erfgoedobject

Altenbroek en Voervallei met omgeving

landschappelijk geheel
ID
305769
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305769

Juridische gevolgen

Beschrijving

Fysische geografie

Sint-Martens-Voeren en ’s-Gravenvoeren liggen centraal en westelijk in de gemeente Voeren. Dit gebied ligt ten oosten van de Maas en is een overgangsgebied tussen Droog Haspengouw in het westen en het Land van Herve in het zuidoosten. Het gebied wordt gekenmerkt door een zeer complexe geologie en geomorfologie die zeer bepalend is voor de landschapsgenese.

Geologie

Het landschap in Voeren wordt volledig bepaald door het voorkomen van grote pakketten krijtgesteente op geringe diepte of aan het maaiveld. Deze krijtgesteenten werden gedurende miljoenen jaren door de zee in subhorizontale kalklagen afgezet tijdens het mesozoïcum. De kalklagen ontstonden door afzettingen van kleine organismen met kalkskeletten op de bodem van de ondiepe subtropische zee. Dit resulteerde in de huidige kalksteenpakketten die een dikte hebben van tientallen meters. De dikste kalkpakketten bevinden zich in het oosten en nemen af in westelijke richting. Twee geologische formaties zijn bepalend voor dit gebied: De formatie van Gulpen die bestaat uit zachte, fijnkorrelige kalksteen en de oudere formatie van Vaals, die bekend staat als het Vaalser groenzand.

De kalksteen van de formatie van Gulpen wordt ook wel mergel genoemd. Deze formatie dagzoomt in het zuiden van Limburg en dateert uit het boven-krijt. De kalklaag van wit krijt bevat vrij veel glauconiet. Op verschillende plekken komen fossielen van belemnieten, zeeëgels, koralen en schelpen voor. Door de bijmenging van zand, klei en leem is de kalk niet geschikt om in grote hoeveelheden ontgonnen te worden, zoals bijvoorbeeld wel het geval was bij de kalksteengroeven in Riemst. Er zijn wel veel plaatselijke groeven, in functie van het mergelen van akkers en weilanden. Deze nu verlaten mergelkuilen bevinden zich grotendeels in de bovenste helft van de dalhellingen. Ze zijn vaak met bos overgroeid en ter plekke en op het digitaal hoogtemodel in het microreliëf goed herkenbaar.

Het Vaalser groenzand (formatie van Vaals) dateert eveneens uit het boven-krijt en bevindt zich onder het krijt van de formatie van Gulpen. Deze kustafzettingen bestaan uit glauconietrijk zand met kleihoudende lagen erin; donkergroene kleinesten (‘Smectiet van Herve’). Deze afzetting dagzoomt in de bovenloop van de Noorbeek ter hoogte van het kasteel van Altenbroek, in de Veursvallei ten oosten van Sint-Martens-Voeren en over de volledige lengte van de Gulpvallei. Het grondwater dat stagneert op de kleilagen komt in talrijke bronnen aan de oppervlakte. Dit fenomeen is afwezig in de Voervallei ter hoogte van ‘s-Gravenvoeren, waar door het ontbreken van het dagzomen van het Vaalser groenzand er geen bronwerking is. De aanwezige kalksteenpakketten zijn zeer goed doorlatend, waardoor de grondwatertafel zich veel dieper bevindt.Waar het kalkrijke bronwater in contact komt met de lucht kan calciumcarbonaat worden afgezet op stenen, bladeren en takjes. De afzettingen vormen poreuze laagjes, kalktuf, waar holten in kunnen zitten door rottend organisch materiaal. Dit fenomeen komt voor bij het ‘Waterwegske’ in Sint-Martens-Voeren en bij een perceel met kalktufbronnen ten noorden van Sint-Martens-Voeren. Travertijn of kalktuf of bronsteen is een fenomeen dat gebonden is aan het voorkomen van de formatie van Vaals, met bronnen met plaatselijk erg kalkrijk water.

De oudste geologische laag die in dit gebied voorkomt dateert uit het primair of paleozoïcum. Deze laag uit het boven-carboon, ooit door de zee afgezet in horizontale lagen, maar later geplooid en gebroken door de Hercynische bergvorming op het einde van het primair, dagzoomt in de vallei van de Veurs ter hoogte van Sint-Martens-Voeren. De laag uit het boven-carboon bestaat uit schiefers en zandsteen. Dit is, samen met een plek aan de Berwijn, de enige plek in Vlaanderen waar primair gesteente dagzoomt.

De quartair geologische kaarten tonen geen holocene of laatglaciale afzettingen bovenop de pleistocene sequenties op de hellingen en de plateaugronden, maar wel op de valleigronden, waar alluvium en colluvium werd afgezet. Eolische afzettingen van löss uit het weichseliaan (laat-pleistoceen) en/of het saaliaan (midden-pleistoceen) en mogelijk vroeg-holoceen en/of hellingsafzettingen van het quartair komen voor op de hellingen en plateaus.

De formatie van Gulpen werd tijdens het mesozoïcum afgedekt door de Formatie van Maastricht. Deze afzetting is door erosie en verwering volledig verdwenen, op de vuursteenknollen (silex) na. De silexafzettingen, omgeven met roodbruine tot okerkleurige verweringsklei, bevinden zich in dikke pakketten van 10-15 m dik op de heuveltoppen of in de bovenste helft van de hellingen. Silexgroeven, waar dit gesteente als bouwmateriaal gewonnen werd, komen voor bij het Hoogbos, in het Broekbos en in Schophemerheide.

De Alpiene gebergtevorming veroorzaakte een opwaartse stuwing van de subhorizontaal afgezette sedimentlagen in de Voerstreek en ver daarbuiten. De verhoging van de grond en de bijhorende regressie van de zeespiegel in noordwestelijke richting maakte dat de huidige landschapsvorming werd ingezet. Onder invloed van exogene krachten zoals wind, regen, water en vorst werd het reliëf geboetseerd. Vooral het regenwater en de rivier- en bronwerking hebben via insnijding en erosie een grote invloed op het krijtlandschap gehad.

De rivierwerking van de Maas heeft een grote invloed gehad op het Voerense landschap. De Maas heeft verschillende tracés gehad en heeft daarbij grind en zand afgezet. Tijdens het plioceen stroomde de Maas meer oostwaarts. Een bedding van de Oostmaas heeft het landschap van de Noorbeek en Altenbroek geboetseerd. De hiermee samenhangende keizeloölietformaties zijn afzettingen die onder andere in Schophemerheide te vinden zijn. Oölitische kalken uit de Jura zijn als rolstenen in kwartsrijke pliocene grindafzettingen afgezet in een oud Maasterras, dat nu veel hoger ligt dan het huidige alluvium van de Maas.

Vanaf het pleistoceen, ongeveer 3 miljoen jaar geleden, heeft de Maas zich meer naar het westen verlegd. De rivierwerking zorgde voor het afzetten van talrijke grindterrassen. De sedimentatiegrens van de oude Maasterrassen bevindt zich halfweg ’s-Gravenvoeren en Sint-Martens-Voeren. Oudere Maasterrassen zijn op verschillende plekken zichtbaar. De grindgroeve aan de Kinkenberg was een ontginning van Maasgrind. Het Maasgrind werd tijdens de laatste ijstijd door rivierwerking afgezet. Kenmerkend is zijn rolronde vorm. De bovenste laag van de groeve bestaat uit hoekig silex. Dit geremanieerd materiaal komt voort uit hoger in de Voervallei afgezette Maastrichtse kalkformaties. Deze zijn door erosie lager op de helling afgezet in een kleirijke silexlaag.

Bodem

Tijdens het laatste deel van het pleistoceen werd bij de laatste twee ijstijden, namelijk het saaliaan en weichseliaanl, het landschap in een groot deel van Europa door de wind bedekt met löss, een zeer fijnkorrelig materiaal. In het Maasterrassengebied varieert de dikte ervan tussen de 2 en 4 meter. Ten oosten van de sedimentatiegrens van de pleistocene Maas zijn de lössafzettingen dunner en komen ze enkel voor op de smalle plateaus en de noordelijk georiënteerde zachte hellingen.

