Geografisch thema

Oostende

ID
14514
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14514

Beschrijving

HISTORISCHE INLEIDING

Grote badplaats van 31.389 inwoners (2000) en 1.248 hectare. Gelegen aan de Middenkust in zand- (duinen) en kleigronden (polders). Ten noorden grotendeels genivelleerde en overbouwde duinengordel; resterende zeeduinen aan oostzijde van de havengeul en in de grensstreek met Bredene.
Belangrijk verkeerskruispunt gelegen aan de Noordzee, met grote verkeersaders kanaal Oostende-Brugge-Gent met het sluizencomplex van Plassendale en de zeevaartlijn Oostende-Ramsgate; aan de spoorlijn Oostende-Brussel-Luik en de autoweg A 10 Brussel-Oostende; te Raversijde zogenaamd "Internationale luchthaven van Oostende".

Hoofdplaats van het gelijknamige administratief arrondissement en gerechtelijk kanton. Kuststad met internationaal karakter. Stedelijk administratief en verzorgend centrum voor omliggende gemeenten: winkelcentra, inkoopstad, gerechtsgebouw, onderwijs, gezondheidszorg, musea en ontspanning. Accent op de uitbouw van de toeristische sector, voornamelijk horeca. Nijverheidscentrum: voornamelijk havengebonden industrie, onder meer transportbedrijven, scheikundige nijverheid, visserijgebonden bedrijfjes; tevens basis van de zeemacht. Nabijgelegen industriecentra van Stene en Zandvoorde.

Algemene voorgeschiedenis

Het ontstaan van de kustvlakte en de Noordzeepolders is het resultaat van een continue opvulling gedirigeerd door periodieke stijgingen van het zeeniveau. De oorzaak hiervan is een algemene opwarming van het klimaat na de ijstijden die het afsmelten van de poolkap en het gletsjerijs tot gevolg heeft. Gedurende de overstromingsfasen wordt het ganse kustgebied met een vruchtbare laag zeealluvium (voornamelijk slib, klei en veenlagen) bedekt. Nagenoeg de hele kustvlakte wordt omgevormd tot kustveenmoeras en strekt zich verder zeewaarts uit dan nu. Standwal en duinen worden gevormd en op enkele plaatsen zijn geulen waardoor rivieren naar zee stromen.

Omstreeks de 1ste tot de 3de eeuw is de kuststreek, gelegen tussen een ouden duinengordel en de zandstreek, een vertakt waddengebied. Enkele vroege vissersnederzettingen aan de kust. Eerste bewoningssporen uit circa 4de eeuw (begraafplaatsen).

Tussen circa 4de en 7de/8ste eeuw vinden de belangrijkste overstromingen plaats tot aan de grens met de zandstreek; de oude duinengordel wordt doorbroken en in de hele kustvlakte worden brede kreken uitgeschuurd. Opslibbing van de strandvlakte en ontstaan van kenmerkend slikken- en schorrenlandschap. De afzetting van kleilagen op een kuststrook van 12 à 14 kilometer hebben de huidige vruchtbaarheid van de polders tot gevolg. De kuststreek is nagenoeg onbewoonbaar omwille van verzilting en constante dreiging van overstromingen.

Vanaf de 8ste eeuw trekt de zee zich geleidelijk terug. Dit zorgt ervoor dat kreken verlanden, dat een nieuwe duinengordel het kustland afsluit van de zee en een uitgestrekte schorrenvlakte droog komt te liggen waarin bewoning opnieuw mogelijk is.

11de-13de eeuw: Ontstaan van Oostende

Circa 1000-1040 vorming van een tweede (jongere) uitgestrekte duinengordel, zogenaamd kusteiland "Testerep(h)" (Ter Streep). Deze landtong wordt van het vasteland gescheiden door een brede kreek. Eind 11de eeuw ontstaat Oostende aan het oostelijke uiteinde ervan; op het westelijke uiteinde ligt Westende met daartussen van west naar oost Middelkerke, Raversijde en Mariakerke. Oorspronkelijk als gehucht bij Mariakerke. Naam afgeleid van Germaanse woorden "austa" (oost) en "andja" (einde); zie abdijoorkonden uit de 11de eeuw vaak benaming "Oostende-ter-Streep".

1072: stichtingsakte van de eerste kerk, de Sint-Pieterskerk, door Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen. 1115: eerste vermelding van de parochie Onze-Lieve-Vrouw-ter Streep "in orientali fine in Testrep", wat letterlijk betekent "op het Oost(elijk)e(i)nde van Testrep".

Tussen 1125-1150: definitieve inpoldering en ontginning van de kustvlakte onder impuls van de abdijen, met name Sint-Pietersabdij van respectievelijk Gent en Oudenburg, Sint-Baafsabdij en het Sint-Donaaskapittel van Brugge. In de loop van de 12de en de 13de eeuw geleidelijke ontwikkeling van visvangst en -verwerking.

1267-1270: Oostende krijgt stadsrechten van Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen; het gebied wordt ontheven van de directe afhankelijkheid van het Brugse Vrije. Bij akte afbakening van stadsgebied en vastlegging van juridisch statuut, met name eigen juridische bevoegdheid onder meer schepenbank. Toestemming voor bouwen van vishal en houden van een vrije markt.

1284-1285: verdiepen en bevaarbaar maken van de waterloop "Hoofdwatergang van 's Heer Woutermansambacht", toen zogenaamd "Oostendse Watergang" die aansluit bij de "Ieperleed". Vanaf dan staat de stad Oostende in verbinding met zee en binnenland.

14de eeuw : Periode van gestage ontwikkeling van het vissersdorp

1303: eerste vermelding van stadswapen en vervaardiging van nieuw schepenzegel voor Oostende. Sinds 1330 ressorteert de stad administratief onder het Brugse Vrije. Kerkelijk behorend tot de parochie Onze-Lieve-Vrouw-ter Streep en tot het bisdom Doornik; het patronaatschap van alle kerken op Testerep behoort toe aan de hertog van Cleven, heer van Wijnendael. De wateringen vallen onder 's Heer Woutermansambacht.

1334: na zware stormen wordt Testerep voor een groot deel overspoeld; landtong zodanig aangetast dat de middeleeuwse stad nagenoeg volledig wordt overstroomd, met name onder meer gronden rond de Sint-Pieterskerk. 1335: verzoek en toelating tot bouwen van nieuwe kerk iets meer zuidwaarts, leesbaar op stadsplattegrond van J. van Deventer (circa 1560).

In de tweede helft van de 14de eeuw wordt de Vlaamse kustlijn bij herhaling zwaar door stormvloeden gehavend (onder meer in 1356, 1357, 1362, 1367, 1370). Doorbreking van de dijken op verscheidene plaatsen waardoor de met moeite ontgonnen weide- en landbouwgronden van het hinterland onder water lopen. 1393: opnieuw zware overstroming in zogenaamd "St.-Vincentiusnacht"; de helft van de stad wordt verwoest. Geleidelijk aan vestigt de bevolking zich ten zuiden van een dijk die door het Brugse Vrije in 1390 is opgeworpen.

1395: toestemming voor uitbreiding van het grondgebied voor de heropbouw. Oostende verwerft nieuwe gronden ten zuiden van de oude stad door overdracht van het Brugse Vrije en het Sint-Donaaskapittel. Het gebied wordt in 1397 ompaald en begrensd door de oude stad (noord), de Zuiddijk (zuid), en (oost en west) de Keignaertsweg. Oostende bestaat vanaf dan uit de 'oude' en de 'nieuwe' stad, gescheiden door twee dijken waartussen de "Leed" vloeit, een restant van de oude kreek tussen Testerep en het vasteland.

15de eeuw : Ontwikkeling tot een bloeiende vissershaven

De vissershaven Oostende ontwikkelt zich verder door onder meer het "haringkaken" (innoverende bewaartechniek voor vis) waardoor uitbreiding van de vissersvloot. zie akte van 1401: begrenzing van nieuwe markt, zogenaamd "Zuudmarct" op ongeveer de plaats van het huidig Feest- en Cultuurpaleis op het Wapenplein; uittekenen van stratenplan van de zogenaamd "Nieuwe Stad" naar schaakbordschema. Optrekken van onder meer de stadsgevangenis en hospitaal, aanleg van het kerkhof (1405-1406) en bouw van een nieuw schepenhuis en hal (1411-1418) ten noorden van de nieuwe markt. 1438: bouw van een tweede Sint-Pieterskerk in gotische stijl in de nieuwe stad, iets meer westwaarts dan de huidige Sint-Petrus en -Pauluskerk. 1478: eerste steenlegging van de nog bestaande kerktoren; inwijding pas in 1531.

