen dat Kuurne voor de ontginningsbeweging een aaneenschakeling is van bossen en moerassen. Doorheen dit gebied lopen waarschijnlijk enkele heerwegen, waaronder een weg komende van Bavai over Doornik en Kortrijk naar Oudenburg. Een tweede verbindt Kortrijk met Brugge en Aardenburg.
Vanuit Harelbeke als centrum wordt door de grafelijke forestiers steeds meer bos in akkergrond omgezet en worden nieuwe nederzettingen gesticht. Er ontstaat een gesloten landschap waarin de individuele percelen door hagen en/of bomenrijen afgesloten zijn en waarin zich meestal grote solitaire hoeves bevinden. Vele van deze over het dorp verspreide hoeves zijn relatief grote boerderijen, die vermoedelijk een niet onbelangrijke rol hebben gespeeld in de ontginning van het landschap in de 11de-13de eeuw. Ze zijn vaak door een gracht omwald en bevinden zich dikwijls op een lichte ophoging.
Circa 1300 heeft het Leielandschap zijn definitieve kenmerken gekregen die het tot in de 19de eeuw behoud.

In 1123 komt de abdij van Voormezele in het bezit van gronden te Kuurne, tevens de eerste vermelding van Kuurne. De 'villa de Curnes' is waarschijnlijk een woonkern, gelegen op de droge, hoger gelegen vruchtbare zandleemkouters, die in de onmiddellijke nabijheid lagen van de alluviale valleien van de Leie en de Heulebeek. De volgende vermelding 'Cuerna' stamt uit 1146. Andere schrijfwijzen zijn 'Cuerne' (1169), 'Curna' (1197), 'Curne' (1201) en 'Querne' (1262).
Volgens M. Gysseling is de naam 'Kuurne' afgeleid van een prehistorische waternaam verwijzend naar de 'glanzende'. Waarschijnlijk is dit een aanduiding van de helderheid van het water of de kleur van de bodem.

Tijdens het ancien régime behoort Kuurne administratief tot de kasselrij Kortrijk, een militair, bestuurlijk, gerechtelijk en later ook fiscaal district, met het grafelijk kasteel van Kortrijk als centrum. De kasselrij was op zijn beurt ingedeeld in vijf roeden, waaronder de roede van Harelbeke waar Kuurne deel van uitmaakt.

Omdat de Sint-Michielskerk op grond van de dorpsheerlijkheid staat, spelen de Heren van Kuurne een belangrijke rol in het parochiale leven. De oudst gekende heer is Jakob van Halewijn, heer van Gavere, Halewijn en Kuurne. Hij overlijdt in 1262. Daarna blijft de heerlijkheid in handen van de landvorst tot ze in 1564 in pand wordt gegeven aan Jan de Tollenaere, lid van een vooraanstaande Kortrijkse familie. Op 2 mei 1642 verkoopt de koning van Spanje, Filips IV, de heerlijkheid aan Rogier-Robrecht (de) Rulant. In 1716 wordt Karel Mesdagh heer van Kuurne. De laatste feodale heer van Kuurne is Jos Emmanuel le Paige. Bij het KB van 6 augustus 1980 wordt besloten dat zijn wapenschild het wapenschild van Kuurne wordt.

Naast de dorpsheerlijkheid zijn er enkele andere heerlijkheden. Een eerste belangrijke is de heerlijkheid Maelstede. In 1232 was de heerlijkheid eigendom van Wilfardus de Maelsteda en ging in 1248 over naar Wilfardus de Zeelandra. In 1430 wordt de heerlijkheid in leen gehouden door Geeraard de Hollandere, pastoor van Kuurne. Omstreeks 1545 was Frans van der Gracht heer van Maelstede. In het begin van de 17de eeuw was de heerlijkheid eigendom van het kapittel van Harelbeke. Het foncier situeert zich vermoedelijk ten noorden van de Heulebeek, tussen de Brugsesteenweg en de Heirweg. Waarschijnlijk zijn de gebouwen van Maelstede door de belegeraars van Kortrijk in 1646 verwoest.

Een derde belangrijke heerlijkheid is het leenhof Nieuwenhuyse. De heerlijkheid, hing in tegenstelling tot de dorpsheerlijkheid, af van het grafelijk leenhof van Harelbeke. Dit kasteeltje met omwalling en toegangspoort is in 1959 afgebroken voor de bouw van sociale woningen (Kasteelhoek). Deze heerlijkheid bezit negen achterlenen en wordt voor het eerst genoemd in 1396 en was eigendom van de familie Van der Gracht. In 1539 is Guillaume de Bersaques, heer van Nieuwenhuyse. In 1641 gaat de heerlijkheid bij erfrecht over naar de familie Piers de Raveschoot. Het kasteel was lange tijd het zomerverblijf van de familie Piers. Hun hoofdverblijfplaats was het kasteel van Olsene.

Daarnaast zijn er nog tal van kleinere heerlijkheden waaronder het Goed te Popert, Goed te Mosscher, Goed te Middernacht en Goed te Ferrants. Deze laatste lag op de zuidgrens van Kuurne met Kortrijk. De wijk Kuurne-Frans ontleent zijn naam aan deze heerlijkheid, die in 1201 eigendom was van de familie de Calonne. De Franse familietak bleef de naam behouden, terwijl de Vlaamse tak van Caloen werd. In 1403 kocht Daniel de Tollenaere de heerlijkheid.