Deze pleistocene lösslagen hebben zich onder invloed van het holocene klimaat gedurende de laatste 10 000 jaar ontwikkeld tot vruchtbare leembodems met een hoge landbouwkundige waarde. Op de randen van de plateaus en op de overgangen naar de hellingen komen stenige silexrijke bodems voor. Op de oostelijke sedimentatiegrens van de pleistocene Maas in Altenbroek en Schophemerheide komt leem vermengd met kwartsgrind voor.

De erosie op de valleihellingen veroorzaakte een colluviumafzetting in de valleibodem. Die vormt een vrij vlak gebied naast de beekloop. Alluviale afzettingen van leem-, klei-, zand- en grind komen voor. Het huidige bodemgebruik op deze afzettingen wordt gekenmerkt door graslanden en (relicten van) hoogstamboomgaarden. In de vallei van de Veurs worden ook vuursteenbreksies (blokken opgebouwd uit gebroken vuursteen) en conglomeraten van gerolde vuursteen gevonden.

Dolines

Op enkele plaatsen in Voeren komt een zeldzaam geomorfologisch fenomeen voor. Door het kalkrijk substraat ontstaat een karstverschijnsel. Een doline is een ketel- of trechtervormige depressie ontstaan door instorting als gevolg van de oplossing van onderliggende kalksteen door koolzuurhoudend water. Op de hellingen van het Hoogbos en in het Broekbos tussen Kwinten en De Plank komen dolines voor. Ze zijn overgroeid met bosvegetatie, maar zijn wel in het reliëf herkenbaar.

Topografie

Het hoogste punt van dit gebied bevindt zich helemaal in het oosten, ter hoogte van Op-de-Eiken met 235 m. Dit plateau ligt ten noorden van het Broekbos. De Veurs heeft ter hoogte van Krindaal een hoogte van 150 m. De samenvloeiing van de Veurs en de Voer net ten westen van Sint-Martens-Voeren gebeurt op een hoogte van 125 m. De Noorbeek stroomt op een hoogte van 120 m de staatsgrens over in Altenbroek. De Voer stroomt op een hoogte van 75 m de gemeente Voeren buiten. De valleien in het oosten erodeerden dalen in het plateau van 80 tot 85 m diep. In het westen is het Voerdal minder diep met een hoogteverschil van 60 m ter hoogte van de Maasterrassen ten noorden van s’-Gravenvoeren. Het gebied tussen de Nederlandse grens en s’-Gravenvoeren wordt gekenmerkt door een bijzonder netwerk van holle wegen en grebben (een greb is een diep ingesneden droge ravijn of delle) in droge valleien die zich loodrecht op de Voervallei bevinden.

Bijna alle dalen en valleien in Voeren hebben een asymmetrisch profiel waarbij de noordelijke en oostelijke hellingen de steilste zijn en meestal bebost zijn. De overliggende hellingen op de zuid- en westzijde hebben een veel zachtere helling en een ander bodemgebruik, vaak gras- of akkerland. Deze asymmetrische valleien vinden hun oorsprong in een verschil in erosiereactie onder invloed van wind, dooi en bezonning tijdens de polycyclische paleo-valleivorming. De asymmetrische dalen zijn goed ontwikkeld tussen Krindaal en s’-Gravenvoeren op de Veurs en de Voer, in het Noorbeekdal in Altenbroek.

De droge dalen werden gevormd tijdens de ijstijden waar regenriviertjes een dal erodeerden op een bevroren ondergrond. Na de dooi werd het water grotendeels ondergronds afgevoerd door de poreuze krijtlagen, de droge dalen blijven geomorfologisch in het landschap bewaard. Dit is een typisch verschijnsel in krijtlandschappen. De meeste beekdalen gaan stroomopwaarts over in droge dalen of hebben zijdelings droge dalen. Dit is onder andere het geval bij Mosdelle tussen Op-de-Eiken en de Martelberg en bij Krindaal.

Hydrografie

De drie grotere waterlopen van de gemeente Voeren, namelijk de Berwijn, de Voer en de Gulp, horen allen tot het stroomgebied van de Maas en het Maasbekken. De bron van de meest centrale beek, de Voer, bevindt zich (buiten het voorliggende gebied) ter hoogte van het gehucht ‘De Zwaan’ en de poelen bij ‘Drink’ in Sint-Pieters-Voeren. Een belangrijke bron bevindt zich in het park van de Commanderie van de Duitse Orde.

De Veursbron ligt net ten noorden van het gehucht Veurs en ten westen van het Veursbos waar de Kronenbosbeek een belangrijke zijbeek is. De Veurs heeft meer stroomafwaarts één naamloze zijbeek op de rechter oever. Deze beek komt vanuit Martelberg via Kwinten tot aan de Veurs. Net ten westen van Sint-Martens-Voeren stromen de Veurs- en de Voerbeek samen.

Net voor ’s-Gravenvoeren ontvangt de Voer op de rechteroever de Noorbeek die via Altenbroek vanuit Nederland komt. Net voorbij ’s-Gravenvoeren is de Horstergrub een watervoerende holle weg die het gebied van het Hoogbos met de Voer verbindt. De atypische zijbeek ‘Beek’, die vanuit het Waalse Warsage (Weerst) komt, vloeit bij Grijzegraaf in de Voer. De Voer stroomt ter hoogte van de Grijzegraaf over de Nederlandse grens richting Eijsden om daar aan het kasteelpark van Eijsden in de Maas uit te monden.

De sterk meanderende beken hebben heel vaak een goede structuur- en waterkwaliteit met stroomkuilen en afwisselende stenige en zandige beekbeddingen. De stroomsnelheden zijn groot door het sterke verval, het gemiddeld debiet is hoog onder invloed van de bronnen en watervoerende holle wegen. Op de oevers groeien vaak beekbegeleidende beplantingen. Het eerder beperkt hydrografisch netwerk is een gevolg van de zeer goed waterdoorlatende kalk-, grind- en leemsedimenten. Droge dalen komen vaak voor.

Cultuurhistorisch landschap

Verschillende woningen in Voeren van voor de Eerste Wereldoorlog zijn gebouwd met silex. Deze grondstof werd in lokale groeven ontgonnen. De silex is een restant van de geërodeerde krijtlagen van de Formatie van Maastricht dat aan de oppervlakte bleef liggen. Vooral in het centrum van Voeren (Schophem, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren) werd silex gebruikt als bouwmateriaal. Silexgroeven komen voor bij het Hoogbos, in het Broekbos en in Schophemerheide. De grove, onregelmatige knollen zijn echter niet gemakkelijk te verwerken en werden vooral in grote vlakken van achter- en zijgevels toegepast. Verschillende hoeven en woonhuizen in deze omgeving die uit de 18de en 19de eeuw dateren bevatten delen met silexknollen.