1445-1446: Filips de Goede vergunt de aanleg van de eerste Oostendse haven in het westelijk deel van de stad; de havengeul scheidt de oude en nieuwe stad, verbonden door een brug; aanleg van een vissersdok. Na opeenvolgende overstromingen van de oude stad wordt in 1477 deze kern definitief verlaten.

1489: verwoesting van de (nieuwe) stad door Engelsen in de oorlog tussen Frankrijk en Maximiliaan van Oostenrijk; onder meer beschadiging van het stadhuis en van de kerk. In 1490 wordt de stad voor de eerste maal versterkt door middel van een palissade. Heroprichten van het stadhuis (1496) en van de kerk (1498); herstellingswerken aan de haven en dijken.

In loop van de 15de eeuw reeds vestiging van een kloostergemeenschap in de stad, met name de Grauwzusters (later Zwartzusters) met gasthuis in de Kerkstraat. Zij staan in voor zieken- en armenzorg en hebben rechten op de stadswaag.

16de-17de eeuw : Omvorming tot vestingstad

Ondanks woelige tijden neemt de rijkdom en het belang van de stad toe. Oostende groeit uit tot één van de voornaamste havens van Vlaanderen. De parochie behoort op dat moment tot de dekenij Oudenburg.

1530-1560: herhaaldelijke stormvloeden vernielen onder meer dijken en haveninstallaties.

De Beeldenstorm (1566) gaat aan de stad voorbij. Na het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) wordt Oostende een belangrijk toevluchtsoord van de Geuzen, die in 1572-1573 de stad bezetten. Omvorming van Oostende tot vestingstad: constructie van gebastioneerde ringmuur met poorten, met name Oost- en Westpoort (1573) en Zuidpoort (1576).

Terwijl de rest van de Zuidelijke Nederlanden heroverd wordt door Farnese (val van Antwerpen, 1585), blijft Oostende, samen met Sluis, een bolwerk van de Verenigde Provincies. Bloeiende handel met Zeeland en Holland. 1584: de Geuzen slechten een strook duinen ten oosten van Oostende om kunstmatige inundatie mogelijk te maken en de toegankelijkheid van de stad te bemoeilijken. Door getijwerking vorming van kenmerkend krekengebied en oostelijke havengeul waarbij de Oostendse Watergang ten zuiden van de stad aansluit; laatstgenoemde vanaf dan zogenaamd "St.-Catharinakreek". Aan westzijde nog de oude havenvliet, zodat de stad er als een eiland bijligt. 1587: val van Sluis; Oostende blijft het enige geuzenbolwerk in de Zuidelijk Nederlanden. Aanleg van fortengordel rond Oostende door de Spaanse troepen.

Tijdens het Beleg van Oostende in 1601-1604 wordt de historische stadskern volledig verwoest. Na de val van de stad in 1604 periode van economische heropbloei onder de aartshertogen Albrecht en Isabella, ondanks blijvende onrust tot 1713. Vanaf 1606 stilaan wederopbouw van de stad. Heraanleg van het stratenplan naar schaakbordschema, met medewerking van van W. Cobergher. Noordwaartse verschuiving van het marktplein (huidige Wapenplein) en bouw van een nieuw stadhuis (1616-1629) aan de zuidkant ervan.

In het eerste kwart van de 17de eeuw uitbouw van de haven aan de nieuwe oostgeul, op westelijk en zuidelijk grondgebied van Bredene, telkens geannexeerd bij Oostende zie opeenvolgende uitbreidingen. De geleidelijke inpoldering van het overstromingsgebied leidt tot ontstaan van de zogenaamd "Historische Polders van Oostende", van 1605 tot het eerste kwart van de 19de eeuw gedeeltelijk en afwisselend gebruikt als spoelpolders van de haven. 1608: dempen van de oude westelijke havengeul; het resterend noordelijk stadsdeel en de oude binnenhaven worden geïncorporeerd in de zeedijk; nieuwe vestingen worden opgeworpen (1615). Inrichten van een nieuwe havenkom ten zuidoosten van de stad (latere Visserskreek) met rechtstreekse toegang vanuit de havengeul. 1613-1623: graven van kanaal Oostende-Brugge-Gent met zeesluis te Plassendale.

Opnieuw aanwezigheid van kloostergemeenschappen in de stad. In 1609 terugkeer van de Zwartzusters (gevlucht in 1576); nieuw klooster in het bouwblok tussen Kapelle-, Oost- en Kerkstraat. 1615-1618: vestiging van de Kapucijnen; bouw van kerk (1620) en klooster (1621) in laatgotische stijl.

1628-1632: ontmanteling van het zuidelijk Citadelbastion; inrichten van oud oefenterrein als zogenaamd "Nieuwe Markt", oorspronkelijk als Vismarkt, vanaf 1707 als Groentemarkt. 1640: droogleggen van Kadzandpolder waarna aanleg van Bonen- en Kadzandstraat. Uitbreiding van de Sint-Pieterskerk met vierkante westtoren.

In het tweede kwart van de 17de eeuw uitbouw van nieuw vestingpatroon met elf bastions; de citadel in zuidwesthoek van de stad verdwijnt. Door sluiting van de Schelde (1662) en het overgaan van Duinkerke in Franse handen wordt Oostende de enige belangrijke haven van de Zuidelijke Nederlanden. 1664-1666: uitdiepen en verbreden van kanaal Plassendale-Oostende. Bouw van Kaaipoort aan zuidelijk uiteinde van de huidige Kaaistraat en de Kleine Kaaistraat.

1676: vestiging van de Witte Nonnen of Religieuze Conceptionisten te Oostende; optrekken van klooster met kapel op de noordoostelijke hoek van de huidige Witte Nonnenstraat en Aartshertoginnestraat (1679-1681), op plaats van het huidige postgebouw.

18de eeuw : Uitbouw tot handelshaven en zuidelijke stadsuitbreiding

Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) is Oostende als doorvoerhaven van bijzonder strategisch belang. In 1706 getroffen door Engels bombardement tijdens tweede Beleg van Oostende (1701-1706); beschadiging van onder meer stadhuis, Sint-Pieterskerk, Kapucijnenkerk, klooster van de Witte Nonnen en van de Zwarte Zusters.

1708: bouw van eerste vismijn op voormalige Kadzandpolder. 1710-1711: optrekken van het nieuwe stadhuis aan het Wapenplein. 1712: uitbranden van Sint-Pieterskerk waardoor alleen vier muren en onderbouw (15de eeuw) van de toren overblijven; hersteld in 1717 (schip); in 1729 optrekken van de nog bestaande achthoekige bovenbouw van de toren (zie Sint-Petrus- en -Paulusplein).

Na de Vrede van Utrecht (1713) vernieuwd elan onder Oostenrijks bewind. Oostende ontsnapt aan Barrière-traktaat (1715) en blijft de enige vrije Noordzeehaven van de Zuidelijke Nederlanden.

In het tweede kwart van de 18de eeuw uitbouw tot handelshaven ten zuiden van de binnenstad, onder meer na oprichten van de zogenaamd "Oostendse Compagnie" of de "Generale Keizerlijke en Koninklijke Indische Compagnie gevestigd in de Oostenrijkse Nederlanden" in 1722. Deze heeft haar zetel te Antwerpen, maar alle veilingen gebeuren te Oostende dat vanaf dan wereldfaam krijgt als handelscentrum. Definitief intrekken van octrooi (1731) en afschaffing van de Compagnie leidt tot terugval van de handel; heel wat handelaars trekken weg uit de stad en de havenactiviteit valt nagenoeg stil.

1741-1745: belegering van Oostende tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog, zie enige toegangspoort van het Oostenrijks-Hongaars imperium te bereiken van op zee. 1744-1745: indijken van Sint-Catharinapolder ten zuidwesten van de stad: aanleg van nieuwe polderwegen onder meer Leffinge- en Stuiverstraat.

Na Vrede van Aken (1748) grote welvaartsperiode zie handelspolitiek van Maria-Theresia en Jozef II. Aanleg van invalswegen onder meer Torhoutsesteenweg (1751, 1765) en van nieuw sluizencomplex te Slijkens (1754-1758). Oprichting van hospitaal aan de Westraat, huidige Adolf Buylstraat.

In het laatste kwart van de 18de eeuw ontluikend toerisme en verdere uitbouw tot kosmopolitische haven. Aanleg van drie handelsdokken ten zuiden van de binnenstad in periode 1774-1783. In 1781 roept keizer Jozef II Oostende uit tot vrijhaven waarna modernisering van de haveninfrastructuur, opbloei van de visserij en ontwikkeling van een nieuwe nijverheid, met name oesterkweek. Bloei van socio-economisch leven en bevolkingsaangroei door onder meer vestiging van kooplieden in de stad. Oprichten van handelsbeurs verhoogt eveneens de handelsactiviteit. In dit kader tevens aanleg van de Torhoutsesteenweg.