De oudste vermelding van de Sint-Michielskerk dateert van 1146. Dan schenkt de bisschop van Doornik het altaar van de kerk aan de Doornikse Sint-Maartensabdij, die ook het patronaat bezit. Kuurne is op dat moment reeds een parochie. De belangrijkste tiendheffers zijn het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Kortrijk, de Sint-Maartensabdij van Doornik en de kapel van Sint-Katharina. Andere tiendheffers zijn de Heer van Schardau, de Heer van Kuurne en de pastoor. De kerk staat op grond van de dorpsheerlijkheid van Kuurne, gehouden van het grafelijke kasteel van Kortrijk. De heren van Kuurne hebben dus rechtsmacht over de grond waarop de kerk staat.
Vermoedelijk is het eerste Kuurnse bedehuis een houten kapel of kerkje dat volgens opgravingen in 1985, tussen 1150 en 1200 vervangen wordt door een driebeukige, basilicale kruiskerk met transept en centrale vieringstoren met achtzijdige bovenbouw.

Vermoedelijk wordt omstreeks 1210-1212 (tijdens de regeerperiode van gravin Johanna) in het gehucht Sint-Katharina een houten kapel gebouwd. Volgens de overlevering vervangt men in 1221 deze houten kapel door een stenen exemplaar.

In de 14de eeuw wordt in Vlaanderen de wolweverij geleidelijk aan vervangen door de vlasteelt en de linnennijverheid. In de eerste helft van de 15de eeuw telt Kuurne enkele lakenwevers die de Kortrijkse jaarmarkt bezoeken. In het midden van de 15de eeuw breidt de vlasteelt zich uit naar de Leievallei, terwijl die voorheen vooral geconcentreerd was rond de Mandel met als centrum Tielt.

In 1422 zijn er zware overstromingen van de Leie in het Kortrijkse. Ook in Kuurne is er schade aan gebouwen en gewassen.

Tijdens de laatste decennia van de 15de eeuw komen onze gewesten, bij opstanden tegen Maximiliaan van Oostenrijk, tot twee keer toe in oorlogsgeweld terecht. Vermoedelijk wordt onder meer de kerk zwaar beschadigd.

16de, 17de en 18de eeuw

In de 16de eeuw bloeit de Zuidnederlandse vlasindustrie en nemen de vlasteelt en -nijverheid in de Leiestreek een sterke uitbreiding. De Vlaamse blauwlinnenindustrie is gecentraliseerd te Brugge en wordt bevoorraad door het Kortrijkse, waaronder Kuurne, en de Mandelstreek. De lakennijverheid is zo goed als verdwenen.
De ontdekking van Amerika zorgt voor een enorme afname van lijnwaad uit Vlaanderen door de Spaanse, Portugese en Italiaanse handelshuizen die te Antwerpen gevestigd zijn. De vlasomzet groeit voortdurend aan, waardoor er een steeds grotere behoefte aan de mogelijkheid tot vlasroten bestaat. Het roten gebeurde in die periode in kunstmatige rootgrachten gevuld met water uit de Leie en haar bijrivieren.

De opgravingen van 1985 wijzen op grote verbouwingen aan de kerk in het begin van de 16de eeuw. Zo wordt onder meer de bovenbouw van de toren vervangen door een laatgotische klokkenverdieping. In dezelfde periode wordt de oorspronkelijke Romaanse koorsluiting vervangen door een driezijdige sluiting van baksteen met drie koorvensters.

In de tweede helft van de 16de eeuw woedt de tachtigjarige oorlog (1568-1648) tussen de hoofdzakelijk protestantse Noordelijke Nederlanden en het katholieke Spanje. Vlaanderen lijdt zwaar onder de gevechten en de rondtrekkende en plunderende troepen. De oorlog (1568-1648) heeft zware economische gevolgen voor onze contreien en leidt onder meer tot de ontvolking van het platteland. Zo is in 1586 slechts 19 % van het Kuurnse akkerland bezaaid en komt de bloeiende linnennijverheid in een crisis terecht. Ook het aantal buitenpoorters van Kortrijk vermindert sterk.
In 1573, plunderen bosgeuzen de Sint-Michielskerk. Hierbij wordt de pastoor vermoord en de pastorie leeggeroofd. Bovendien wordt omstreeks 1578 de regio rond Kortrijk getroffen door de pestepidemie.

Naar aanleiding van de vele vernielingen aan de kerk op het einde van de 16de eeuw, worden er gedurende de 17de eeuw verschillende herstellingswerken uitgevoerd. Onder meer het deels vernielde interieur wordt hersteld. In de noordelijke gevel werden twee nieuwe glasramen geplaatst en worden werken aan het koor uitgevoerd.
Ook de kapel van Sint-Katharina in het gelijknamige gehucht wordt zwaar beschadigd. In 1601 wordt het koor en een deel van de voorgevel volledig vernieuwd.

In de 17de eeuw verlegt het centrum van de fijne linnenindustries zich naar de Leiestreek en de Kortrijkse linnenmarkt kent een grote bloei ten nadele van de omliggende centra. Het hervatten van de strijd tussen Frankrijk en Spanje (1634) tijdens de Dertigjarige oorlog was erg gunstig voor de linnenuitvoer. Filips IV verbiedt de handel met Frankrijk en het linnen dat voor Amerika bestemd is, wordt nu in de Zuidelijke Nederlanden gekocht.
In het derde kwart van de 17de eeuw kent de linnennijverheid een moeilijke periode door de tolpolitiek en het protectionisme van Colbert, met o.m. invoerverbod van lijnwaad en hoge exportrechten op vlas.

In 1642 wordt de dorpsheerlijkheid van Kuurne verkocht door de koning van Spanje, die ook drager is van de titel van de graaf van Vlaanderen, aan Rogier-Robrecht (de) Rulant, zoon van Rogier en van Maria de Zeelandere. In 1648 wordt hij te Kuurne geridderd en neemt de naam en het wapen van zijn moeder aan.