Graften

Het landschap wordt op vele plaatsen gekenmerkt door de aanwezigheid van graften. Graften zijn steile randen op hellingen, die meestal begroeid zijn met bomen of struiken of onder grasland liggen. Gewoonlijk lopen ze evenwijdig aan de hoogtelijnen en verdelen de hellingen in kleinere of grotere terrassen. Vermoedelijk gaat het verschijnsel graft terug op verschillende ontstaanswijzen die nauw samenhangen met de manier van ontginnen. Traditioneel neemt men aan dat de ontstaanswijze gelieerd zou zijn aan al dan niet gefaseerde ontginning van hellingbossen. Smalle stroken bos, vaak de bosranden, zouden gespaard gebleven zijn bij de ontginning. Op die manier probeerden de ontginners de erosie ten gevolge van het latere landbouwgebruik van de hellingen tegen te gaan. Het afgespoelde bodemmateriaal werd immers tegengehouden door de lintvormige smalle overgebleven stroken bos. Door erosie en afzetting ten gevolge van bewerking van akkers, vervlakte de helling tussen het bos hogerop en de uitgespaarde bosstroken en ontstonden terrasachtige hellingen of graften. Op een beperkt aantal graften, vooral die langs holle wegen, komen inderdaad nog steeds flink wat bos- en bosrandplanten voor, waarvan sommige kenmerkend zijn voor oud bos. Een andere hypothese is dat graften hun ontstaan te danken hebben aan de actieve aanleg van grazige stroken, hagen en houtkanten door de vroegere landbouwers op de onder akker gelegde hellinggronden. Hoe dan ook, in beide gevallen betekent dit wel dat de vroegere landgebruikers zich bewust waren van de erosiegevoeligheid van de hellinggronden en er alles aan deden om de erosie te beperken. Dat er ooit actief hout werd aangeplant op de graften bewijzen niet alleen de haagrelicten met naast meidoorn onder meer sleedoorn en sleepruim, maar ook de nog steeds op veel plaatsen aanwezige opgaande bomen en knotbomen. Onder de knotbomen vindt men dikwijls es terug,een boomsoort waarvan niet alleen het hout kon worden benut als geriefhout, maar ook de jonge bebladerde takken als loofvoer in tijden van voedseltekort voor hoefdieren. Dit blijkt uit een 19de-eeuws landbouwverslag uit het aanpalende Herve waarin melding wordt gemaakt van het oogsten van jonge takken tijdens de warme droge zomermaanden die voor loofvoedering werden benut. Mogelijk werd dit gebruik maar veralgemeend tijdens de 19de eeuw, wanneer akkers grootschalig werden omgezet naar graslanden. Het dateren van de graften is niet eenvoudig. Al in de Romeinse periode vond in deze regio grootschalige ontginning en ontbossing plaats. Tijdens de vroege middeleeuwen nam de natuur terrein terug op de mens. Nadien keerde het tij: het huidige landschap met graften gaat waarschijnlijk al terug tot de middeleeuwen.

Holle wegen

Met de introductie van de landbouw in onze streken vanaf het neolithicum (ca. 4000 v.Chr.) kwam de vorming van holle wegen op gang. Bij de bosontginning ontstonden door betreding schaars begroeide paden. Ten gevolge van de omzetting naar en bewerking van landbouwpercelen, ontwikkelden deze zich mettertijd onder invloed van natuurlijke processen (gecombineerde werking van wind- en stroomerosie) tot holle wegen in reliëfrijke gebieden zoals de Voerstreek. Gedurende droge perioden waaide de wind de onbegroeide bovenste leemlagen weg terwijl tijdens vochtige seizoenen het afstromend regenwater de grond meevoerde. De diepste holle wegen in het landschap van de Voervallei zijn steeds loodrecht op de voet van de helling gericht. De vorming van holle wegen wordt versneld onder invloed van een zekere verkeersintensiteit op onverharde wegen. Men neemt dan ook aan de oudste diepe holle wegen in dit gebied teruggaan tot de middeleeuwen wanneer de ontginningsintensiteit van het landschap en de omzetting naar akkers op volle snelheid kwam. In enkele holle wegen binnen het gebied komen bronnen voor. Dit verschijnsel doet zich voor wanneer een holle weg een kleilaag snijdt. Een mooi voorbeeld hiervan is het Waterwegske in Sint-Martens-Voeren. Langs deze watervoerende holle weg is ook over een lengte van bijna acht meter kalktuf (bronnenkalk of moeraskalk) waarneembaar.

Het verschijnsel van de “Vergrünlandung” (omschakeling van akkerland naar grasland)

In de middeleeuwen was het merendeel van de landbouwgrond in gebruik voor akkerbouw (hoofdzakelijk graanteelt), met uitzondering van de valleigronden die veelal onder grasland lagen. De grote omschakeling naar grasland en veeteelteconomie komt pas volop op gang vanaf de 16de eeuw en dan nog iets ten westen van het hier beschreven gebied in de vallei van de Berwijn. Dit is niet toevallig: de bloei van steden als Luik en Aken deed sedert het begin van de 15de eeuw een afzetgebied voor landbouw- en zuivelproducten in de onmiddellijke omgeving ontstaan. Naar mate de gronden verderaf lagen van het dal van de Berwijn nam echter het weide-overwicht af. De uitgestrekte leemplateaus op de Maasterrassen van ’s-Gravenvoeren en de colluviale gronden in de vallei van de Voer waren nog volledig onder akkerbouw. Zelfs op het einde van de 18de eeuw, ten tijde van de kartering van de Oostenrijkse Nederlanden door graaf de Ferraris (1771-1778) is er nog geen wezenlijke verandering op te merken. De bewoningskernen zijn omgeven door een boomgaardengordel en de dorpen liggen geïsoleerd in een brede zone van bouwlanden. Ze worden in het stroomgebied van de Voer en haar zijbeken met elkaar verbonden door een smalle zone van graslanden en bosstroken in de valleien. Een uitzondering vormt de Schophemerheide die zich bevindt in een beginstadium van ontginning. Tot omstreeks 1880 behoudt de akkerbouw onverminderd het overwicht. Dan is er sprake van een invasie van landbouwproducten uit het buitenland. Overzees graan, in hoofdzaak tarwe, overstroomt vanuit de Verenigde Staten van dan af het continent. De aanleg van transcontinentale spoorwegen en de opkomst van het stoomschip maken het mogelijk dat landbouwproducten op een goedkope manier naar Europa worden verscheept. De gevolgen voor de landbouw zijn groot. De prijs van graan daalt in België tussen 1880 en 1894 van 30 BEF naar 13 BEF per 100 kilogram. Het effect laat zich raden. De landbouwsector moet zich heroriënteren, de veeteelt begint aan een enorme expansie. Tussen 1880 en 1895 wordt de omschakeling duidelijk in het Voerdal: in ’s-Gravenvoeren groeit het weidebestand alleen al met meer dan 20%: de “Vergrünlandung” of de omvorming van bouwland naar grasland, komt op gang in de Voervallei. Er ontstaat bovendien een steeds grotere vraag naar vlees- en zuivelproducten. Vooral de aanleg van de spoorweg Aken-Tongeren in 1917 versnelt nog deze tendens. Het tot dan toe relatief open landschap wordt steeds meer een bocagelandschap gekenmerkt door een mozaïek van door hagen omsloten weiden ), boomgaarden, akkers en bossen. De hagen bestaan vooral uit meidoorn waarin nog heel wat sporen van vlechttechnieken waarneembaar zijn. Het weideaandeel stijgt tot ongeveer 1950. Intensief uitgebate hoogstamboomgaarden kenmerken dan vooral de Voervallei.

Hoogstamboomgaarden

Vanaf de 14de eeuw werden hoogstamboomgaarden als fruitweide aangelegd bij boerderijen. Voordien kende de fruitteelt vooral bijval bij abdijen. Tot de 17de - 18de eeuw was de fruitteelt vooral gesitueerd in kasteeldomeinen of geestelijke instituten waar veredeling en snoeitechnieken werden verfijnd. In dezelfde periode namen de boomgaarden en toepassingen voor fruitverwerking op het platteland toe.

De hoogstamboomgaarden werden aangelegd als schaduwrijke weides voor het vee, fruitweiden of weideboomgaarden, zonder dat er op grote schaal aan fruitproductie werd gedaan. De fruitproductie verliep samen met andere landbouwvormen, zoals akker- en veeteelt, en was hoofdzakelijk bedoeld voor eigen gebruik. Er werden verschillende fruitsoorten en -variëteiten aangeplant en de overschotten werden lokaal verkocht. De 18de-eeuwse tot derde kwart 19de-eeuwse kaarten tonen gordels van hoogstamboomgaarden rond de dorpen, gehuchten en afgelegen hoeven.

De aanleg van nieuwe spoorlijnen eind de 19de- begin de 20ste eeuw en de landbouwcrisis vanaf 1880 veroorzaakten een wijziging in teeltkeuze. De commerciële fruitteelt kwam vanaf de tweede helft van de 19de eeuw op gang. Vanaf 1895 tot midden de 20ste eeuw nam het aantal hoogstamboomgaarden sterk toe en werd het Voerense landschap gekenmerkt door grote zones met fruitbomen die zich niet langer enkel onmiddellijk rond de bewoonde zones situeerden. Vooral de helling ten noorden van s’-Gravenvoeren tot aan het Hoogbos werd volgeplant met hoogstamboomgaarden. Ook rond Altenbroek, Ulvend, Op de Eiken en Kattenrot kwamen grote hoogstamboomgaarden voor. De valleien van de Voer en Veurs waren bijna volledig ingenomen door hoogstamboomgaarden.