1781-1782: slechten van de zuidelijke stadswallen en afbraak van Kaaipoort voor zuidelijke stadsuitbreiding naar plannen van T. De Grysperre en luitenant-kolonel De Brou. Ten noorden van de handelsdokken ontstaat een nieuwe residentiewijk; doortrekken van straten vanaf Jozef II-straat (voorheen zuidrand van de versterkte stad) tot Keizerskaai, thans Vindictivelaan. Ten zuiden ontwikkeling van woonwijk omringd door industrieën, het latere zogenaamd "Hazegras". Verder modernisering van de huizen in de binnenstad, zie veelal optrekken van huizen met een (derde) bouwlaag.
Eind 18de eeuw: voorlopig einde van de bloei van Oostende waardoor vele inwijkelingen wegtrekken weg uit de stad. 1794: nieuwe begraafplaats buiten de stad, op plaats van huidige Prinses Stefanie- en Prinses Clementinaplein. In 1795 afschaffing van vrijhavenstatuut. Tijdens de Franse bezetting opheffing van kloosters, verval van handelsactiviteiten en visserij en einde aan het prille toerisme.

19de eeuw : De stedenbouwkundige ontwikkeling van Oostende als koninklijke residentie

Eerste helft van de 19de eeuw: Oostende is nog steeds een vestingstad; de haven blijft gesloten voor handel o.v. zogenaamd Continentale Blokkade. Circa 1804: verdere stadsuitbreiding in zuidelijke richting, waarrond omwalling met vier bastions en een ravelijn. Nieuwe haveninfrastructuur (Franse sluis en spuikom). In opdracht van Napoleon bouw van zogenaamd "Fort Impérial" (nu Fort Napoleon, zie Oostende-Haven) en "Fort Royal" (1811-1812); laatstgenoemde in 1815 afgewerkt door de Engelsen en omgedoopt tot "Fort Wellington".

Tijdens Hollands bewind onder meer bouw van eerste schouwburg (1816) aan het Komedieplein, thans Marie-Joséplein. 1817-1820: bouw van meer zuidwaartse vestinggordel; verplaatsing en heroprichten van Westpoort in het verlengde van de Witte Nonnenstraat. Nieuwe haveninfrastructuurwerken (onder meer Militaire sluis, spuikom, verbindingskanaal aan de dokken). 1823: aanleg van Nieuwpoortsesteenweg als nieuwe westelijke invalsweg doorheen grondgebied van Mariakerke, naar het kruispunt met de Torhoutsesteenweg, de andere westelijke invalsweg uit de Oostenrijkse periode.

Vanaf tweede kwart van de 19de eeuw groeit Oostende uit tot koninklijke residentie en mondaine badplaats, onder meer door jaarlijks langdurig verblijf van koning Leopold I en zijn familie in de Langestraat, thans zogenaamd "Oud Koninklijk Paleis" (zie Langestraat). Hierdoor stimulans voor het toerisme dat zich ontwikkelt tot meest rendabele activiteit. Uitbouw als transithaven voor passagiers en toeristen zie spoorverbinding Oostende-Brugge (1838) en vaste pakketbootverbinding met Dover (1845-1846). Ontstaan van aangepaste accommodatie en ontspanningsmogelijkheden: aanleg van het eerste zogenaamd Leopoldpark (tussen 1820-1829) aan de westkant van het Hazegras en Prinsenhof (1837) in noordoostelijke hoek van de stadsvesten; bouw van zeedijkpaviljoenen die uitgebaat worden als café-restaurant-badhuizen. Het eerste casino wordt ondergebracht in het stadhuis. Badgasten logeren nog vaak in herbergen of bij particulieren in de binnenstad.

1835: verplaatsing van de vismijn naar het Mijnplein. 1840-1844: bouw van eerste station intra muros naar ontwerp van architect A. Payen (Brussel) bevordert de uitbouw van de wijk Hazegras.

Tweede helft 19de eeuw: consolidatieperiode waarin Oostende grote faam verwerft als kosmopolitische badplaats. Vestiging van verschillende hotels aan onder meer Lange- en Kaaistraat en langs de toenmalige Keizerskaai. 1851: bouw van eerste "Kursaal" op de zeedijk tussen huidige Christinastraat en Vlaanderenstraat, naar ontwerp van architect H. Beyaert (Brussel) (uitgebreid en verbouwd in 1858, 1860 en 1865). 1854-1861: verfraaiing van de dijk; aanleg van Westwandeling (1862). 1861-1862: aanleg van het nieuwe Leopoldpark buiten de Westpoort op plaats van de oude stadsvesten, vergroot in 1866 naar ontwerp van de Duitse landschapsarchitect L. Fuchs. In het park oprichting van twee drinkpaviljoenen met artesisch water, onder meer de "Trinkhall" (1877). 1863: oprichten van de Koninklijke Paviljoenen; tevens aanvang van de bouw van nooit verwezenlijkt koninklijk paleis naar ontwerp van architect L. Suys op plaats van het Prinsenhof ten noordoosten van de Kapucijnenstraat (afgebroken in 1874). 1857-1862: diverse uitbreidings- en verbeteringswerken in de haven (Leopoldsluis en spuikom).

De kerkelijke organisatie volgt de groei van de stad. 1852: nieuwe stedelijke begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg, zogenaamd "'t Oud Kerkhof" als rechthoekige enclave in later aangelegde Wellingtonhippodroom (1883). 1861: Hazegras wordt aparte parochie; bouw van parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangenis naar ontwerp van architect F. Laureys (Oostende) (1862-1864); van zelfde architect bouw van de Anglicaanse kerk in de Langestraat (1864-1865). Bouw van nieuwe kloosters, met name van de Zwartzusters aan de Ooststraat (1856), van de Arme Klaren Coletinnen in de huidige Mariahofstraat (1861, gesloopt in 1958) en van de Zusterkens der Armen in de Van Iseghemlaan en Christinastraat (1866).

1865: In het kader van een herschikking van het landverdedigingssysteem wordt Antwerpen uitgekozen tot nationaal reduit; Oostende verliest zijn vestingfunctie. Tussen 1865-1875 slopen van de vestingen en start van de architecturale en stedenbouwkundige ontwikkeling van Oostende onder impuls van koning Leopold II. De uitbouw van Oostende als toerisme-, handels- en industriestad zal het uitzicht van de stad diepgaand veranderen.

Vanaf 1867 eerste stadsuitbreiding naar ontwerp van hoofdingenieur van Bruggen en Wegen van de provincie Luik L. Crépin in opdracht van Minister van Financiën F. Orban.

Oostelijke uitbreiding: met name het Visserkwartier, onder meer aanleg van de Visserskaai met ten zuidwesten nieuwe vismijn (1877-1879) zogenaamd de "Cirk" naar ontwerp van architect C. Van Rysselberghe (Gent).

Noordelijke uitbreiding: doortrekken van de straten van de lager gelegen oude binnenstad tot de nieuwe zeedijk door middel van hellingen of 'rampes'. In 1874 overeenkomst tussen de staat en de Luikse notaris L. Delbouille die een gebied van vrijgekomen domaniale gronden op de gesloopte noordelijke vestingen in zijn totaliteit opkoopt en verkavelt. Samen met architect A. Dujardin (Luik) promoot hij dit als ideale buurt voor de vestiging van commerciële uitbatingen en residentiële woningen omwille van de nabijheid van het stadscentrum en de zeedijk. Een deel van het terrein wordt gekocht door de overheid. Vanaf 1877 sloop van houten zeedijkpaviljoenen en eerste Kursaal voor het rechttrekken van de oostdijk en vastleggen van de rooilijnen voor de geplande nieuwbouw. 1875-1878: bouw van nieuw Kursaal op de plaats van het huidige naar ontwerp van architect F. Laureys (Oostende) en J. Naert (Brussel), verbouwd en uitgebreid tussen 1898-1907 door de Franse architect A. Chambon.

Westelijke uitbreiding: ringontsluiting van nieuwe verkavelingen en de bestaande stad met het Leopoldpark als kern. Doortrekken van de Torhoutsesteenweg tot het oostelijke uiteinde van de zeedijk met als noordas de "Noordlaan" (huidige Van Iseghemlaan); doortrekken van de Nieuwpoortsesteenweg vanaf het knooppunt met de Torhoutsesteenweg (thans gekend als "Petit Paris") naar het zuidelijk stadsgedeelte en aanleg van "Zuidlaan" als zuidas (huidige Alfons Pieterslaan). Tevens aanleg van onder meer "Westlaan" (huidige Rogierlaan) en Leopold I-plein; Leopold II-laan en huidig Monacoplein in de as van het nieuw gebouwde Kursaal. Latere aanleg van het Marie-Joséplein loodrecht aansluitend op de Leopold II-laan (1889).