In 1646 wordt de kerk gedurende de Frans-Spaanse gevechten om de vesting Kortrijk door het Franse leger ingenomen als schuil- en verdedigingsplaats. Hun hoofdkwartier is gevestigd te Heule, terwijl het leger gedeeltelijk in Kuurne is gelegerd. De Fransen bouwen de kerk uit tot een goed verdedigde stelling, die de strategische Leievallei beheerst. In juni 1646 valt de kerk opnieuw in Spaanse handen.
In 1678 wordt de bevolking opnieuw verplicht leveringen te doen aan de Fransen.
In 1683 trekken de Franse troepen door het gebied en richten verschrikkelijke strooptochten in. Een gedeelte van het Franse leger ligt in Harelbeke en de Kuurnse bevolking moet helpen in het onderhoud door allerlei leveringen. Dezelfde leveringen zijn verplicht aan de vooravond van de Negenjarige Oorlog (1688-1697) in 1683 en 1685. Tijdens oorlog wordt in 1689 de toren van de kerk door de Fransen als uitkijkpost gebruikt. In het kasteel van Nieuwenhuize worden soldaten ingekwartierd.

Tijdens de Spaanse successieoorlog (1701-1713) bouwen soldaten een versterkte wachtpost bij 'Cuerne Brugghe' en lijdt de Kuurnse bevolking weer sterk onder de verplichte leveringen aan het Franse leger.

Onder het Oostenrijkse bewind (1712-1792/94) kent Kuurne een periode van herstel en relatieve rust. Vanaf 1720 herstelt de linnenindustrie zich volledig en tot 1790 lag de productie zeer hoog. In onze streken is een groot aantal landbouwers, vlasboeren geworden met de vlasteelt en -bewerking als voornaamste bezigheid. Door de gunstige evolutie van de rurale vlasbewerking ontstaat een opvallend sterke aangroei en welstand van de plattelandsbevolking, die hoofdzakelijk leeft van spinnen en weven.
De economische bloei en vooruitgang worden door een nieuwe aanval van de Fransen op Kortrijk in 1744 onderbroken. Ten gevolge van de verwoestingen en plunderingen van het Franse leger ontstaat in de streek grote hongersnood. In 1748 slagen diplomaten van Maria-Theresia erin om van Frankrijk een bondgenoot te maken en de douanetarieven van 1769 en 1779 betekenen een ware stimulans voor de Kortrijkse linnenindustrie die traditioneel op de Franse markt was afgestemd. Op het einde van de eeuw worden de hoge rootkwaliteiten van de Leie ontdekt. Samen met de technische superioriteit van de bewerking van het vlas herwint Vlaanderen een ruim deel van zijn linnenexport.

Door de relatieve rust kent Kuurne opnieuw enige bouwactiviteit en wordt de sterk beschadigde en vervallen Sint-Michielskerk hersteld.
In 1757 wordt beslist om de oude pastorie te vervangen door een nieuwe en in 1759 wordt een nieuw schepenhuis gebouwd.
In 1764 ontwerpt meester-metselaar Joost Steyt een nieuwe voorgevel in barokstijl voor de Sint-Katharinakapel. Langs de pas aangelegde Brugsesteenweg wordt in 1796 een nieuwe graanmolen opgetrokken.

Onder het bestuur van Maria-Theresia gebeuren diverse wegen- en infrastructuurwerken ter verbetering van de verbinding met de nabijgelegen dorpen en steden. Zo wordt de huidige Brugsesteenweg in 1750 aangelegd ter vervanging van de oude middeleeuwse "heerstraete naer Torhout", waarlangs zich de oudste woonkernen van de parochie bevinden.

In 1748 wordt "Figuratieve caerte", opgemaakt door landmeter François De Bal. De kaarten beelden in hoofdzaak het gebied ten westen van de Brugsesteenweg af. De kaart toont een verspreide landelijke bebouwing en verschillende omwalde hoeves.
De kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden opgemaakt door graaf Joseph-Jean de Ferraris (1770-1778) geeft het grondgebied van Kuurne weer. De kaart toon verspreide bebouwing in een vrij gesloten akkerlandschap en permanente grasstroken in de beekvalleien en de Leievallei.

Het landboek van de heerlijkheid Leenhove en ammanie Stuerenambacht, opgemaakt in 1784 door P.J. Wallays geeft ons een gedetailleerd beeld van de dorpskern. De kaart toont de kerk met ertegenover op de "Curenplaetse" het schepenhuis en bijhorende schandpaal. Ten zuiden van de kerk wordt een hoeve met omwald boerenhuis afgebeeld en ten zuidwesten de oude pastorie. Voorts worden nog verscheidene verspreide woningen weergegeven.

Vanaf 1794 maakt België deel uit van de Franse Republiek en wordt ons land ingedeeld in departementen. Hierbij worden de kasselrijen en heerlijkheden afgeschaft. De bedehuizen worden gesloten of omgevormd. In 1797 worden de Sint-Michielskerk aangeslagen en volgens sommige bronnen ingericht als paardenstal. Ook de Sint-Katharinakapel wordt door de republikeinen aangeslagen en verkocht.
In 1798 legt de eerste Kuurnse burgemeester, Pierre Ignace Carpentier, de eed af.

Tijdens de Boerenkrijg, die in Kuurne uitbreekt 28 oktober 1798 komt het tot een confrontatie tussen Franse soldaten en opstandige Kuurnse 'Brigands'. De opstand wordt vrij snel onderdrukt door het Franse leger.

