Het Zuidkwartier is een modern begrip. Het aldus genoemde kwartier ontstond pas in 1874 en volgende jaren, naar aanleiding van de aanleg van de terreinen van de gesloopte oude stadswallen en het Zuidkasteel.
Het Zuidkwartier strekt zich uit van Schelde- en Kronenburgstraat in het noorden tot Hoboken- en Kielsevest in het zuiden en van de Schelde in het westen tot aan het Kasteelplein-, Paleis- en Balansstraat in het oosten.
Tot 1874 was het Zuid voornamelijk ingenomen door een omvangrijke citadel met bijhorende uitgestrekte esplanade, het zogenaamde kasteelplein. Deze citadel daterend van 1567 was gebouwd als dwangburcht op last van de hertog van Alva en mettertijd door voorwerken, bastions en schansen vergroot. Toen in de jaren circa 1850 de stad een economische heropleving en daarmee samenhangende bevolkingsaangroei kende, rees de wens om de oude stadsvesten te slechten en de stad te vergroten, wat echter aanleiding gaf tot een conflict tussen gemeentebestuur en krijgsoverheid, die een militaire servituut van 585 m. rond de oude vesten had gelegd.
Op 8 september 1859 werd de wet uitgevaardigd tot het aanleggen van de nieuwe kringvesting naar ontwerp van H.A. Brialmont en in 1864 trad de stad in het bezit van de oude vesten, een oppervlakte van 154 ha. De wallen werden afgebroken en verschillende plannen voor het aanleggen van de vrijgekomen terreinen werden besproken. Een verkavelingsplan van stadsingenieur Th. Van Bever en de heer Preudhomme werd door de stad aanvaard op 19 december 1864: 34 ha zouden dienen voor haveninstellingen, 55 ha voor straten en openbare pleinen.
In 1865 werden de rechten op Zuidergronden overgedragen aan de zogenaamd "Société Immobilière de Belgique". De sloping van het kasteel werd toegestaan in 1868. De vrijgekomen gronden bedroegen samen met die van het arsenaal 108 ha. De aanleg van de nieuwe wijk die een havengebied van 49 ha moest bevatten werd eveneens toevertrouwd aan de Société Immobilière die in samenwerking met het stadsbestuur de vennootschap "Société Anonyme du Sud d'Anvers" stichtte.
Het uiteindelijk "Plan d'appropriation de la Citadelle dus Sud" door Th. Van Bever werd goedgekeurd bij K.B. van 18 september 1875. Het Zuid heeft een typische geometrische aanleg die duidelijk gekopieerd is op de toenmalig in Frankrijk gebruikelijke projecten; belangrijk zijn de perspectieven op grote gebouwen - Museum, Hippodroom, Zuidstation - of standbeelden, zie de stervormige aanleg van de straten rondom het Marnixstandbeeld.
In 1876 werd begonnen met aanleg van vierenzestig straten. Twee hoofdwegen doorsnijden het gebied: de Amerikalei en de weg gevormd door Volkstraat, Leopold De Waelplaats, Leopold De Waelstraat en Emiel Banningstraat, beide samenlopend voor het thans verdwenen Zuidstation en laatstgenoemde via de Nationalestraat (zie sanerings- en verbredingsplan van deze straat in de jaren 1877 en volgende) verbonden met de Groenplaats.
Eveneens deel uitmakend van het totale plan van aanleg zijn de waterbouwkundige werken namelijk het bouwen van de nieuwe kademuren (1877-80) aansluitend bij het hele project van rechttrekking en verbetering van de Scheldeoevers) en het graven van de Zuiderdokken (1882 en volgende; gedempt in 1969) alsmede het doortrekken van de spoorlijn Mechelen-Antwerpen Zuid wat leidde tot de bouw van het Zuidstation (gesloopt in 1965).
De straatnamen, herinnerend aan de bevrijding van het Spaanse juk en de aflossing van de Scheldetol, kaderen volledig in het opzet.
Bebouwing op het Zuid
Wat de evolutie van de bebouwing betreft, moet men de oudste huizen situeren in de straten rondom de Marnixplaats (het dichtst aansluitend bij de oude stad), de driehoek begrensd door Kasteelpleinstraat, Amerikalei en de Verbondstraat en aan de Vlaamse Kaai (zie kadasterplan van Aloïs Scheepers van 1886).
De overige huizen werden voor het overgrote deel gebouwd tussen 1890 en 1915; weinig nieuwe bouw zie straatbeschrijvingen. Slechts 14,4 % van alle panden (cijfers 1979) is sinds 1945 betrokken geweest bij nieuwbouwwerken of ingrijpende verbouwingen. De enige plaats waar op een aanzienlijke schaal aan nieuwe bouw werd gedaan is de strook langs de leien.
De woonfunctie overweegt; in de bouwwijze onderscheidt men twee types van burgerhuizen. Enerzijds enkelhuizen van drie traveeën en drie bouwlagen onder zadel- of mansardedak met bepleisterde en beschilderde lijstgevel; te dateren 1880-1900; versiering met schijnvoegen of -bossage op de begane grond, lijstwerk, kordons, panelen, spiegels en stucwerk op de verdiepingen, horizontale geleding door doorgetrokken lekdrempels en bekroning (architraaf, fries en kroonlijst), verticale door pilasters; reliëfwerking door erkers of balkons (met balustrade op gietijzeren leuning); rechthoekige muuropeningen in geriemde omlijsting al dan niet met versierde sleutel.