Om zicht te hebben op het meer westwaarts geplande Kursaal, nieuwe locatie van de Koninklijke Chalets (1874-1876) als voorlopige residentie van koning Leopold II op de vroegere grens tussen Oostende en Mariakerke; stopzetten van de bouw van het koninklijk paleis ten noordoosten van de binnenstad. Deze verstedelijking van Oostende naar het westen toe wordt voorbehouden als residentieel gebied voor de nieuwe badstad Mariakerke. 1877: gebied van Mariakerke, begrensd ten zuiden door de Nieuwpoortsesteenweg, ten oosten door de Parijsstraat en ten westen door de Northlaan wordt bij Oostende gevoegd; ontsluiting door de aanleg van de tramlijn Oostende-Nieuwpoort-Veurne.

1873: vestiging van de Dominicanen of Predikheren te Oostende; in 1882 eerste steenlegging van neogotische kerk en klooster in de Christinastraat naar ontwerp van architect A. Van Assche (Gent). 1882: vestiging van het Koninklijk Atheneum in het voormalige klooster van de Zwarte Zusters aan de Ooststraat.

Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw inzet van de zogenaamd "Belle Epoqueperiode": omvorming van Oostende tot "Reine des Plages" met kenmerkend elitetoerisme. Op de zeedijk en in de westelijke uitbreiding worden door de mondaine burgerij luxueuze villa's en palace-hotels opgetrokken in eclectische stijl; in de binnenstad voornamelijk nog neoclassicistische bouwtrant tot het eerste kwart van de 20ste eeuw.
Tevens uitbouw van de haven ten oosten van de binnenstad, waarvoor vanaf 1877 telkens Bredens grondgebied bij Oostende wordt geannexeerd. Onder meer bouw van nieuwe kaai met zeestation (1870-1871), vanaf 1883 aangesloten op de "Oriënt-Express Londen-Constantinopel Istanbul".
1880-1882: nieuw stadsstation naar ontwerp van F. Laureys (Oostende) op het Hazegras. 1883: aanleg van de Gistelsesteenweg. 1886: inhuldiging van de stoomtramlijn Oostende-Blankenberge.

In 1889-1893 tweede fase van de westelijke uitbreiding onder leiding van hoofdingenieur van Bruggen en Wegen P. De Mey: onder meer aanleg van de Koninginnelaan als tweede ringweg en ruggengraat van de nieuwe verkaveling. Verbindt de pas voltooide zeedijk ter hoogte van het Koninklijk Chalet, met het verkeersknooppunt Petit Paris en het Maria-Hendrikapark; laatstgenoemde gerealiseerd tussen 1888-1892 naar ontwerp van de Duitse landschapsarchitect E. Keilig. De laan is aan oost- en westzijde verfraaid met twee "squares" naar ontwerp van de Franse landschapsarchitect E. Lainé, respectievelijk Prinses Stefanieplein en Prinses Clementinaplein. Later uitgerust met typisch randstedelijke voorzieningen, onder meer zogenaamd Koninklijke Stallingen (1903) naar ontwerp van Noorse architect I.A. Knudsen, vanaf 1928 gebruikt als school, sinds 1959 als Sportcentrum.
Ten gevolge van de uitbreiding van de stad en de toenemende bevolking oprichten van Sint-Jozefsparochie met bouw van de voorlopige Sint-Jozefskerk in 1889, gesloopt voor het Koninklijk Atheneum aan de Leon Spilliaertstraat/Rogierlaan (1898); in 1897-1901 bouw van de huidige Sint-Jozefskerk in neogotische stijl naar ontwerp van stadsingenieur A. Verraert (Oostende) als eerste parochiekerk in de westelijke stadsuitleg.

1890: realisatie van nieuwe wijk Conterdam ten zuiden van het Maria Hendrikapark (zie Stene).

1893: stichting van de "Vrije Vissersschool St.-Andreas" door Hendrik -Paster- Pype, gevestigd in de huidige Velodroomstraat, vanaf 1938 verhuisd naar de hoek van het Sint-Petrus- en -Paulusplein en huidige Paster Pypestraat (afgebroken in 1992).

1894-1896: start van de elitaire kustontwikkeling zogenaamd "Project North" of de verstedelijking van Mariakerke, in het kader van de conventie tussen de Belgische staat en de Britse ondernemer kolonel J.T. North, slechts gedeeltelijk uitgevoerd naar ontwerp van E. Lainé. Verkaveling van de duinen tussen Oostende en Mariakerke ten westen van het Koninklijk Chalet, meer bepaald het gebied sinds 1877 bij Oostende gevoegd, begrensd door Nieuwpoortsesteenweg (zuid), Zeedijk (noord), Koninginnelaan (oost) en Aartshertogstraat (west). Kent vanaf 1883 als nieuwe attractiepool de Wellingtonhippodroom, het luxueus renbaancomplex in Tudorstijl naar ontwerp van de Franse architect A. Marcel, zogenaamd zie integratie van het voormalige Fort Wellington, later uitgebreid en heraangelegd.

Het project voorziet ook de aanleg van een eerste velodroom achter de renbaan (1895), bouw van een zeedijk op de genivelleerde duinen tot aan de Albertuswijk (Mariakerke) (1896) en optrekken van het "Royal Palace Hotel" (1896-1898), aanleg van de Northlaan met ten westen het voormalig Albertpark (1897) en de realisatie van de elektrische tramlijn tussen Oostende en Middelkerke (1897). Verkaveling van de duinen uitgevoerd door de "S.A. des Terrains d'Ostende Extensions", opgericht in 1898 na de dood van North (1896). Aanleg van stratenplan naar dambordschema ten oosten van de hippodroom (vanaf 1899).

Vanaf 1899 derde fase van de westelijke uitbreiding: Globaal stadsuitbreidingsplan door V. Besme, persoonlijk raadgever van Leopold II, voor het zogenaamd "Westerkwartier", id est het gebied tussen de Koninginne- en de North-/Elisabethlaan, uitgevoerd naar ontwerp van architect A. Dujardin (Luik). Aanhechting van Mariakerke bij Oostende (1899) en wijziging van de grensscheiding met Stene, met name het gebied ten zuiden van de Nieuwpoortsesteenweg en ten oosten van de Mariakerkelaan wordt in 1901 bij Oostende gevoegd. Het oorspronkelijke project voorziet dat de ring van Mariakerke (noord) over de spoorlijn en over het kanaal Brugge-Oostende verder ten oosten van de havengeul doorloopt ter ontsluiting van een aldaar nieuw aan te leggen Vuurtorenwijk. Niet uitgevoerde ring (tracé huidige Generaal Jungbluthlaan-Vogelzangpark-Stijn Streuvelslaan, toen zogenaamd "Soldatenberg") via ombrugging ten zuiden van het Maria Hendrikapark aansluiting met de Graaf de Smet de Naeyerbrug. Concentrisch verkavelingmodel naar dambordschema, met Sint-Catharinaplein als centrum en Elisabethlaan (1906-1907) als ringweg. Ten noorden ervan voornamelijk bebouwing uit interbellum.

20ste eeuw : Uitbouw van de haven, impact van de wereldoorlogen en wijziging van het bouwkundig erfgoed in functie van het naoorlogs toerisme

Eerste kwart van de 20ste eeuw: de Oostendse haven ondergaat een ware metamorfose. Tussen 1898-1914 ingrijpende herinrichtings- en uitbreidingswerken van de haven in opdracht van koning Leopold II onder leiding van hoofdingenieur P. De Mey na overeenkomst tussen de Belgische Staat en de stad Oostende (1894). Dit heeft grote invloed op de urbanisatie rond de havengeul en de achterhaven: aanleg van nieuwe handelsdokken met name Vlot-, Hout- en Zwaaidok; bouw van zeesluis Demey. Tevens aanleg van een rechtstreeks spoor naar zeestation, met voorlopig houten stationsgebouw; aanleg van onder meer de Graaf de Smet de Naeyerlaan (1900) en -bruggen (1904-1905) als uitvalswegen naar Brugge en de Oostkust.