19de eeuw

Als gevolg van het Concordaat van Napoleon (1801) wordt het nieuwe bisdom Gent opgericht, waarin Kuurne ressorteert onder het decanaat Kortrijk. In 1803 worden de Sint-Michielskerk en de Sint-Katharinakapel terug opengesteld voor de eredienst. In dat jaar worden ook de grenzen voor het succursale van de parochie Sint-Katharina vastgelegd. Op 9 februari 1870 verschijnt het koninklijk besluit waarin de grenzen van de zelfstandige parochie Sint-Katharina definitief worden vastgelegd. Na een kleine eeuw streven halen de inwoners van 'Sente' hun slag thuis. Doch bestuurlijke onafhankelijk zal hen niet worden toegekend. Adolf Debien wordt de eerste pastoor.

In 1834 het bisdom Brugge opnieuw ingericht waarbinnen de parochie Kuurne valt.
Door het groeiende bevolkingsaantal wordt de Sint-Michielskerk te klein en in maart 1873 besluit de kerkfabriek om de kerk uit te breiden. Architect Arthur Croquison krijgt hiervoor de opdracht. In 1876 wordt gestart met de afbraak van de benedenkerk, maar de sloop veroorzaakt funderingsproblemen en wordt besloten om ook de andere delen van de kerk af te breken en een volledig nieuw bedehuis op te trekken. In 1877 overlijdt de architect en wordt de werf verder opgevolgd door zijn vader architect P.N. Croquison. In 1878 wordt de kerk plechtig ingewijd.

Ook de huidige Sint-Katharinakerk is van de hand van de Kortrijkse architect Croquison. In 1877 wordt de oude kapel afgebroken en wordt tot 1879 een noodkerk ingericht in een barak. In 1879 wordt de nieuwe neoromaanse kerk ingewijd.

Het economische leven blijft in de 19de eeuw beperkt tot de landbouw en de vlas- en linnenindustrie. De huisnijverheid neemt een steeds belangrijkere plaats in als bijkomende inkomstenbron. Vanaf 1810 wordt het vrij roten in de Leie door de Fransen toegelaten en wordt massaal kwaliteitsvlas uit heel Vlaanderen naar de Leiestreek gevoerd. Vanaf 1845 wordt ook Hollands en later ook steeds meer Frans vlas ingevoerd. De jaarlijkse hoeveelheid bewerkt vlas vertienvoudigd tussen 1836 en 1856. Na 1850 werpt de Leiestreek zich op als internationaal gereputeerd centrum van vlasvezelbereiding.

Toch kent de linnennijverheid omstreeks 1815-1830 een sterke achteruitgang ten gevolge van de afnemende afzetmarkten en goedkoper machinaal vervaardigd textiel uit Engeland. De kantnijverheid maakt als neventak van de vlasnijverheid haar opgang, maar wordt door overproductie eveneens slachtoffer van de crisis. De crisis wordt versterkt door de mislukte graan- en aardappeloogsten (1845-1848) en de tyfus- en cholera-epidemie en leidt tot een veralgemeend pauperisme.

Vanaf 1862 wordt de katoentoevoer voor de spinnenrijen fel bemoeilijkt door de Amerikaanse secessieoorlog en de vlasindustrie fleurt weer helemaal op. Massa's gezwingeld Leievlas worden naar Frankrijk en Engeland geëxporteerd, terwijl de eigen spinnenrijen goedkoop Russisch vlas importeren om concurrentieel te blijven.
Vanaf 1880 evolueert de vlasvezelbereiding naar een klein industrieel bedrijf en komen de aangedreven zwingelarijen op. Ook worden er verschillende zwingelkotmolens voor het vlas gebouwd. In 1871 wordt de thans verdwenen vlaszwingelmolen Quartier aan de Poekestraat, opgericht.

Op het einde van de eeuw beleeft de vlasindustrie in de Leiestreek een steeds grotere bloei. Kuurne ontwikkelt zich tot één van de belangrijkste vlasgemeenten in het Kortrijkse. De meeste boeren hebben langs de Leie niet alleen hun hekkens en droogweiden, maar richten er ook vlaszwingelfabrieken op. In de hoofdstraten worden tal van vlasschuren gebouwd die tot op heden mee het straatbeeld bepalen.

Kuurne kent naast de vlasindustrie ook een aanwezigheid van lokale kleinschalige industrieën zoals brouwerijen en stokerijen. In 1875 richt Edmond Delva een brouwerij met mouterij op in de Kortrijksestraat en in 1877 bouwt Henri Malfait een brouwerij aan de Brugsesteenweg. In 1887 sticht Joseph Andries zijn brouwerij aan het huidige Weggevoerdenplein. In 1841 richt A. Henri kalkovens op voor de bemesting van de velden.

De bevolkingstoename leidt tot de vestiging van enkele kloostergemeenschappen met een onderwijzende en verzorgende functie. In de huidige Gasthuisstraat sticht de Onze-Lieve-Vrouw Gasthuis van Poperinge een 'oudmannenhuis' en later een 'huishoudschool' en 'moederhuis'.

Reeds in 1827 zijn er privé-initiatieven voor onderwijs in Kuurne: een school in het dorpscentrum geleid door Marcelin Libeert en een tweede school in het gehucht Kathoek geleid door Frans Debal. Circa 1840 wordt een 'spellewerkschool' voor meisjes opgericht.