Anderzijds enkelhuizen met lijstgevel en zelfde ordonnantie, doch vlakker, kleurig bakstenen parement versierd met speklagen, ornamenten van natuursteen, mozaïeken te dateren na 1900; ritmering en reliëfwerking ut supra; naast rechthoekige ook veel segmentbogige, doorgaans vlak omlijste muuropeningen.
Qua bouwopvatting leunen de meeste huizen aan bij het neoclassicisme, al dan niet met neogotische, neo-Vlaamse renaissance- of art-nouveau-inspiratie. De fraaist uitgewerkte exemplaren treft men aan langs Amerikalei, De Vrièrestraat, de straten rondom Lambermontplaats en Museum- en de Tolstraat. De winkels zijn vooral geconcentreerd op de hoeken van de straten, in de Geuzenstraat, op de Marnixplaats, in de Kasteelplein-, Schelde-, Verschansing- en Volksstraat; de winkels met centrumfunctie bleven doorgaans actief (zie gemoderniseerde puien); de winkels met buurtfunctie staan veelal leeg of werden omgevormd tot woonpand (zie bewaarde puien).
Pakhuizen vindt men in de omgeving van de gedempte Zuiderdokken, thans dikwijls zonder of met gewijzigde bestemming (woonblok, garage, atelier).
Religieuze centra daterend uit de periode van aanleg zijn de Joodse synagoge aan de Bouwmeestersstraat en de Sint-Petrus en de Sint-Michielskerk aan de Amerikalei.
Culturele centra zijn het Museum voor Schone Kunsten aan de Leopold De Waelplaats, het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken aan de Schildersstraat en het voormalige Liberale Volkshuis aan de Volkstraat.
Verschillende scholen werden gebouwd, onder meer in de Amerikalei, Bouwmeestersstraat, Verschansingstraat, later in de Kasteelpleinstraat.
Typering van de wijk (tekst de dato 1979)
Uit voorgaande blijkt dat het Zuid als een volledig autonome wijk werd geconcipieerd.
Het wegvallen van de economische functie - demping van de Zuiderdokken, vervolgens het verdwijnen van de groothandelsmarkt en de verplaatsing van het Zuidstation - ligt aan de basis van het snelle verval van het Zuid sedert circa 1960. De werkgelegenheid is gering met uitzondering van enkele vervoersbedrijven, brouwerijen en een confectiebedrijf en een concentratie van advocaten en gerechtsdeurwaarders nabij het gerechtshof (onpare zijde van de Britselei). De veroudering van de bevolking en de inwijking van vreemdelingen nemen snel toe. Bij de woningtelling van 1970 werd vastgesteld dat circa 9,5 % van de woningen onbewoond is, circa 14 % bewoond door de eigenaar en circa 0,5 % fungeert als dienstwoning. De rest zijn huurhuizen met - globaal genomen - vrij lage huurprijzen alhoewel er een aanzienlijke diversiteit bestaat: het oostgedeelte met uitgesproken woonfunctie bevat kwalitatief de beste en duurste woningen; het westelijk gedeelte heeft door de aanwezigheid van de vroegere Zuiderdokken een meer gemengd karakter gekregen met zowel woon- als bedrijfspanden (opslagplaatsen, natiebedrijven en vervoerfirma's) die relatief grote oppervlaktes in beslag nemen en huurprijzen drukken.
De belangrijkste verkeersaders die het Zuid doorsnijden zijn: Graaf Van Hoornstraat, Leopold De Waelplaats, Volkstraat, Kasteelpleinstraat, Scheldekaaien en Jan Van Gentstraat, met in hoofdzaak doorgaand verkeer naar de binnenstad; de overige straten zijn relatief rustig doch zijn omgevormd tot parkeerplaatsen. Dit alles werkt vrij depreciërend op de buurt.
De verloedering van het Zuid gaat echter hand in hand met een aantal renovatie-tendensen uitgaande van privé-initiatief, buurtwerking en overheidsplanning. Het privé-initiatief komt tot uiting in restauratie en onderhoudswerken van woningen, de buurtwerking legt het accent op de leefbaarheid van de wijk voor alle bewoners, de overheid stelde in oktober 1977 een structuurschets op met bestemmingsvoorschriften en een verkeersplan.
Bij de beschrijving van het Zuid werd enigszins anders te werk gegaan dan in de andere wijken; we stipten reeds aan dat er en grote homogeniteit van bebouwing is. Enerzijds zou een vluchtige beschrijving per gevelwand de kwaliteit van de verschillende huizen onvoldoende aan het licht brengen, anderzijds zou het beschrijven van alle waardevolle huizen volgens de criteria toegepast in de binnenstad én tot een al te uitgebreid boek leiden én tot een eindeloze herhaling van dezelfde gegevens. Daarom werden uitgebreide straatnota's geschreven waar eerst ligging en straatnaam verklaard worden; vervolgens een algemene typering van het straatbeeld uitgaande van de belangrijkste karakteristieken van die straat, bijvoorbeeld een beeldbepalend monument, een opvallende bebouwing, een typische functie: de huizen van een zelfde type werden per groep beschreven gevolgd door de aanduiding van die huizen die omwille van vermelde eigenschappen afwijken of speciaal opvallen. Alleen de allerbelangrijkste gebouwen die niet onder een algemene noemer konden worden gebracht kregen een afzonderlijk item.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent. Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)