Na het afbranden van de oude Sint-Pieterskerk in 1896 wordt in 1899 het Sint-Petrus- en -Paulusplein aangelegd met herinrichting van de omliggende straten. In 1901-1905 bouw van de prestigieuze neogotische Sint-Petrus- en Pauluskerk aan de westzijde van het plein naar ontwerp van architect L. dela Censerie (Brugge) als blikvanger vanaf het zeestation "Oostende-Kaai", gebouwd in 1907-1913 als kopstation met Wagon-Lits-restaurant en -hotel Terminus naar ontwerp van architecten Otten en Seulen (Gent). De verbinding met het station "Oostende-Stad" wordt verbroken.
In 1900-1909 aanleg van de zogenaamd "Koninklijke Baan" Middelkerke-Blankenberge; het tracé in Oostende wordt gevolgd door enerzijds de Troonstraat/Koningin Astridlaan/Koningsstraat ten westen van de binnenstad, en de Dokter Eduard Moreauxlaan ten oosten. Dit gebeurt gelijktijdig met en naast de realisatie van de kusttramlijn Oostende-De Haan; tevens nieuwe tramlijnen Oostende-Middelkerke (1904-1905) en Diksmuide-Oostende (1907). In opdracht van koning Leopold II bouw van vrijetijdsarchitectuur met stedelijke allures tussen de huidige Parijsstraat en de Wellingtonhippodroom. In 1900-1901 aanleg van de zogenaamd Venetiaanse Gaanderijen tussen de Chaletstraat en de Parijsstraat naar ontwerp van architect H. Maquet (Brussel); in 1902-1906 aanleg van de huidige Koninklijke Gaanderijen tussen het Koninklijk Chalet en Royal Palace Hotel, met drieledige boogbrug over de Koninginnelaan, zogenaamd "Drie Gapers", naar ontwerp van de Franse architect C. Girault. De Koninklijke Gaanderijen worden gebouwd met een toelage die de stad in 1902 krijgt ter compensatie voor het verbod op kansspelen en die moet aangewend worden voor verfraaiingwerken. In 1903: aanleg van privé-tuin bij de Koninklijke Chalets in aansluiting met de Venetiaanse Gaanderijen na inkorting van de Chaletstraat, dit naar ontwerp van E. Lainé; vanaf 1974 in gebruik als openbaar park, zogenaamd Koningspark. Het deel van de huidige Koningsstraat tussen de Chaletstraat en de Koninginnelaan, wordt naar het zuiden toe om de tuin heen omgebogen.

Aansluitend bij de derde fase van de westelijke stadsuitleg: aanleg van klein arbeiderswijkje in dambordpatroon in 1901-1904, met name de "Hoge Barriere" aan de Torhoutsesteenweg. In 1908 oprichting van de Heilig-Hartparochie; pas in 1914-1922 bouw van neoromaans-byzantijnse Heilig-Hartkerk naar ontwerp van de Oostendse architecten A. Verraert en G. Vandamme. Dit leidt tot de heraanleg en sanering van de toen verpauperde buurt met onder meer beluiken. Nieuw stratenpatroon met Heilig-Hartlaan, -plein, Bouwmeesters-, Beeldhouwers- en Schildersstraat aansluitend bij westelijke stadsuitleg naar plan van V. Besme (1899). In 1912 ontstaan van nieuwe parochie Conterdam-Meiboom.

1902-1903: bouw van de overdekte Vleesmarkt op het Mijnplein naar ontwerp van architect G. Vandamme (Oostende), vernield in de Tweede Wereldoorlog. 1902-1906: optrekken van hoofdpostgebouw in de H. Serruyslaan naar ontwerp van architect C. de Wulf (Brugge). 1903: bouw van Koninklijke Schouwburg in de Vlaanderenstraat / Van Iseghemlaan naar ontwerp van Franse architect A. Chambon. 1905: inhuldiging van de hoofdkerk en de nieuwe haveninstallaties door Leopold II. 1906: afbraak van de eerste schouwburg op het Marie-Joséplein. 1910: optrekken van een nieuwe militaire kazerne "Generaal Mahieu" en krijgsgasthuis naar ontwerp van architect L. dela Censerie aan de Aartshertoginnestraat; bouw van de synagoge in neoromaanse stijl op Filip van Maestrichtplein naar ontwerp van architect J. De Langhe (Oostende). 1913: bouw van een nieuw Militair Hospitaal in het duingebied ten zuidoosten van het zogenaamd Fort Napoleon, uitgebreid in de tweede helft van de 20ste eeuw. 1912: conventie tussen de Staat en de Stad Oostende voor de aanleg van een modern havencomplex met nieuwe vissershaven ten oosten van de havengeul, op de terreinen van de voormalige Leopoldsluis en -spuikom.

In deze periode krijgt Oostende een regionaal-verzorgende functie. Opmerkelijke opgang van scholenbouw: onder meer de stedelijke Albertschool (1908-1910) op plaats van het Zwartzustersklooster aan de Ooststraat (waarin voorheen Koninklijk Atheneum) naar ontwerp van stadsarchitect A. Raoux (Oostende); van zelfde architect Koninklijk Lyceum (ontwerp 1910, uitvoering in 1921-1922), thans Middenschool I in de Hendrik Serruyslaan; zogenaamd School nr. 6-Westerkwartier, nu Stedelijke Kunstacademie en Basisschool H. Conscience (1909) naar ontwerp van stadsingenieur A. Verraert. In 1919 richten de Zwartzusters een ziekenhuis op aan het Prinses Stefanieplein, als bakermat voor de latere Heilig Hartkliniek aan de Frère Orbanstraat (1929).

Eerste Wereldoorlog: Door de Duitse bezetting onderbreken van de verdere uitbouw van de bad- en havenstad. Belgische kust opgenomen in de zogenaamd "Westwall" of "Siegfriedlinie", een ononderbroken bunkerlinie met zware kustbatterij, met name "Hindenburg-batterij" achter het Fort Napoleon, ter verdediging van de haven. Laatstgenoemde beperkt gebruikt als oorlogsbasis. In 1918 door de geallieerden doelbewuste blokkade van de havengeul door het tot zinken brengen van onder meer de "Vindictive", een oude kruiser. Vernieling van diverse haveninstallaties onder meer de Demeysluis; zware beschadiging van het zeestation. In de binnenstad eerder beperkte oorlogsschade.

Interbellum: Kort na de Eerste Wereldoorlog komt de democratisering van het toerisme op gang. In deze periode wordt Oostende tevens uitgebouwd als kuuroord.

In de jaren 1920 kent de stad enkele herkenbare sociale zones, onder meer het Westerkwartier als typische volksrijke arbeiderswijk en het Oosterkwartier (Opex) met meer heterogeen karakter. Het Hazegras als enige verbindingsweg tussen voor- en achterhaven, evolueert in het interbellum tot beruchte nachtelijke uitgaansbuurt, onder meer door aanwezigheid van haven, station en kazerne.

1920: oprichting van de bouwmaatschappij "De Oostendse Haard" met als doel realisatie van sociale huisvestingsprojecten omwille van toenemende bevolking. Aan de westzijde kent Oostende een grote uitbreiding meer bepaald in het toenmalig landelijk gebied tussen de Nieuwpoortsesteenweg (noord), de Stuiverstraat (oost), de Elisabethlaan (west) en de Leffingestraat (zuid). Gefaseerde aanleg vanaf 1922 tot de
jaren 1970. Morfologisch aansluitend bij het plan van V. Besme (1899), zie stratenpatroon in dambordschema, vaak evenwijdig met de Torhoutsesteenweg, met kenmerkende uniformiserende huizenblokken. Rechtstreekse aansluiting bij de Elisabethlaan (ringweg) ontbreekt.

1922-1934: ontwikkeling en bouw van de nieuwe vissershaven op de oostoever met onder meer visserijdok, slipways, tijdok en nieuwe Vismijn (1932); tevens aanleg van een industrieterrein; een geplande nieuwe visserswoonwijk wordt niet uitgevoerd. Hiervoor wordt de Leopoldspuikom gedempt en wordt de oude "Vuurtorenwijk" onteigend, gegroeid rondom de in 1857 opgetrokken vuurtoren. Functionele inplanting van zeegebonden bedrijven, met Hendrik Baelskaai als centrale as. Aanleg van straten in dambordpatroon ten westen van de huidige Dokter Eduard Moreauxlaan.

1936-1938: opvullen van het tweede handelsdok en inrichten van de jachthaven; slopen van de oude vismijn en uitbreiding van de vissershaven; start van de autoveerdienst Oostende-Dover.

1924: project "Opex", id est inplanting van een nieuwe woonwijk ten oosten van de huidige Dokter Eduard Moreauxlaan. Zogenaamd zie uitwerking door de stad Oostende in concessie gegeven aan de "Société Anonyme Ostende-Phare et Extensions" (OPEX) die instaat voor de infrastructuurwerken en de verkoop van bouwgronden. Bouw van onder meer samenstellen van eengezinswoningen en tuinwijken; de "Oostendse Haard" realiseert hier een sociaal woonproject (zie De Rudderstraat). De stad staat in voor onder meer de bouw van scholen, openbare gebouwen en kerk, met name de neoromaanse kerk van St. Antonius van Padua naar ontwerp van architect G. Vandamme (Oostende). 1924: bouw van het zogenaamd "Panorama de l'Yser" aan het deels gedempte derde handelsdok en de hoek Alfons Pieterslaan/Vindictivelaan. 1927: aanleg van een nieuwe stedelijke begraafplaats, zogenaamd "Nieuw Kerkhof" in de Stuiverstraat als pendant van het oude aan de Nieuwpoortsesteenweg.