De bevolking van Kuurne telt in 1853 2500 inwoners, waarvan er 360 kinderen in de schoolleeftijd vallen. Het gemeentebestuur besluit hierop de eerste gemeenteschool op te richten. In 1859 wordt in het gehucht Kathoek de privé-school van Frans Debal aangenomen.
In 1869 beslist de gemeente tussen te komen in de kosten voor het oprichten van een school in het gehucht Sint-Katharina (huidig grondgebied Lendelede). Pastoor Debien koopt ten noorden van de huidige parochiekerk grond aan voor de bouw van een school en klooster. De pastoor vraagt aan de Zusters van Liefde van Heule om hier onderwijs te geven. Terwijl school en klooster worden opgetrokken, wordt les gegeven in de pastorie.

In 1872 sticht de congregatie van de Zusters van Liefde een tweede school met bijhorend klooster in de Kortrijksestraat. Als gevolg van de schoolstrijd (1878-1884) wordt in 1879 in het gehucht Kathoek door de voormalige gemeenteonderwijzer de vrije school Bouckaert opgericht. In 1881 wordt de gemeenteschool afgeschaft en heringericht in 1887.
In 1884 vraagt de gemeente ontslagen te worden van het behoud van haar gemeenteschool en worden de twee vrije scholen aangenomen.

In de tweede helft van de 19de eeuw wordt de economische ontsluiting van de gemeente gestimuleerd door nieuwe infrastructuurwerken zoals het uitbreiden en verbeteren van het wegennet. In 1840 wordt de Kattestraat verhard en in 1889-1890 de Sint-Katriensteenweg.
De spoorlijn Kortrijk-Ingelmunster wordt voltooid in 1847 en doorsnijdt hierbij het noorden van de gemeente. Met de aanleg van de buurtspoorlijn Kortrijk-Wakken in 1898 wordt gezorgd voor een betere verbinding met de buurgemeenten en de stad Kortrijk. Later wordt de lijn uitgebreid tot Aarsele.
De monding van de Heulebeek wordt uitgediept voor de aanleg van schepen.

Het kadastraal plan van 1853 toont geconcentreerde bebouwing in de dorpskern langs het Marktplein, de Weggevoerdenplaats, de Koningin Elisabethstraat en het begin van de Harelbeeksestraat, evenals ter hoogte van de gehuchten Kathoek en Sint-Katharina. Een vierde bewoningskern, "Heule watermolen" is thans gelegen op grondgebied Heule (deelgemeente van Kortrijk). Op het grondgebied van Kuurne staan er drie molens, waarvan slecht één behouden werd. Twee gebouwen worden aangegeven als "chateau". Voorts verspreide bebouwing voornamelijk bestaande uit hoeves.

De woonkern van het gehucht Kathoek heeft zich door de aanleg van de Brugsesteenweg verplaatst naar het kruispunt van Sint-Katriensteenweg/Kattestraat en Brugsesteenweg. Voorheen was de kern van het gehucht geconcentreerd aan de huidige Vijverhoek/Sint-Pietersstraat, de voormalige heerweg van Kortrijk naar Torhout. Naast de z.g. "Nieuwe Kathoek" wordt ook het gehucht 't Hoge steeds belangrijker. Aan de huidige Stokerijstraat wordt de stokerij van Pierre Leopold Carpentier opgericht, thans verbouwd tot feestzalen "Domein Maelstede".

In 1845 wordt kunstschilder Evariste Carpentier, als derde kind uit een landbouwersgezin, geboren. Hij studeert aan de academie van Kortrijk en Antwerpen. In 1880 gaat hij in Parijs wonen bij zijn vriend-schilder Jan Van Beers. Zijn schilderkunst evolueert van de romantiek naar het impressionisme. Na zijn huwelijk met Jeanne Smaelen woont hij in Ter Hulpen. Onder invloed van het Franse impressionisme en zijn vriend Emile Claus is E. Carpentier een van onze vroegste vertegenwoordigers van het luminisme. Werken van hem hangen in het gemeentehuis en de Sint-Michielskerk.

20ste eeuw

In de 20ste eeuw blijft de vlasnijverheid de belangrijkste inkomstenbron van de inwoners van Kuurne. Tal van vlasverwerkingsbedrijfjes vestigen zich in het centrum van de gemeente, voornamelijk aan de Kortrijkse- en Harelbeeksestraat.
Omstreeks 1900 is de omzet in de Leiestreek zo hoog dat massale hoeveelheden ruw vlas worden ingevoerd om de enorme export van gezwingeld vlas te kunnen volgen. Vanaf 1905 worden de Leie-gemeenten ten noorden van Kortrijk zoals Kuurne steeds belangrijker. Steeds meer arbeiders immigreren naar de z.g. vlasgemeenten nabij Kortrijk en stijgt het bevolkingsaantal in het arrondissement Kortrijk spectaculair. Dit uit zich in Kuurne door het steeds toenemende gebouwenbestand in het centrum van de gemeenten en in het gehucht Kathoek en de Sint-Katharinaparochie.

Andere industriële activiteiten in de gemeente zijn de cichoreidrogerij. Er zijn vijf cichorei-asten in de gemeente. Tussen 1909 en 1969 is de brouwerij Flandria gevestigd in de huidige Koning Leopold III-straat.
Vanaf 1910 wordt Kuurne voorzien van elektriciteit.

In 1902 wordt onder impuls van pastoor L. Proot in het gehucht Kathoek een nieuwe vrije school opgericht door de Zusters van Liefde van Heule. In 1907 wordt de school uitgebreid met een verdieping en wordt de school officieel erkend. In 1912 wordt de school uitgebreid met een klooster naar ontwerp van A. Dierick (directeur van het klooster van Heule) en onder leiding van aannemer Deblauwe. Het gebouw was gelegen op de hoek Brugsesteenweg-Sint-Michielsweg.