De landbouwers combineerden hoogstamboomgaarden met veeteelt. De fruitproductie werd een belangrijke poot van de landbouwactiviteiten. Betere snoeitechnieken, samen met het gebruik van kunstmest zorgende voor een verhoogde productiviteit. Er werd verder toegespitst op commercieel interessante soorten die in grotere aantallen werden aangeplant. De combinatie van fruitteelt en veeteelt weerspiegelde zich in de inrichting van de weideboomgaard. De hoogstambomen vertakten voldoende hoog, om buiten het bereik van het vee te blijven en de boomgaard werd traditioneel omringd door een veekeringshaag van geschoren meidoorn. De plantafstand tussen de bomen was ruim genomen in functie van de groei van het gras. De fruitbomen werden bij voorkeur ingeplant op een licht naar het zuiden afhellend terrein in noord-zuidgeoriënteerde rijen. De bomen werden traditioneel gesnoeid om de opbrengst te maximaliseren en het plukken te vergemakkelijken.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de landbouwvoering aangepast en werden er weinig nieuwe hoogstamboomgaarden aangelegd. De overheid reikte ook premies uit voor het rooien van hoogstamboomgaarden, wat het verdwijnen van hoogstamboomgaarden bespoedigde. Tot de topografische kaarten van 1960 was het hoogstamboomgaardenareaal in Voeren zijn hoogste niveau. Op de luchtfoto van 1971 blijkt dat de oppervlakte hoogstamboomgaard nog een klein beetje is toegenomen maar dat tegelijk de bestaande boomgaarden niet meer worden onderhouden zoals voorheen en ze met uitval te maken krijgen. Nadien nam het hoogstamboomgaardbestand stelselmatig af. Op enkele gaaf bewaarde hoogstamboomgaarden na zijn nu op veel weilanden enkel relicten van hoogstamboomgaarden te vinden.

Tijdsdiepte graslanden en hoogstamboomgaarden

Wanneer we naar de leeftijd kijken van de bestaande graslanden dan blijken veel graslanden in de Noorbeek-, Veurs en Voervallei gekarteerd te zijn met een permanent bodemgebruik als grasland sinds het einde van de 18de eeuw (Kabinetskaart de Ferraris (1777)). Op de kaart van Villaret (1745) is de situatie vrij gelijkaardig. De graslanden op de plateaus zijn jonger en dateren uit midden de 20ste eeuw. De graslanden in de omgeving van oude hoeves of gehuchten zoals bij Snauwenberg, Op-de-Eiken of Ulvend dateren net als de valleigraslanden uit minstens de 18de eeuw. De graslanden op de hellingen dateren voornamelijk uit de tweede helft van de 19de eeuw en begin de 20ste eeuw. De tijdsdieptekaart geeft enkel het ononderbroken bodemgebruik weer. Wanneer een grasland kortstondig werd omgezet in akkerland werd dit niet meer opgenomen in de weergave van de tijdsdiepte op de kaart. De percelen kunnen dus eerder ook reeds in graslandgebruik geweest zijn. Dit geldt eveneens voor de hoogstamboomgaarden.

De tijdsdieptekaart voor de hoogstamboomgaarden toont dat de nog bestaande vrij volledige hoogstamboomgaarden grotendeels uit de tweede helft van de 19de eeuw en begin de 20ste eeuw dateren. Een (deel van de) boomgaard ten westen van Snauwenberg, bij Ulvend en enkele boomgaarden ten noorden van s’-Gravenvoeren dateren reeds uit het midden van de 18de eeuw.

Wegenpatroon

’s-Gravenvoeren en Sint-Martens-Voeren zijn twee straatdorpen ontwikkeld langs de riviertjes de Veurs en de Voer. Tussen en rondom de grote en kleine bewoningskernen ontstond een uitgebreid netwerk van onverharde zijwegen en paden als verbinding tussen boerderijen, kerken en landbouwgronden. Er was een duidelijke link tussen de landbouweconomie en het wegennet. Door de vrij geïsoleerde ligging van de dorpen en het gebrek aan uitgebreide transportinfrastructuur, speelde het lokaal wegennetwerk een belangrijke rol. Een vergelijking van het huidige wegennet met historische kaarten toont dat het netwerk van lokale en vaak onverharde wegen grotendeels intact bleef en nog sterke gelijkenis toont met het wegennet in de 18de eeuw. Vanaf de 19de eeuw gebeurden de eerste verhardingen met kasseien waarna vooral in de loop van de 20ste eeuw veel wegen werden verhard en aangepast aan het autoverkeer, voornamelijk de hoofdstraten in de dorpen en de langeafstand verbindingen. Dit gebied bleef echter gespaard van ruilverkavelingen zodat de historische agrarische structuren en het landelijk uitzicht bewaard bleven.

Vanuit de dorpen in de vallei leiden parallelle wegen telkens de helling van het plateau op. Het gaat om verharde wegen die vaak overgaan in aardewegen. De wegen zijn vaak diep ingesneden en lopen tussen steile taluds met hakhout. Deze holle wegen, vaak op vrij steile hellingen, waren bedoeld om de landbouwgronden die ingeplant waren op de plateaus ten noorden en zuiden van de dorpen in de vallei te ontsluiten. Van op de akkers leiden deze wegen verder naar de naburige dorpen. Vaak werd gekozen voor de kortste weg dwars op de helling. Het netwerk aan holle wegen kwam vermoedelijk tot stand vanaf de late middeleeuwen en kende een sterke uitbreiding in de 18de eeuw met de toename van de verkeersintensiteit op onverharde wegen in combinatie met een grote bevolkingsdichtheid en intensieve landbouw. Het intensief gebruik van deze routes met een lemige ondergrond, versnelde het erosieproces van de wegbedding zodat de wegen een uitgesproken hol karakter kregen. Hoger op het plateau zijn de wegen minder sterk ingesneden en bieden ze vaak open zichten op de omliggende landbouwgronden en de lagergelegen vallei. Van in ’s-Gravenvoeren slingert een reeks min of meer parallelle holle wegen noordwaarts het plateau op langs de Komberg, Kinkenberg en Snauwenberg.

Sommige straatnamen verwijzen naar het historisch belang van deze routes als verbindingswegen tussen dorpskernen Sint-Martens-Voeren, ‘s-Gravenvoeren en Aubel waar al vroeg een marktplaats was voor de graanhandel. Wanneer Aubel in de 18de eeuw een keizerlijke vergunning krijgt om een wekelijkse markt in te richten, wordt beslist de hoofdwegen die naar de markt van Aubel leidden te verharden. Ook de namen Kinkenweg en Moltweg wijzen op historische transportroutes van graan tussen de verschillende dorpen. Een aantal van de holle wegen werden (gedeeltelijk) verhard zoals de weg Snauwenberg die deel uitmaakte van de transportroute tussen Luik en Aken. Het vaste traject van de postkoets in de 16de-17de eeuw passeerde langs deze weg zoals blijkt uit de alternatieve naam Koetsweg.

Ontsluitingswegen in functie van de vruchtbare landbouwgronden op het plateau vormen de meerderheid maar ook de boscomplexen en de oorspronkelijke Schohpemerheide werden ontgonnen vanuit de dorpen in de vallei. Zo loopt vanuit Schophem een weg dwars over de steilrand naar de Schophemerheide ('Bruyere de Choppem') en verder oostwaarts naar de historische heideontginning waaraan het toponiem Kattenrot nog refereert. Ook vanuit het Kasteel Altenbroek was er een verbinding met dit heidegebied.