Ter verfraaiing van de binnenstad en tegemoetkomend aan de noden van de toeristen, inplanting van de zogenaamd "James Ensorgalerij", een overdekte winkelgalerij tussen de Vlaanderenstraat en de Christinastraat van circa 1928. In 1929 bouw van het prestigieuze "Thermae Palace Hotel" achter en op de Koninklijke Gaanderijen, in neoclassicistische stijl met art-deco-interieur naar ontwerp van het Parijs architectencollectief J. Flegelheimer, H. Bard en F. Garella en de Oostendse architect A. Daniels, ingehuldigd in 1933; in de jaren 1970-1980 verbouwd tot luxe-hotel. Weinig succesvol zie achterhaalde functie van exclusief complex met hotel en thermaal instituut, zie opkomst van het massatoerisme met sportrecreatieve behoeften. Oorspronkelijk met bijhorende urbanistische projecten, echter nooit uitgevoerd.

Vanaf de late jaren 1920 opkomende collectieve behuizing onder meer gestimuleerd door de wet op mede-eigenaarschap (1924). Tevens in het kader van het dagtoerisme dat opnieuw wordt omgebogen tot -evenwel minder elitair- verblijfstoerisme, vooral na invoering van het verplicht 'betaald verlof' (1936). Eerste hoogbouw met appartementen (onder meer Kapellestraat en Rogierlaan) meestal van het type 'residentie', met nog aandacht voor bouwconcept en vormelijke uitwerking. 1932-1936: centralisatie van het treinverkeer en de spoordiensten in één station, met name "Oostende-Kaai"; ontruimen van het station "Oostende-Stad" (gesloopt in 1956). In 1934-1935 aanleg en inrichting van eerste badinstallaties aan de Belgische kust in opdracht van "N.V. Ostend-Plage" naar ontwerp van de Oostendse architecten M. Colombie, S. R. Smis, B. Christiaens en G. Vallay. 1935-1938: uitschrijven van een nationale architectuurwedstrijd voor de bouw van het gerechtshof. Oorspronkelijk bouwprogramma voorziet combinatie met stadsbibliotheek, museum, archief en handelskamer in één neoclassicistisch complex. Opdracht uiteindelijk beperkt tot bouw van monumentaal gerechtshof in zogenaamd internationale stijl door de Oostendse architecten S.R. Smis, F. Van Laere en M. Van Coillie (zie Canadaplein).
In aansluiting bij de westelijke stadsuitbreiding tijdens het interbellum stichting van enkele parochies omwille van bevolkingsaangroei. Ten zuiden van de Elisabethlaan parochie Sint-Jan Baptist (1924) met neo-romaans getinte parochiekerk naar ontwerp van de Oostendse architecten F. Van Welden en I. Hintjens (1931-1933). In 1936 oprichting van de kapelanij Sint-Godelieve ten zuiden van de Nieuwpoortsesteenweg, pas onafhankelijke parochie in 1959 na wijziging van de oude parochiegrenzen; Sint-Godelievekerk gebouwd in 1939-1940 naar ontwerp van S. R. Smis (Oostende). 1937: aanleg van het Professor Mac Leodplein ten westen van de Torhoutsesteenweg in kader van de sanering na de sloop van twee steegbeluiken; pas bebouwd na de Tweede Wereldoorlog.

Tweede Wereldoorlog: opnieuw Duitse bezetting van Oostende omwille van ligging aan de kust en de aanwezigheid van de haven. Net zoals vóór de ontmanteling worden dijk en strand opnieuw tot militaire zone uitgeroepen en vanaf 1942 van de stadskern afgesneden door een 1700 meter lange, 3 meter hoge en 1 meter dikke muur, als onderdeel van de zogenaamd "Atlantikwall", de grote verdedigingslinie door de bezetters aangelegd langs de Noordzeekusten.

Van Raversijde tot het centrum van Oostende zone tussen strand en Nieuwpoortsesteenweg in beslag genomen door verdedigingswerken (bunkers, overdekte loopgrachten,...) met integratie van de overgebleven versterkingen uit de Eerste Wereldoorlog. Tevens afbraak van het Kursaal voor de bouw van een Duitse bunker en dichtmetselen van de begane grond van de dijkhuizen. Afbraak van het Kursaal voor de bouw van een Duitse bunker. De haven wordt omgebouwd als zogenaamd "Panzerstützpunkt Ostende Hafen" met groepering van steunpuntverdedigingswerken. Uitbouw van verschillende militaire domeinen (Halvemaan, Batterij Hundius, zie Ootende-Haven). In het Zeewezendok bouw van een overdekte torpedobotenbasis.
De stad Oostende kent zeer zware oorlogsschade. Zowat 1500 privé- en openbare gebouwen (of 1/6 van het totale stadspatrimonium) worden vernietigd. Openbare gebouwen, onder meer stadhuis, stadsbibliotheek en -archief, Hoge Wacht, postgebouw; toeristische uitrusting: Kursaal, badinstallaties, Wellingtonrenbaan, Velodroom, gebouwen op de zeedijk, zeestation; handels- en nijverheidsinfrastructuur onder meer vismijn, vuurtoren, vleeshal (waarna aanleg van Mijnplein in huidige vorm).

In de tweede helft van de 20ste eeuw ondergaat de stad Oostende een ware metamorfose, onder meer door de wederopbouw, de grootschalige urbanisatieplannen en de democratisering van het toerisme, die na de Tweede Wereldoorlog niet meer te stuiten is.

De wederopbouw begint voor de haven met het uitzuiveren van de havengeul en -dokken, herstellen van sluizen en kaaimuren en heropbouw van de vuurtoren en de Stedelijke Vismijn (1949-1951). Na opheffing van het militair embargo vanaf begin 1945 opnieuw in werking stellen van de ferry London-Istanbul. Tevens wederopbouw van onder meer badinstallaties (1945-1946), Wellingtonrenbaan (1947-1953), Velodroom en Thermaal Instituut (1947), Koninklijke Gaanderijen en tuinen (1951). In dit kader tevens uitschrijven van architectuurwedstrijd in 1946 voor bouw van nieuw Casino-Kursaal, met winnend ontwerp van architect L. Stynen (Antwerpen), gerealiseerd in 1950-1952.

In 1945 grootschalig urbanisatieplan van J. Eggericx in samenwerking met stadsingenieur A. De Vos in het kader van de aansluiting van de autosnelweg A 10 op de stad, wat resulteert in de aanleg van een ringweg rond de binnenstad; gerealiseerd circa 1955-1958. Hierdoor ontstaat een belangrijke as van de naoorlogse wegeninfrastructuur en naar het geografisch stadscentrum. Als basis aanleg van het Vuurkruisenplein van waaruit de Verenigde Natieslaan, de Leopold II-laan en de Leopold III-laan vertrekken, respectievelijk als eindpunt en verlengstukken van de autosnelweg A 10 Oostende-Brussel, afgewerkt in 1958. Zuidwaarts doortrekken van de Leopold II-laan als noordzuid-as ten westen van de binnenstad; hierdoor wordt de Hendrik Serruyslaan afgesneden van het Leopoldpark; de resterende strook wordt later ingericht als zogenaamd "Zeeparking" (jaren 1980). Tevens doortrekken van de Elisabethlaan naar rond verkeersknooppunt President Kennedyplein ten zuiden van het Maria- Hendrikapark.

Aan dit nieuwe stedelijke centrum locatie van het nieuwe Stadhuis (1954-1961) naar ontwerp van architect V. Bourgeois (Brussel) na volledig dempen van het derde handelsdok en de afbraak van het zogenaamd "Panorama"; ligt op het kruispunt van twee assen, respectievelijk Vindictivelaan/Alfons Pieterslaan (oost-west) en de nieuwe Leopold II-laan (noord-zuid) en tevens op de grens van de 'oude' en de 'nieuwe' stad. Na meerdere voorontwerpen bouw van Postgebouw (P.T.T./R.T.T.-gebouw) in 1947-1953 naar ontwerp van architect G. Eysselinck (Gent) en ingenieur A. Mallebrancke ter vervanging van de oude post op dezelfde locatie (Hendrik Serruyslaan).