In 1907 wordt voor de Sint-Katharinakerk een orgel van Pieter Anneessens, gebouwd in 1864, uit de kerk Houdeng-Goegnies, aangekocht. Het is het oudste Anneessensorgel in West-Vlaanderen.

Betere wegen moeten bijdragen tot de verdere ontsluiting van de gemeente. Zo wordt rond 1900 de Brugsesteenweg verbreed. Onder invloed van de pastoor van Sint-Katharina wordt in 1928 een loskade ingericht aan het station. Dit betekent een grote stimulans voor de vlasnijverheid. Dit goederenstation kent al vlug een grote bloei en blijft behouden tot halverwege de jaren 1950.

Op 1 augustus 1914 wordt op de kerktoren de noodklok geluid en wordt een mobilisatiebesluit afgekondigd. Vanaf september 1914 heeft een kleine Duitse eenheid zich ingekwartierd in Kuurne en het bestuur in handen genomen. Ortskommandant Likovski neemt zijn intrek in het kasteeltje van Coucke (Luitenant-Generaal Gérardstraat nummer 12) en zijn soldaten nemen de meisjesschool in de Kortrijksestraat in beslag. Ter hoogte van het huidige industrieterrein wordt een klein vliegveld aangelegd. Tijdens de oorlog valt de vlasbedrijvigheid volledig stil.
In 1918 worden klooster en school van het gehucht Kathoek door de Duitsers ingericht als lazaret. Tijdens de aftocht van het Duitse leger worden tal van gebouwen vernield.

Door het grote aantal leerlingen in de school van de Zusters van Heule in Sint-Katharinaparochie besluit pastoor Vanden Bulcke een jongensschool op te richten. In 1916 wordt de 'knechtenschool' opgericht en aangenomen door de gemeente Kuurne. Tussen 1916 en 1919 wordt les gegeven in de pastorie. In 1919 trekt men voor deze jongensschool een nieuw gebouw met verdieping op. Hiervoor worden bouwmaterialen, achtergelaten door de Duitsers, gebruikt. De materialen zijn echter van bedroevende kwaliteit en in 1927 start men met de afbraak en heropbouw. In 1926 worden onder toezicht van de nieuwe pastoor van Sint-Katharina twee huisjes aan de ingang van de jongensschool gesloopt. In de plaats komen twee woningen, respectievelijk voor het schoolhoofd en de koster (thans verdwenen). In 1939 wordt een vierde klas bijgebouwd.

Tussen 1918 en 1930 wordt de vlasbedrijvigheid volledig gemechaniseerd en neemt hierdoor een enorme uitbreiding, ook territoriaal. Vanaf 1930 verdringt het kunstmatig roten stilaan het Leieroten, waardoor het monopolie van de Leistreek verdwijnt. Opvallend is dat veruit de belangrijkste vlasbedrijvigheid heerst in de gemeenten op de linker Leieoever. Wevelgem, Kuurne en Gullegem waren de belangrijkste.
In de jaren 1920 is tot 80 % van de actieve bevolking werkzaam in het vlas.

Na de Eerste Wereldoorlog wordt de huisvestingsmaatschappij "Eigen Gift, Eigen Hulp" opgericht. Die onder meer huizenrijen laat bouwen in de Bavikhoofse- (1924), Hulstsestraat (1925), Veldmaarschalk Montgomerystraat en de Kasteelstraat.

In 1936 wordt een tweede gemeentelijke jongensschool opgericht langs de Prins Boudewijnstraat (nu Koning Boudewijnstraat).

Bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog bereiken de eerste Duitse troepen Kuurne. Op 24 mei 1940 slagen de eerste Duitse gelederen van de infanterieregimenten Erdmannsdorff en Bohnstadt om vanuit Harelbeke de Leie over te steken. Kuurne heeft zwaar te lijden onder de z.g. Leieslag. De Sint-Michielskerk wordt tijdens de beschietingen zwaar beschadigd en alle glasramen in de zijbeuken van de kerk worden vernietigd.
Het klooster en school in het gehucht Katte worden aanvankelijk ingericht als opvangcentrum voor vluchtelingen en later als verbindings- en observatiepost van het Belgische leger. Na de Leieslag worden de lokalen ingenomen door het Duitse leger en wordt het klooster weer bewoond door de zusters.

Op het einde van de oorlog telt men 99 vlasinrichtingen die gedeeltelijk of volledig beschadigd zijn. 221 woonhuizen zijn vernield of onbewoonbaar, 67 nijverheidsgebouwen zijn vernield of buiten gebruik gesteld. Voorts lopen nog 227 woningen en 33 nijverheidsgebouwen mindere schade op. Het wegennet is volledig verwoest.

Na de wapenstilstand herstelt de gemeente zich geleidelijk.
Op het eind van de jaren 1950 telt Kuurne 151 rootputten met een rootcapaciteit van 6495 m3, verdeeld over 20 kunstmatige vlasroterijen. Door de concurrentie van de synthetisch vezels verliest de vlasindustrie in de jaren 1960 geleidelijk aan belang.
In 1960 zijner nog steeds een twintigtal vlasroterijen actief. Daarnaast zijn er ook andere industrietakken bijgekomen om de kwijnende vlasindustrie compenseren.

Door de grote bevolkingsaangroei op de wijken Kathoek en 't Hoge, wordt in 1946 beslist om een nieuwe parochie op te richten, de Sint-Pietersparochie. Na twee voorlopige bidplaatsen, eerst in een vlasschuur op 't Hoge en later in de lokalen van de gemeentelijke jongensschool, wordt in 1971 de nieuwe Sint-Pieterskerk in dienst genomen. De Sint-Pieterskerk is ontworpen door drie Kuurnse architecten Piet Devos, Marcel Holvoet en Jaak Vandenweghe. Het gebouw is opgevat als een tent in twee delen, in de vorm van de vissersboot van de patroonheilige Petrus.