Ten zuiden van de Voervallei in ’s-Gravenvoeren wordt het landschap gedomineerd door drie sterk vertakte knooppunten van grotendeels onverharde wegen rond de kapel Oude Linde, de Sint-Annakapel en de Wittekapel. Op historische kaarten zijn dit reeds belangrijke kruispunten gemarkeerd met een kruis of kapel al dan niet in combinatie met een boom. Bij het kruispunt met de Sint-Annakapel komen minstens 8, mogelijk 10, wegen samen vanuit alle windrichtingen. Een aantal zijn holle wegen die zijn ingesneden tussen hoge taluds. Deze wegenkruispunten zijn onderling verbonden door een weg die dwars over het plateau parallel loopt met de hoofdweg langs de Voervallei. Langs de wegen werden talrijke kruisen en wegkapellen opgericht als herkenningspunt en om een behouden reis te verzekeren. Ze zijn vaak gelieerd aan bomen. Deze elementen markeren nu nog steeds de historische tracés die bestonden uit een aaneenschakeling van onverharde wegen en paden. Wegkruisen werden vaak opgericht bij een kruispunt van wegen of waar een zijweg uitkwam op de hoofdweg.

De hoofdverbindingsweg tussen de verschillende dorpen loopt in de vallei parallel met de Voer. Oversteekplaatsen waren in het verleden cruciaal als verbinding tussen de linker- en rechteroever en vormden voor het voetverkeer vaak een alternatief voor de hoofdwegen. Nog een aantal onverharde voetwegen leidt van op het plateau naar de vallei naar een doorwaadbare plaats of voorde. In de Voervallei ligt er een voorde net ten oosten van Schophem en ter hoogte van Ketten. In de dorpen en gehuchten vormen smalle graspaden vaak kleine doorsteekjes voor voetgangers als alternatieve weg. Deze voetwegen waren bedoeld om een deel van de weg af te snijden en boden vaak een korter traject dan langs de hoofdweg. De meeste wegels volgen de perceelsgrens en worden nog steeds actief gebruikt door de omwonenden en bewust open gehouden. Een mooi voorbeeld is het Ezelstraatje bij Mennekesput dat bedoeld was om de drukke hoofdweg te vermijden en reeds aangeduid is op historische kaarten.

Naast kleine doorsteekwegen zijn er ook tal van parallelwegen die in het verleden een alternatief boden voor de hoofdwegen waarbij factoren zoals een betere begaanbaarheid en een korter traject bepalend waren. Er ontstonden alternatieve routes voor sterk geërodeerde holle wegen of er werd gekozen om de rand van het plateau te volgen. Parallelwegen die dwars door de akkers liepen, boden vaak een korter traject dan de hoofdweg die langs de dorpen passeerde en waar rekening moest gehouden worden met meer verkeer. Veel alternatieve en/of parallelle wegen geraakten in onbruik en zijn verdwenen. Soms zijn deze wegen nog herkenbaar in de percelering of zijn ze deels als relict bewaard gebleven. Voetwegen die het natuurlijk reliëf of de beekvallei volgen, kozen voor een goede begaanbaarheid zoals de voetweg langs de Voer die langs twee wadden passeert en de gehuchten Vitschen, Ketten en Schophem verbindt.

Naast de wegen die verdwenen wegens onbruik, werden ook veel van de oorspronkelijke onverharde wegen aangepast en/of verlegd, vaak in functie van een betere begaanbaarheid. Scherpe bochten werden rechtgetrokken of parallel met diep ingesneden holle wegen werd een minder steil traject gekozen dat meer het natuurlijk reliëf volgt. De oude tracés zijn vaak nog steeds herkenbaar in het landschap zoals het relict van een holle weg in Ulvend die het tracé volgt van de voormalige verbindingsweg tussen Ulvend en Sint-Martensvoeren. In de loop van de 20ste eeuw werd het traject deels verlegd, vermoedelijk in functie van een beter begaanbare route die meer het natuurlijk reliëf volgt.

Houtige beplantingen met erfgoedwaarde

In Voeren valt de hoge dichtheid aan houtige beplantingen op. Heel typerend zijn de vele geschoren meidoornhagen, aangeplant als veekering bij weilanden. Hier en daar zijn er nog sporen van oud vlechtwerk zichtbaar. Hierbij worden gesteltakken zijdelings in de haag geleid om gaten te dichten.

Gemengde houtkanten, hakhout en knotbomenrijen komen voor langs de Voer-,Veurs- en Noorbeek. Nog vaker zie je deze houtkanten op graften. Dit zijn halfnatuurlijke taluds die knikken vormen op steile hellingen. De beplantingen zorgen ervoor dat de erosie op de hellingen wordt beperkt. Hetzelfde speelt mee bij beplantingen op taluds van holle wegen. Sommige wegen in Voeren zijn zeer diep uitgesneden op de hellingen. Ook knotbomenrijen kunnen voorkomen op perceelsgrenzen, zoals zomereiken, haagbeuken en gewone essen. Op de westelijke bosgrens van Schophemerheide komt een kaphaag van haagbeuk voor. Langs de holle weg Bovendorp komt een kaphaag van haagbeuk voor. In het Broekbos komen enkele geknotte haagbeuken voor bij een relict van een holle weg.

Aan enkele bomen werd een kapel bevestigd, andere werden bij een kapel geplant. Deze kapelbomen kunnen zowel knotbomen als opgaande bomen zijn. Kruisbomen zijn aangeplant bij een wegkruis, meestal betreft het opgaande loofbomen maar ook naaldbomen komen voor. Vaak zie je zo’n ensemble bij een kruispunt van wegen staan. Ook kunnen opgaande bomen, van bijvoorbeeld linde, als baken zijn aangeplant op een kruispunt van wegen.

De grens tussen Voeren en Nederland wordt op enkele plaatsen gemarkeerd door bomen. Ter hoogte van Kattenrot staat een opgaande beuk als grensboom. Ten noorden van het Hoogbos staat een indrukwekkende solitaire linde, de Huuskesboom.

De Nagelboom in ’s-Gravenvoeren is een spijkerboom; een soort fetisjboom.

Markant is het voorkomen van zware hakhoutstoven van beuk, bijvoorbeeld in Schophemerheide en in het Broekbos. Beuk is een soort die zich maar zelden goed als hakhout laat beheren. Beuk komt ook voor als bruine beuk in bosranden, als verlengde parkaanleg horende bij een bepaald kasteeldomein, zoals in de omgeving van het kasteel van Altenbroek. In de omgeving van het kasteel staan ook andere parkbeplantingen als focusboom. Dit zijn onder andere platanen en lindes. Deze zijn omwille van hun vorm en kleur op een welbepaalde plek aangeplant als parkarchitecturaal accent.

Vaak komen bomen en struiken voor in de onmiddellijke nabijheid van erven. Bij de hoeve Kattenrot staan dikke geknotte haagbeuken en een kaphaag van haagbeuk. Bij de hoeve Schophemmerhei 5 staat een zware knotes.

Enkele opvallende solitaire bomen komen voor, zoals opgaande eiken als hoekboom ter markering van kadastrale perceelsgrenzen.

Zichten

Het landschap in Voeren wordt gekenmerkt door het veelvuldig voor komen van weidse zichten, vaak vanop de plateaus over de helling richting het dal. De hoogte en het open of halfopen landschap maken dat het blikveld zeer ruim is. Andere zichten lopen vanuit het dal richting de (beboste) hellingen. Het zeer gevarieerde, gaaf en kleinschalige landschap maakt dat de belevingswaarde hoog ligt. In Sint-Martens-Voeren is er een zeer gevarieerd zicht tussen de bossen van Schophemerheide en Kattenrot over de dorpskern en het spoorwegviaduct.

Bouwkundig erfgoed

Kenmerkend voor Voerense gebouwen is het gebruik van lokale materialen, zoals leem en hout voor vakwerk en silex. Het gebied wordt kenmerkt door het voorkomen van kleine bouwkundige relicten, zoals de gietijzeren grenspalen en natuurstenen tussengrenspalen op de Nederlandse grens, en ijzeren, houten of natuurstenen weg- en ongelukskruisen. De watermolensites zijn verweven met het landschap. De molenlopen zijn ingenieus in het landschap aangelegd.

Enkele kleine gehuchten, alleenstaande sites (bijvoorbeeld hoeves) en kastelen met bijhorend domein komen voor binnen het landschap. De belangrijkste gehuchten en sites zijn: Hoeve Op de Eiken, Kasteeldomein van Ottegraeven, Hoeve Den Hof, Kattenroth, Schophemerhei, Schophem, Altenbroek , Watermolen Meulenberg, Elektriciteitscabine Boomstraat, Grenspalen en Op-de-Eiken.