De spreiding van het toerisme over het hele jaar (winterseizoen) verplicht de stad, net als andere kuststeden, voor bijkomende ontspanningsmogelijkheden te zorgen. In dat kader bouw van onder meer Feest- en Cultuurpaleis (zie infra) in 1956-1958 naar ontwerp van architecten L. Viérin (Brugge) en B. Christiaens (Oostende), op de gronden van het vernielde stadhuis uit het eerste kwart van de 18de eeuw; ingewijd in 1958 als onderdeel van de feestelijkheden naar aanleiding van de jumelage Oostende-Monaco. Tevens evolutie van de Langestraat en de Van Iseghemlaan tot nachtelijke uitgaansbuurten met onder meer vestiging van talrijke dancings, filmzalen en cafés. Op de Albert I-promenade en de Zeedijk worden de vernielde belle-epoque-villa's en palacehotels vervangen door grootschalige appartementsgebouwen, dit in functie van het nieuw - sociaal - toerisme; evolutie tot uniforme hoogbouwstad. De meer 'elitaire' badgasten ontvluchten Oostende en trekken naar mondainere oorden zoals onder meer Knokke-Het Zoute.

In 1953 teistert een zware overstroming de Oostendse binnenstad; diverse gebouwen worden zwaar getroffen onder meer het pas gebouwde postgebouw.

In 1955 bouw van de zogenaamd Nieuwe Koninklijke Gaanderij, een betonnen wandelgalerij naar ontwerp van architect A. Dugardyn (Brugge) en Hennicq, als verbinding tussen de Venetiaanse (oost) en de Koninklijke Gaanderijen (west), tevens als steunelement voor de op de duin gelegen nieuwe "Koninklijke Villa"; laatstgenoemde van 1955 naar ontwerp van architect A. Dugardyn ter vervanging van de Koninklijke Chalets.

In de jaren 1950 nog enkele residentiële verkavelingen, onder meer nabij het Maria-Hendrikapark (Jan Declerckstraat) en het terrein tussen de Groendreef en de Koninginnelaan; aanleg van het Vogelzangpark en de villawijk na het effenen van de zogenaamd "Soldatenberg" en de afbraak van de Albertbrug.

Met de drie bouwmaatschappijen "Oostendse Haard", "Eigen Haard" en "Gelukkige Haard" (laatstgenoemde van 1951) beschikt Oostende over een grote organisatie die het huisvestingprobleem het hoofd kan bieden. Na de oorlog verdere uitbouw van sociale woonwijken als model van de nieuwe principes van urbanisatie. Voornamelijk in aansluiting bij de stadsuitbreiding, onder meer in de Goedheidstraat, Stuiverstraat en op de Opex. Ook sociale uitbouw van de stad zie bouw van een weeshuis langs de Elisabethlaan, een school in de Frère Orbanstraat en de aanleg van een kinderspeelplein op Opex. In 1947 eerste poging tot sanering op grote schaal van een deel van het stadscentrum, met name de Lijnbaanstraat wordt vervangen door twee ruime binnenpleinen welke langs overbouwde doorgangen in verbinding staan met de omliggende straten, gerealiseerd vanaf 1952. In de jaren 1960 doortrekken van de Mariakerkelaan als ruggengraat van de verkavelingen tussen de Elisabethlaan en de Steense Dijk.
In het derde kwart van de 20ste eeuw kiest men voornamelijk voor hoogbouw en mobiliteit bij het verder uitbouwen van de toeristische badplaats.

1965: sloop van het theater in de Van Iseghemlaan, waarna optrekken van zogenaamd "Europacentrum" met torengebouw (103 meter) in 1966 naar ontwerp van architect L. Sorée (Oostende), dat in belangrijke mate het silhouet van de stad wijzigde. Enkele nieuwe villawijken onder meer in de Frère Orbanlaan en de wijk Vogelenzang.

1971-1976: uitbreiding en heraanleg van stationsplein en omgeving (Mercatorjachthaven) door dempen van de laatste resten van de visserskreek.

In het laatste kwart van de 20ste eeuw modernisatie en renovatie van de haven, onder meer omvorming tot "Ro Ro-terminal" en invoering van de dagelijkse ferryverbinding tussen Oostende en Dover; hierdoor wordt Oostende de grootste passagiershaven van het land. Verkaveling van gronden van de vroegere "Hamiltonhoeve" ter hoogte van het verdwenen Sint-Isabellafort in de noordwesthoek tussen de Nieuwpoortsesteenweg en de Elisabethlaan.

De binnenstad wordt ingrijpend aangepast in het kader van de stadskernvernieuwing: het stratenpatroon blijft ongewijzigd, maar onder meer aanleg van verkeersvrije winkelstraten en pleinen in de oude stadskern. In jaren 1980 afbakening van herwaarderingsgebieden gekoppeld aan sociale woningbouw door Oostendse bouwmaatschappijen "De Gelukkige Haard" en "Eigen Haard". Onder meer Visserskwartier voor een betere verbinding van de Visserskaai met de binnenstad; onder meer aanleg van verkeersvrij plein Bonen-/Kadzandstraat (begin jaren 1980) en Achturenplein (1993-1995). In kader van herwaardering functionele verschuivingen van de binnenstad naar de omliggende wijken. Inplanting van dienstensector in de Hazegraswijk, onder meer Administratief Centrum (1982), nieuw goederen- en tramstation (1988-1989) en postsorteercentrum (1995). Ten noordwesten van de binnenstad in de westelijke stadsuitleg onder meer bouw van nieuwe openbare bibliotheek (bouwblok Koningin Astridlaan-Wellingtonstraat) naar ontwerp van het architectenbureau Felix-Glorieux en Maes-de Busschere (2000).

Vanaf de jaren 1990 specifieke stedelijke problematiek zie verlies van belangrijke transportfuncties, met name opheffing van de ferryverbinding met Dover in 1990, nu zogenaamd "Ostende-Lines" (Ramsgate), en doortrekken van autoweg naar Veurne. Bijkomende factoren zijn de enorme -buitenlandse- concurrentie voor het toerisme, het moeizaam handhaven van de economische sectoren als visserij en industrie en de verouderende en verarmende bevolking. Leegstand en blijvende vernieuwbouw dwingen tot geleidelijke verandering van visie betreffende de aantrekkingspunten van de badstad.

In 1998-2000 heraanleg van de Albert I-promenade en de Zeedijk met onder meer ondergrondse parkeergarages en nieuwe badinstallaties; tevens heraanleg van onder meer Visserskaai en -plein, Sint-Petrus- en -Paulusplein en stationsplein. Start van realisatie van de verbinding zogenaamd "Kennedy-De Bolle" ter voltooiing van de ring R 31 rond de stad, dit is tussen de zogenaamd Kennedy-rotonde (President Kennedyplein) en het kruispunt zogenaamd "De Bolle" (Dokter Eduard Moreauxlaan); te beschouwen als integrale uitvoering van de ring over havengeul en kanaal Brugge-Oostende, zie plan van V. Besme (1899). Sluit aan bij plannen voor reconversie en ontwikkeling van de Oosteroever, zie nu geïsoleerd stedelijk fragment omwille van moeilijke bereikbaarheid. De haven functioneert te weinig als scharnier tussen de twee stadsdelen, zie desolaat karakter na onder meer desaffectatie van militaire domeinen en gebouwen, implosie van bepaalde industriële sectoren. Onder meer in 2000 beëindiging renovatie en restauratie van het Fort Napoleon, uitgebouwd als monument met educatieve duiding.

Vanaf begin jaren 2000 worden diverse stadsvernieuwingsprojecten opgestart met onder meer restauratie van en (gedeeltelijke) nieuwe bestemmingen voor het Casino en het oude Postgebouw, het Feest- en Cultuurpaleis en het Militair Hospitaal.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

De plattegrond van de binnenstad Oostende getuigt nog van de oorspronkelijke uitbouw als vestingstad, voornamelijk uit het eerste kwart van de 17de eeuw, evenwel teruggaand op de reeds bestaande aanleg uit de 15de eeuw. Binnen de voormalige gebastioneerde omwalling centrale pleinen omgeven door regelmatig stratenplan in dambordpatroon. Drie centraal gelegen pleinen, met name van west naar oost het Wapenplein -met het Feest- en Cultuurpaleis aan de zuidzijde, de Groentemarkt en het Mijnplein -met de Kapucijnenkerk aan noordzijde. In zuidoostelijke hoek het Sint-Petrus- en -Paulusplein met ten westen de oude Sint-Pieterstoren en de Sint-Petrus en Pauluskerk. De deels verkeersvrije winkelstraat Kapellestraat-Vlaanderenstraat als centrale noordzuid-as; de Langestraat als oostwest-as. Geheel gevat binnen vijfhoekige kleine ring met ten noorden ervan evenwijdig verlopende hellingen of 'rampes' naar de zeedijk toe, als verlenging van de straten uit de lager gelegen oude binnenstad. Ten zuiden, de Mercatorjachthaven en de wijk Hazegras met het Maria Hendrikapark. Ten oosten, de spoorlijn Oostende-Brussel-Luik met kopstation, de havengeul met voor- en achterhaven en het kanaal Oostende-Brugge-Gent, met bijhorende industrieterreinen; meer oostwaarts de woonwijk Opex. Als grens met de vanaf het derde kwart van de 19de eeuw ingezette westelijke stadsuitbreiding en verstedelijking de Leopold II-laan, een noordzuid-as, begrensd ten noorden door het Casino-Kursaal en ten zuiden door het stadhuis; aanleunend ten westen bij het Leopoldpark.