In 1957 wordt in de Sint-Pietersparochie een lagere jongensschool opgericht en wordt de school van de zusters een meisjesschool. In 1965 worden de nieuwe gebouwen van het klooster en de meisjesschool aan de Sint-Michielsweg in gebruik genomen. De oude kloostergebouwen worden in 1973 gesloopt.

Op het eind van de jaren 1950 worden de gronden horend bij het kasteel Nieuwenhuyse verkaveld en ontstaat de z.g. "Kasteelhoek" of "wijk Nieuwenhuyse".
In de jaren 1960 komt er een stroomversnelling in de stedenbouwkundige ontwikkeling en uitbreiding van het grondgebied In 1961 wordt in het zuidwesten van de gemeente de industriezone aangelegd die de economische bedrijvigheid moet stimuleren en waar zich verschillende textielfabrieken vestigen.
De hippodroom van Kuurne, gelegen tussen de Kattestraat en de Koning Boudewijnstraat, opent haar deuren in 1962, nadat de nabijgelegen renbaan van Harelbeke sluit. De bouw van het shoppingscentrum aan de Ringlaan dateert van de 1972.
In de jaren 1970 wordt het woonareaal voornamelijk in het centrum van de gemeente, ter hoogte van de Sint-Pietersparochie verder uitgebreid. In 1976 wordt een nieuwe verkaveling de Molenwijk ingezegend en in 1977 de Sterrewijk.
In juli 1978 wordt gestart met de afbraak van de oude 'Kuurnebrug' die de verbinding verzorgt tussen Kuurne en Harelbeke. In 1980-1981 wordt de nieuwe brug geopend voor het verkeer. In 1978-1982 wordt de sociale woonwijk z.g. "Schardauw en Spijker", een project van geconcentreerde hoogbouw, gebouwd.
Ten gevolge van het toenemende verkeer wordt tussen 1982 en 1984 de ring rond Kortrijk, die ook voor een verdere ontsluiting van Kuurne zorgt, aangelegd.
Aansluitend bij de in 1955 aangelegde hoevewijk wordt in 1989 de sociale woongroepering "Ter Groenen Boomgaard" opgericht naar ontwerp van architecten L. Hagen en P. Huyghebaert.

De druk op de open ruimte is zeer groot. Kuurne is de tweede dichtstbevolkte gemeente van West-Vlaanderen. Zowel de woningbouw als de industrie nemen heel wat plaats in. De weinige landbouwgronden (vooral in het noorden van Kuurne en op Sint-Katharina) staan dan ook onder zware druk. Vanuit Kortrijk en Harelbeke wordt er voortdurend aan de randen van het restje groen geknabbeld. Op die manier wordt Kuurne geleidelijk opgenomen in de sterk verstedelijkte en geïndustrialiseerde as Menen-Kortrijk-Waregem. Nu heeft Kuurne voornamelijk een woonfunctie met uitgebreide sociale huisvesting.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

De huidige vrij uitgebreide dorpskern bevindt zich in het zuidoosten van de gemeente, op de linkeroever van de Leie en is gesitueerd rond het Marktplein met parochiekerk, de Kortrijksestraat, Harelbeeksestraat, Weggevoerdenplein, Leiestraat, Kerkstraat, Twaalfde Liniestraat, Koning Albertstraat, Koning Leopold III-straat. Verspreid over het grondgebied situeren zich twee historisch gegroeide parochies en enkele gehuchten en wijken.
Het grondgebied van de gemeente is vrij dicht bebouwd door lintbebouwing, recente woningen gelegen binnen verkavelingen en verschillende sociale woonwijken. Enkel het noordelijke deel van de gemeente behield haar landelijke karakter. In het zuidwesten van de gemeente bevindt zich een vrij uitgestrekte industriezone.

In Kuurne bleven slechts enkele voorbeelden bewaard van 18de-eeuwse bebouwing. De pastorie gelegen in de Kortrijksestraat is een typische éénlaagse dorpswoning gebouwd in 1757, maar werd doorheen de jaren verbouwd. De Stokerijmolen een houten staakmolen is gelegen langs de Brugsesteenweg en werd opgericht in 1796. In het landelijke gebied in het noorden van de gemeente, Haantjesstraat nummer 57, vinden we nog een fraai voorbeeld van een vroeg 18de-eeuwse landarbeiderswoning.

De basisbebouwing in de dorpskern bestaat voornamelijk uit heterogene bebouwing uit de het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw. Tal van woningen kregen in de laatste decennia een nieuw parement of werden vervangen door nieuwbouw.
Op het einde van de 19de eeuw worden de centrumstraten zoals de Kerstraat, Marktplein, Koningin Elisabethstraat en het begin van de Kortrijkse- en Harelbeeksestraat bebouwd. Tal van deze woningen worden opgetrokken door vlasverwerkers en hadden dikwijls in de tuin een kleine zwingelarij, die veelal verdwenen of ontmanteldis. Deze woningen zijn vaak enkelhuizen met eenvoudige bakstenen lijstgevel verfraaid door het gebruik van sierbaksteen en/of friezen en worden vaak getypeerd door poorten en laadluiken. Tal van deze woningen hebben ook een schuur met typerend heiligennisje boven de poort. Sommigen bevinden zich naast de woning andere liggen dieper in. Typische vlasarbeiderswoningen vindt men onder meer in de Boomgaardstraat, Brugsesteenweg, Harelbeeksestraat, Kouterstraat, Leiestraat en Steenovenstraat.
In het begin van de 20ste eeuw zet deze bouwtrant zich verder door en ontwikkelt het dorpscentrum zich tot een vrij grote aaneengesloten woon- en nijverheidszone. Tal van vlasverwerkers en -fabrikanten richten woningen op langs de belangrijkste uitvalswegen zijnde de Harelbeekse- en Kortrijksestraat en de Kerkstraat. In het tweede kwart van de 20ste eeuw worden ook de Hulstse- Bavikhoofsestraat bebouwd.
In Kuurne bleven verscheidene interessante burgerwoningen, opgetrokken door notabelen of industriëlen en meestal ingeplant aan de hoofdstraten, bewaard. Een fraai voorbeeld is het "Kasteel Coucke" gelegen aan de Harelbeeksestraat en met vermoedelijke oudere 18de-eeuws kern, maar thans met laat 19de-eeuws uitzicht. De woningen gelegen in de Luitenant-Generaal Gérardstraat nummer 12 en Harelbeeksestraat nummer 92 werden eveneens opgetrokken door de familie Coucke.