Kruisen

Het gebied wordt gekenmerkt door een opvallend dicht patroon van smeedijzeren, gietijzeren en houten wegkruisen vaak uit de eerste helft van de 20ste eeuw. De 18de- en 19de- eeuwse kaarten tonen vaak reeds kruisen op deze locaties. In de kerkhofstraat staat een kalkzandstenen 17de-eeuws grafkruis als ongelukskruis ter herdenking van een moord.

Molenlopen

De watermolens en de molenlopen en -vijvers tonen de ontwikkeling van een molenlandschap in de vallei. De voormalige molenloop verbindt de Voer met de watermolen aan Meulenberg, en de watermolen terug met de Voerbeek. Het tracé van de molenloop wordt door het voorkomen van houtkanten en knotbomen geaccentueerd. De molenloop werd ten westen van het gehucht Schophem afgetakt van de Voer. De bypass volgt de Voerbeek gedurende een lange tijd parallel net ten noorden ervan. Ter hoogte van het gehucht Meulenberg loopt de molenloop aan de voet van de valleihelling alvorens af te buigen naar de watermolen en kort daarna naar de Voer. Het tracé is zichtbaar vanaf de kaart van Villaret midden de 18de eeuw. Op alle latere 18de, 19de en 20ste-eeuwse kaarten is de molenloop duidelijk gekarteerd. De huidige watermolen dateert uit 1755, en gaat terug op een oudere papiermolen (1574-1630). Mogelijk dateert de bypass uit deze periode.

Meer stroomafwaarts bevindt zich een tweede molenloop die in verbinding staat met de watermolen van Lhomme. Het tracé van de molenloop wordt door het voorkomen van houtkanten en knotbomen geaccentueerd. De molenloop werd ten westen van het gehucht Meulenberg afgetakt van de Voer. De bypass buigt naar het westen af, de Voer volgt ten noorden hiervan een meanderend tracé. Net voorbij de molen van Lhomme komen beide terug samen. Langs de molenloop staan beekbegeleidende beplantingen. De molenloop is in functie van de molen aangelegd. Het tracé is zichtbaar vanaf de Kabinetskaart van Ferraris eind de 18de eeuw en is op alle latere kaarten en luchtfoto's duidelijk zichtbaar. De watermolen dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw.

Archeologie

In het gebied werd tot op heden slechts in zeer beperkte mate archeologisch onderzoek uitgevoerd, wat vooral een gevolg is van de weinige bodemingrepen die er zijn gebeurd. Het gaat voornamelijk om veldkarteringen, die vooral vindplaatsen uit de steentijd aan het licht brachten, en enkele opgravingen van voornamelijk Romeinse sites.

Deze weinige gegevens wijzen echter op een groot archeologisch potentieel van het gebied. Met name het aantal vindplaatsen uit het midden- paleolithicum is relatief groot. De meeste vondsten werden verzameld op de plateaus van het Hoogbos en de Snauwenberg, net buiten het afgebakende gebied. Op verschillende plaatsen op de flanken van de hellingen, zowel ten noorden als ten zuiden van de Voervallei (bij de Roetsgraaf, Mescherheide, Hoeneveldje, Schophemerheide) kwamen eveneens vondsten uit deze periode aan het licht. Op deze hellingen werden eveneens op diverse locaties vondsten uit het neolithicum aangetroffen. We kunnen dan ook met zekerheid stellen dat naast deze gekende vindplaatsen het gebied een groot aantal nog niet gekende sites uit deze periodes herbergt.

Bij de ‘Voerenberg’ werden in het verleden resten van een Romeinse constructie (een villa?) aangetroffen. Ook bij het Steenbosch werd in de 19de eeuw reeds een Romeinse villa onderzocht. Recent (2011 & 2012) werden van deze locatie nog bouwresten en een Romeinse fibula gemeld. Tijdens de 19de-eeuwse opgravingen werd hier eveneens vroegmiddeleeuwse bewoning vastgesteld.

Ook de nog bestaande historische bewoningskernen hebben uiteraard een belangrijk archeologisch potentieel. We vermelden onder andere de dorpskern van Sint-Martens-Voeren, met de in oorsprong Romaanse kerk en de aanwezigheid van de ‘motte’, waarvan de heuvel en de grachten nog duidelijk in het landschap zichtbaar zijn. Ook de zones van de kastelen Altenbroek en Ottegraven bezitten uiteraard een belangrijke archeologische waarde.

In de bossen kunnen er zich nog sporen van WOII-loopgraven bevinden.

Huidig bodemgebruik

Het areaal van de graslanden die een continue gebruik kennen als hooi- of graasland hangt deels samen met de terreinen waar de hoogstamboomgaarden zich op bevinden of bevonden. De beekvalleien kennen reeds vanop de 18de-eeuwse kaarten een constant gebruik als grasland, vaak in combinatie met hoogstamboomgaarden in de omgeving van de dorpen. Eind de 19de eeuw en eerste helft 20ste eeuw nam het hoogstamboomgaardareaal toe en tevens de graslanden. Vanaf de jaren 1960 zijn de boomgaarden beginnen degraderen terwijl de bijhorende graslanden grotendeels intact zijn gebleven. De dalen en de hellingen kennen grotendeels een bodemgebruik als permanent grasland. De gaaf en volledig bewaarde hoogstamboomgaarden bevinden zich verspreid op verschillende locaties in het dal, op de helling en op de plateaurand of in de omgeving van hoeves. De hellingen en delen van het plateau liggen onder bos. In Schophemerheide en in Altenbroek gebeuren omzettingen in functie van het verhogen van de natuurwaarde van de terreinen. Sommige delen van de bossen worden omgezet naar wastineterreinen of naaldhoutbestanden worden omgezet naar gemengde loofhoutbestanden. In Altenbroek werden enkele graslanden geplagd in het kader van natuurherstel. Het doel is typerende soorten voor kalkgraslanden uit de zaadbank te reactiveren. Het deel van het Broekbos dat binnen bosreservaat gelegen is heeft een nulbeheer.

De plateaus worden overwegend gekenmerkt door open grootschalige akkerlanden. Het voorkomen van lijnvormige beplantingen is zeldzaam en is dan gekoppeld aan het voorkomen van perceelsrandbeplantingen op taluds of in relatie met hoogstamboomgaarden.

De graslanden omvatten nog steeds een uitgebreid netwerk van geschoren veekerlingshagen van meidoorn. Ze zijn beter bewaard gebleven dan de hoogstamboomgaarden. Er zijn plaatsen waar de veekeringshagen niet meer volledig zijn doordat er de laatste decennia niet meer werd ingeboet. De holle wegen en de graften zijn beplant met gemengde houtkanten. Op verschillende plaatsen is het hakhout reeds geruime tijd niet meer beheerd waardoor vele hakhoutstoven uit zeer zwaar hout bestaan.

De oude in onbruik geraakte groeven zijn vaak goed herkenbaar aan het reliëf. Vaak liggen ze in bossen en zijn ze begroeid met bosvegetatie. De groeves aan de Kinkenberg (Botkoel) en aan Meulenberg hebben wel nog sporen van recente ontginningen. Dolines zijn afleesbaar in het micro-reliëf en hebben een andere vorm dan de groeven.

Het wegennetwerk is vrij gaaf en herkenbaar. De wegverhardingen op wandelpaden varieert tussen half- en onverharde paden. Op enkele locaties, zoals aan Ulvend is de oude weg nog herkenbaar in het landschap maar is hij niet meer in gebruikt als verbinding.