Westelijke stadsuitleg omschreven door grosso modo driehoekige grote ring; versneden door verschillende assen waarrond, aansluitend met de binnenstad, aanleg van straten in dambordpatroon, vaak evenwijdig met de Torhoutsesteenweg of de Elisabethlaan. Belangrijke assen zijn de oude polderwegen (uit het tweede kwart van de 18de eeuw) met name de Leffinge- (west-oost) en de Stuiverstraat (noord-zuid) met als kruispunt het Sint-Catharinaplein; ook de invalswegen Torhoutsesteenweg (uit derde kwart van de 18de eeuw) (zuid-west / noord-oost) en Nieuwpoortsesteenweg (eerste kwart van de 19de eeuw) (west-oost) met als kruispunt zogenaamd "Petit Paris". Koninginne- en Elisabethlaan als ringwegen van respectievelijk tweede en derde westelijke stadsuitbreiding (laatste kwart van de 19de eeuw). Ten noorden van de uitbreiding, de evenwijdig met de zeedijk verlopende zogenaamd "Koninklijke Baan" (eerste kwart 19de eeuw) richting Mariakerke (Koningsstraat en Koningin Astridlaan) met ten zuiden, de Wellingtonrenbaan.

Basisbebouwing uit het laatste kwart van 19de - eerste kwart van de 20ste eeuw, veelal met aangepaste begane grond uit de 20ste eeuw (horeca). Laatgotiek enkel vertegenwoordigd door de vierkante onderbouw van de Sint-Pieterstoren en de Kapucijnenkerk.

Weinig behouden architectuur uit de 18de eeuw, vaak in kern doch sterk verbouwd. Twee traditionele bakstenen trapgevels aan Kapucijnenstraat en Christinastraat. Achtzijdige bovenbouw en portaal in classicerende barokstijl van de Sint-Pieterstoren. Rococo-deuromlijsting van voormalige herberg zogenaamd "De Pellecaen" (Kerkstraat). In classicerende stijl uit laatste kwart van de 18de eeuw onder meer "Oud Koninklijk Paleis" (Langestraat), Onze-Lieve-Vrouwecollege (Vindictivelaan) en hoekpand Kapucijnenstraat/ Brabantstraat, laatstgenoemde als restant van eenheidsbebouwing (thans afgebroken).

Rijk vertegenwoordigd patrimonium uit de tweede helft van de 19de eeuw - eerste kwart 20ste eeuw, veelal met neoclassicistische stijlkenmerken. Type herenhuizen in de binnenstad (Langestraat, Vlaanderenstraat) en in eerste westelijke uitbreiding, voornamelijk in de omgeving van het Leopoldpark (Leon Spiliaertstraat). Ook dijkhuizen. Doorsnee burger- en winkelhuizen van twee tot drie bouwlagen met eenvoudige lijstgevels; vaak typerende hoekpanden met afgeschuinde hoektravee. Diverse neostijlen voor religieuze architectuur: neogotische Sint-Petrus en Pauluskerk, Sint-Jozefkerk en Anglicaanse kerk; neoromaanse Heilig Hartkerk en synagoge; voormalige Sint-Jan Baptistkerk in neo-Vlaamse-renaissancestijl.

Veel bewaard eclectisch patrimonium uit de zogenaamd belle-epoqueperiode (jaren 1890 tot aan de Eerste Wereldoorlog). Rijker uitgewerkt op zeedijk en zijstraten als zogenaamd dijkhuizen; ook typisch voor westelijke stadsuitbreiding met homogene gevelwanden in enkele straten (Muscarstraat, Frans Musin-, Velodroom- en Peter Benoitstraat). Villa's of burgerhuizen van twee à drie bouwlagen en ongelijke travee-indeling onder zadel- of mansardedak; met souterrain en bel-etage, brede oplopende venstertravee al dan niet met erker of loggia, vaak met dienstingang; soms versierd met tegeltableaus. Afleesbare gevelopbouw, zie keuken (souterrain), enfilade van salons, bovenverdieping met slaapkamers en meidenkamers.

Zeldzame zuivere art nouveau-architectuur; bewaarde eenheidsbebouwing met art-nouveau-inslag in onder meer de Adolf Buylstraat/ Sint-Sebastiaanstraat. In deze periode zijn enkele belangrijke Oostendse architecten werkzaam, onder meer C. Pil en A. Daniels en tevens de Luikse architect A. Dujardin.

Tijdens het interbellum enerzijds doorleven van stijlen van vóór de Eerste Wereldoorlog (eclecticisme en neostijlen); anderzijds opkomst van nieuwe strekkingen, zowel in de wederopbouw als in de nieuwbouw. Art deco voornamelijk bewaard in nieuwe gevelparementen. Tevens nieuwe zakelijkheid en meer vooruitstrevende stijl aansluitend bij de internationale 'moderne' stijl, zie onder meer "De Ooievaar" (Elisabethlaan) naar ontwerp van J. De Bruycker (Roeselare). Concentratie van interbellumarchitectuur onder meer in de Prinsenlaan en ten noorden van de Elisabethlaan (aan de Sint-Godelievekerk), de Frère Orbanlaan, de Planten- en de Gerststraat. Aanzet tot hoogbouw, zie eerste handels- en appartementsgebouwtjes tot vier bouwlagen. Vooral werk van lokale architecten; belangrijkste zijn onder meer S. Smis, B. Christiaens, I. Hintjens, M. Colombie, T. De Lee, A. Devreese; S. Smis en B. Christiaens werken tevens mee aan de aanleg van de eerste badinstallaties.

Wederopbouwarchitectuur na de Tweede Wereldoorlog vaak historiserend of met late art-deco-inslag. Vele gebouwen hebben modernistische impuls, zie representatieve (functionele) bouwwerken (voormalig postgebouw, stadhuis); hiervoor voornamelijk buitenstedelijke gekende architecten werkzaam te Oostende, een bewuste keuze van toenmalig burgemeester Van Glabbeke.

Vanaf de jaren 1940-1950 schaalvergroting, zie bouw van handels- en appartementencomplexen van acht tot elf bouwlagen. (Albert I-promenade, Zeedijk); nog opgetrokken als 'residenties' met elitaire vormgeving zie vaak representatieve (natuurstenen) onderbouw; typerende hoekcomplexen met afgeronde erkers. Vanaf de jaren 1960 vervlakking in vormgeving en materiaalgebruik. Opkomst van villaverkavelingen als 'exclusieve' bebouwing onder meer ten noordwesten van het President Kennedyplein en ten zuiden van de Elisabethlaan.

  • DEBAERE O., Stedenatlas: Oostende. Een topografisch overzicht van de ontwikkelingen van een fel begeerde havenstad, in Oostendse Historische Publicaties, 9, Oostende, 2002.
  • DESCHACHT D., Straatnamen van Oostende van A tot Z, Oostende, 1998.
  • DE VENT G., Zee en Duinen. Kusttoerisme in de 19de eeuw, Brugge, 1991.
  • DEVRIENDT L., Sociale woningbouw te Oostende, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Universiteit Gent, 1985-1986.
  • FARASYN D., 1769-1794. De 18de-eeuwse bloeiperiode van Oostende, in Oostendse Historische Publicaties, 2, Oostende, 1998.
  • LOMBAERDE P., Leopold II. Koning-bouwheer, Gent, 1995.
  • RABAU W., Voor koningin geboren. Oostende duizendjarig boegbeeld van maritiem Vlaanderen, Middelkerke, 2000.
  • VANNESTE O.; THEYS J.; ZWAENEPOEL M., Het arrondissement Oostende. Een regionaal-ekonomische studie, West-Vlaams Ekonomisch Studiebureau, Brugge, 1962.
  • VANSTEENKISTE H., Het Kerkelijk Leven te Oostende in de 17de en 18de eeuw, onuitgegeven licentiaatverhandeling, KUL, 1986.

Bron: CALLAERT G., DELEPIERE A.-M., HOOFT E., KERRINCKX H. & VANNESTE P. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostende, Deel IA: Stad Oostende, Straten A-M, Deel IB: Stad Oostende, Straten N-Z en wijken Haven, Hazegras, Opex, Deel II: Deelgemeenten Mariakerke, Raversijde, Stene en Zandvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Kerrinckx, Hans; Vanneste, Pol; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oostende [online], https://id.erfgoed.net/themas/14514 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.