Tijdens het interbellum wordt de dorpskern verder bebouwd evenals het gehucht Kathoek en de Sint-Katharinaparochie. Door de economische bloei heerst een grote bouwactiviteit en tal van woningen worden gebouwd of verbouwd. De bouwtrant sluit dikwijls aan bij de vooroorlogse traditionele baksteenarchitectuur en de historiserende stijlen. Slechts enkele voorbeelden zijn beïnvloedt door de art-deco of het modernisme.

Tijdens het interbellum worden de kunstmatige roterijen in het landschap geïntroduceerd. Aan de Bondgenotenlaan situeert zich de beschermde roterij van het vlasbedrijf Sabbe. Dit voormalig vlasverwerkingsbedrijf is een representatief voorbeeld van een vlassite gelegen in het centrum van Kuurne met zwingelarij en schuren gelegen aan de Generaal Eisenhowerstraat en beschermde roterij aan de Bondgenotenlaan. Het woonhuis bevindt zich in de Kortrijksestraat. Een tweede belangrijke beschermde vlassite situeert zich aan de Leieboorden, aan de huidige Luitenant-Generaal Gérardstraat.
Andere voorbeelden van voormalige vlasbedrijven met zwingelarij en eventuele roterij vinden we in onder meer in de Kortrijkse- en Harelbeeksestraat, Hoevedreef en de Sint-Katriensteenweg.

Het agrarisch gebied situeert zich ten noordwesten van het dorpscentrum en bestaat uit voormalige (land)arbeiderswoningen en verspreide hoevebouw met voornamelijk laat 19de-eeuwse of vroeg 20ste-eeuwse bestanddelen. De meeste hoeves worden reeds afgebeeld op historische kaarten en sluiten typologisch aan bij het type met losstaande bestanddelen. De gebouwen hebben veelal een ongeschilderd parement. De woonhuizen bestaan meestal uit een bouwlaag zonder opkamer. Voorbeelden vindt men in de Boomgaardstraat, "Hoeve Vandewalle", Koning Boudewijnstraat nummer 81, Pieter Verhaeghestraat nummers 38 en 51, Pieter Vinckestraat nummers 47 en 90. De bestaande hoevegebouwen zijn meestal uitgebreid met recente stallen en loodsen in functie van de huidige uitbating. Hoeves die niet meer worden uitgebaat, werden aangepast aan hun bestemming als louter woning.

  • Rijksarchief Kortrijk, Gemeentearchief Kuurne, nr. 24: landboek, 1664 (afschrift van 1752).
  • 1914: Bange dagen…, in Info Kuurne, informatieblad van de kuurnse leefgemeenschap, 1983, nr. 4, p. 5-25.
  • De 'Kuurnebrug' wordt weldra heropend, in Info Kuurne, informatieblad van de kuurnse leefgemeenschap, 1981, nr. 3, p. 6-7.
  • De stokerijmolen te Kuurne en de vlaszwingelmolen Quartier te Kuurne, in Curiosa, jg. 34, 1996, nr. 335, pp. 29-32.
  • DESPRIET P., De Sint-Michielskerk in Kuurne. Geschiedenis, opgravingen, kunstbezit. Archeologische en historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen, Kortrijk, 1986, p. 6-88.
  • DESPRIET P., De Zuidwestvlaamse parochiekerken. Deel 2, Kortrijk, 1983, p. 212-222.
  • Een dorp in de west: Kuurne, een vlassersgemeente met een rijk agrarisch verleden, in Curiosa, jg. 33, 1995, nr. 326, p. 12-18.
  • DEWILDE B., 20 eeuwen vlas in vlaanderen, Tielt, 1984.
  • DUVOSQUEL J.M. (o.l.v.), Albums de Croÿ. Valleien van Samber en Leie, Brussel, 1989, p. 57-71.
  • METSENS J., Geschiedenis en evolutie van de gemeente Kuurne met commentaar over de Leieslag- mei 1940, Brugge, 1959, p. 8-160
  • MESSELY P., Het onderwijs te St.-Katharina, s.l., 1999, p. 14-51.
  • SUYKERS K., De geschiedenis van St.-Kathterina. Parochie op de gemeenten Heule, Kuurne en Lendelede, Kortrijk, 1970, p. 10-157.
  • VAN HOUDENHOVE F. en VAN WEZEMAEL L., De geschiedenis van de Kuurnse Sint-Pietersparochie, Kuurne, 1996, p. 9-157.

Bron: DE GUNSCH A. met medewerking van MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kuurne, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL37, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: De Gunsch, Ann
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kuurne [online], https://id.erfgoed.net/themas/14732 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.