 

  • Rijksarchief Hasselt, Abdij van Sinnich

 

  • Carte topographique de la partie de la Belgique comprise entre Gand et Tournay, Maestricht et Liège, levée par Villaret, Ingénieur du Roi, Institut National de l’Information Géographique et Forestière-Saint-Mandé (France), CH 292, kaartbladen 55 en 56, 1745-1748, schaal 1:14.400.
  • Carte manuscrite de la rive droite de la Meuse à hauteur de Maastricht, et des environs de Herve, attribuée aux ingénieurs géographes français, chevalier de Soupire, Paris, Arsenal, ms. 4748, 1749, schaal 1:57.600.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Carte de cabinet des Pays-Bas autrichiens levée à l’initiative du comte de Ferraris, Bruxelles, 1974, 11 (mémoire 15).
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven tussen 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven tussen 1842-1879, schaal 1:5.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven tussen 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven tussen 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • DE GEYTER e.a. 2001: Geologische kaart van België (Vlaams Gewest), kaartblad 34, ‘Tongeren’.

 

  • AKKERMANS M., BARBIER J., RUYLOFT G. & VANDENABEELE E. 2002: Holle wegen: een venster op de ondergrond, Likona jaarboek 2002 12, 16-17.
  • ATHMER W. e. a. 1991: Hydrogeologisch onderzoek in het stroomgebied van de Voer bovenstrooms van 's-Gravenvoeren (B), delen 1 en 2, Landbouwuniversiteit Wageningen.
  • BATS. H. 1992: Het Voerense Landschap, M&L 11.5, 14-33.
  • BATS H. 2001: Ankerplaats ‘’s Gravenvooeren, Sint- Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren – deel Snauwenberg, Hoogbos in: HOFKENS E. & ROOSENS I. (red.), Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De landschapsatlas, baken voor een verruimd beleid, M&L Cahier 5, Brussel, 145-154.
  • BRETELER H.G.M. & VAN DEN BROECK J.M.M. 1968: Graften in Zuid-Limburg, Boor en Spade XVI, 119-130.
  • BROUWERS R. 2015: Altenbroek een korte geschiedenis, D'r Koeënwoof 36, 22-23.
  • CLAES E., FREDERICKX E., GULLENTOPS F., FELDER W. & DE GEYTER G. 2001: Kaartblad 34 Tongeren, Toelichtingen bij de geologische kaart van België - Vlaams Gewest, Brussel , 29.
  • DAMSEAUX A. 1857: Rapport sur une excursion agricole en Campine, en Hesbaye, dans le pays de Herve et en Ardenne, entreprise par des élèves de l'École d'agriculture de Thourout, 53 – 133 in: LEJEUNE P. 1860: Du défrichement des bruyères, Bruxelles.
  • DE CUYPER, J. 1996: De Middenpaleolithische oppervlaktevindplaats Snauwenberg, onuitgegeven thesis, KUL.
  • DEL VAUX H. 1851: Découverte du Steenbosch et l'origine de sa chapelle à Fouron-le-Comte, Luik.
  • DEWYSPELAERE J. & PALMANS R. 2015: Altenbroek: een natuurreservaat in de dalen van de Noor en Voer in: Natuurhistorisch maandblad 104.12, 231-235.
  • DIRIKEN P. 2002: Geogids Voeren, Kortessem, 128.
  • FELDER W. & P. BOSCH 2000: Krijt van Zuid-Limburg, Geologie van Nederland 5, TNO Delft / Utrecht.
  • GOOSSENS D. 1984: Inleiding tot de geologie en geomorfologie van België, s.l., 141.
  • GROENENDIJK, A.J. & J.P. DE WARRIMONT 1995: Middenpaleolithische vondsten in de Voerstreek, Archeologie in Limburg 65, 33-45.
  • LEMOINE-ISABEZU C. & HELIN E. 1980: Cartes inédites du pays de Liège au XVIIIe siècle, Gemeentekrediet, Brussel.
  • NIJSSEN J. 1990: De ondergrond van de kerkheuvel van Sint-Martensvoeren, D'r Koeenwoof 3.
  • NYSSEN J., DEBEVER M., POESEN J. & DECKERS J. 2014: Lynchets in eastern Belgium – a geomorphic feature resulting from non-mechanised crop farming, Catena 121, 164-175.
  • PANNEKOEK A. & VAN STRAATEN L. 1992: Algemene geologie, Groningen, 401-402.
  • PAULISSEN M. 2015: Kinkenwegen en kinkenvoerders, Wageningen.
  • PEETERS H. 1985: Nieuwe Paleolithische vondsten uit Zuid-Limburg, Archeologische Berichten 16.
  • RENES H. 1993: Het cultuurlandschap in Mergelland-Oost, Natuurhistorisch Maandblad 82.1, 3-27.
  • SCHLUSMANS F. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Voeren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14N2, Brussel - Turnhout.
  • SCHLUSMANS F. 1992: De Voergemeenten. Agrarische nederzettingsmodellen en hun componenten, M&L 11.5, 34-62.
  • SEGERS Y. 2002: De 'Agricultural invasion’ aan het einde van de 19de eeuw: een onderschatte motor van landschapsveranderingen, De Levende Natuur 103.5, 173-178.
  • VANDEKERKHOVE K., DE KEERSMAEKER L., BRYS R., JACQUEMYN H. & CRÈVECOEUR L. 2015: Beheer in de Voerense hellingbossen in: Natuurhistorisch maandblad 104.12, 248-254.
  • VANDENABEELE E. 2016: Inventarisatie aardkundige waarden, onuitgegeven nota's.
  • VAN DEN BALCK E. & DURINCK P. 2012: Actieplan ter herstel van graften in Voeren, Hoofdrapport, Grontmij.
  • VAN WESTREENEN F.S. 2008: Graften en graven in het Heuvelland, Natuurhistorisch Maandblad 97.9, 183-189.
  • WOUTERS A. 1982: Een nieuwe midden-paleolithische concentratie in Libeek, Archeologische Berichten 11 en 12.

 


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/73109/112.1, Altenbroek en Voervallei met omgeving, in Voeren (VANMAELE N., VAN DEN BREMT P., VAN DRIESSCHE T., VERDURMEN I. & MEYLEMANS E. , 2017).
Auteurs: Van den Bremt, Paul; Verdurmen, Inge; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    's Graven-, Sint-Martens- en Sint-Pietersvoeren

  • Omvat
    Afsluitingshaag Kasteel van Ottegraeven

  • Omvat
    Beekbegeleidende houtkant langs Noorbeek

  • Omvat
    Begraafplaats 's-Gravenvoeren

  • Omvat
    Beplantingen bij Steenboskapel

  • Omvat
    Bomengroep in bosrand bij poel

  • Omvat
    Bomengroep met opgaande zomereiken

  • Omvat
    Brede houtkant

  • Omvat
    Brede houtkant op talud

  • Omvat
    Bronpoelen

  • Omvat
    Bruine beuken in bosrand

  • Omvat
    Bruine beuken in bosrand

  • Omvat
    Dolines Sint-Martens-Voeren

  • Omvat
    Doorsteekweg naar Mennekesput

  • Omvat
    Doorsteekweg naar Schophem

  • Omvat
    Doorsteekweg op plateau bij wegkruis

  • Omvat
    Douanekantoor

  • Omvat
    Drie opgaande eiken bij de Oude Linde

  • Omvat
    Drie opgaande okkernoten

  • Omvat
    Drinkbakken

  • Omvat
    Dwarsschuur gedateerd 1721

  • Omvat
    Elektriciteitscabine

  • Omvat
    Ezelstraatje Mennekesput

  • Omvat
    Geknotte essen langs de Voer

  • Omvat
    Geknotte haagbeuken op perceelsgrens

  • Omvat
    Geknotte meidoorn op talud holle weg

  • Omvat
    Geknotte wintereik op perceelsgrens

  • Omvat
    Geknotte winterlinde

  • Omvat
    Gelegde meidoornhaag aan zevensprong 'Aan de Ling'

  • Omvat
    Gemengde hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Gemengde houtkanten op taluds

  • Omvat
    Geschoren afsluitingshaag van liguster

  • Omvat
    Geschoren meidoornhaag als veekering

  • Omvat
    Gesloten hoeve

  • Omvat
    Gesloten hoeve

  • Omvat
    Gietijzeren kraan

  • Omvat
    Gietijzeren kruisbeeld

  • Omvat
    Gietijzeren wegkruis

  • Omvat
    Gietijzeren wegkruis

  • Omvat
    Gietijzeren wegkruis

  • Omvat
    Grasland met microreliëf

  • Omvat
    Graspad als doorsteekweg

  • Omvat
    Grindgroeven

  • Omvat
    Hakhout van gewone beuk

  • Omvat
    Hakhout van gewone beuk

  • Omvat
    Hakhout van gewone beuk

  • Omvat
    Hakhout van winterlinde

  • Omvat
    Hakhout van winterlinde

  • Omvat
    Hakhoutbosje met houtkant op talud

  • Omvat
    Hakhoutbosje met robinia

  • Omvat
    Hakhoutbosje met robinia

  • Omvat
    Hakhoutstoof van zwarte els

  • Omvat
    Hakhoutstoof zwarte els

  • Omvat
    Hakhoutstoven van beuk, haagbeuk en wintereik

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve Den Hof

  • Omvat
    Hoeve en veldhek

  • Omvat
    Hoeve Kattenrot

  • Omvat
    Hoeve Op de Eiken

  • Omvat
    Hoeve Snauwenberg

  • Omvat
    Hoeve van het kasteel van Ottegraeven

  • Omvat
    Holle weg Altenbroek

  • Omvat
    Holle weg Altenbroek

  • Omvat
    Holle weg bij Kruisgraaf

  • Omvat
    Holle weg bij Kruisgraaf

  • Omvat
    Holle weg bij Wijnantsgrebbe

  • Omvat
    Holle weg Grijzegraaf

  • Omvat
    Holle weg Heuvelke

  • Omvat
    Holle weg Jolette

  • Omvat
    Holle weg Kinkenberg

  • Omvat
    Holle weg Kinkenberg

  • Omvat
    Holle weg Komberg

  • Omvat
    Holle weg naar De Plank

  • Omvat
    Holle weg naar Kattenrot

  • Omvat
    Holle weg naar Krindaal

  • Omvat
    Holle weg naar Oude Linde

  • Omvat
    Holle weg naar Schophemerheide

  • Omvat
    Holle weg naar Sint-Annakapel

  • Omvat
    Holle weg naar Ulvend

  • Omvat
    Holle weg naar Wittekapel

  • Omvat
    Holle weg parallel met Roetsgraaf

  • Omvat
    Holle weg Snauwenberg

  • Omvat
    Holle weg van Ulvend naar Sint-Martens-Voeren

  • Omvat
    Hoog geknotte eik op perceelsgrens

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard

  • Omvat
    Hoogstamboomgaard en knotes

  • Omvat
    Houten kruisbeeld

  • Omvat
    Houten wegkruis

  • Omvat
    Houten wegkruis

  • Omvat
    Houtkant als erosiebestrijding

  • Omvat
    Houtkant als erosiebestrijding

  • Omvat
    Houtkant en opgaande bomen op talud

  • Omvat
    Houtkant langs de Voerbeek

  • Omvat
    Houtkant langs de Voerbeek

  • Omvat
    Houtkant langs de Voerbeek

  • Omvat
    Houtkant langs holle weg

  • Omvat
    Houtkant met knotbomen van es en veldesdoorn

  • Omvat
    Houtkant met knoteiken en essen op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs beek

  • Omvat
    Houtkant op talud langs holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs spoorweg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs verlaten holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs weg

  • Omvat
    Houtkant op talud langs weg

  • Omvat
    Houtkant op talud van holle weg

  • Omvat
    Houtkant op talud verlaten holle weg

  • Omvat
    Houtkant op taluds bij holle weg

  • Omvat
    Houtkant van hazelaar op talud

  • Omvat
    Houtkant van hazelaar op talud

  • Omvat
    Houtkanten langs holle weg

  • Omvat
    Huis Born

  • Omvat
    Kalktufbronnen

  • Omvat
    Kapel

  • Omvat
    Kapel Denisekrüske

  • Omvat
    Kapel Trichterbeeldje

  • Omvat
    Kaphaag van haagbeuk

  • Omvat
    Kaphaag van haagbeuk

  • Omvat
    Kaphaag van haagbeuk

  • Omvat
    Kasteel Altenbroek

  • Omvat
    Kasteeldomein van Ottegraeven

  • Omvat
    Kiezeloölietgroeven Schophemerheide

  • Omvat
    Knot- en opgaande bomenrij

  • Omvat
    Knotbomenrij langs Veursbeek

  • Omvat
    Knotbomenrij met onder meer veldesdoorn

  • Omvat
    Knotbomenrij van es

  • Omvat
    Knotbomenrij van es

  • Omvat
    Knoteik in houtkant

  • Omvat
    Knotels

  • Omvat
    Knotes

  • Omvat
    Knotes

  • Omvat
    Knotes als hoekboom

  • Omvat
    Knotes als hoekboom

  • Omvat
    Knotes als hoekboom

  • Omvat
    Knotes met boomkapel

  • Omvat
    Knothaagbeuk

  • Omvat
    Knothaagbeuken

  • Omvat
    Knotwilg

  • Omvat
    Knotwilg

  • Omvat
    Knotwilg

  • Omvat
    Knotwinterlinde

  • Omvat
    Knotwinterlinde

  • Omvat
    Koetsierswoning van het kasteel Altenbroek

  • Omvat
    Krijtgroeve Altenbroek

  • Omvat
    Krijtgroeven

  • Omvat
    Krijtgroeven

  • Omvat
    Kruis

  • Omvat
    Kruis van de Dries

  • Omvat
    Kruisgraef

  • Omvat
    Landbouwweg bij Maastrichtkapel

  • Omvat
    Landbouwweg parallel met Roetsgraaf

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Lindenhakhoutstoof in Broekbos

  • Omvat
    Lork als kapelboom

  • Omvat
    Middelhoutbos

  • Omvat
    Molenloop

  • Omvat
    Molenloop

  • Omvat
    Molenweg Vitschen

  • Omvat
    Nagelboom van 's-Gravenvoeren

  • Omvat
    Ongelukskruis

  • Omvat
    Opgaande beuk als grensboom

  • Omvat
    Opgaande Canadapopulier als hoekboom

  • Omvat
    Opgaande eik als hoekboom

  • Omvat
    Opgaande eik als hoekboom

  • Omvat
    Opgaande eiken als hoekboom

  • Omvat
    Opgaande es

  • Omvat
    Opgaande es als hoekboom bij wegkruis

  • Omvat
    Opgaande es als kruispuntboom

  • Omvat
    Opgaande es als schermboom

  • Omvat
    Opgaande esdoorn met bonte bladeren in bomengroep

  • Omvat
    Opgaande esdoorn met bonte bladeren in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande esdoorn met bonte bladeren in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande esdoorn met bonte bladeren in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande essen op talud

  • Omvat
    Opgaande grensboom Huuskesboom

  • Omvat
    Opgaande Hollandse linde bij wegkruis

  • Omvat
    Opgaande linde in dorpskern

  • Omvat
    Opgaande olm in houtkant

  • Omvat
    Opgaande plataan

  • Omvat
    Opgaande plataan in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande plataan in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande schietwilg als hoekboom

  • Omvat
    Opgaande tamme kastanje met boomkruis

  • Omvat
    Opgaande winterlinde

  • Omvat
    Opgaande winterlinde

  • Omvat
    Opgaande witte paardenkastanje in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande witte paardenkastanje in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande witte paardenkastanje in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande zomereik

  • Omvat
    Opgaande zomereik

  • Omvat
    Opgaande zomerlinde

  • Omvat
    Opgaande zomerlinde in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Opgaande zomerlinde in bomengroep bij poel

  • Omvat
    Parallelweg Komberg

  • Omvat
    Parallelweg met de Voer

  • Omvat
    Parallelweg naar Schophem

  • Omvat
    Rij knotessen

  • Omvat
    Roetsgraaf

  • Omvat
    Silexgroeven

  • Omvat
    Silexgroeven Schophemerheide

  • Omvat
    Smeedijzeren wegkruis

  • Omvat
    Smeedijzeren wegkruis

  • Omvat
    Smeedijzeren wegkruis

  • Omvat
    Smeedijzeren wegkruis

  • Omvat
    Sokkel van verdwenen kruisbeeld

  • Omvat
    Steenboskapel

  • Omvat
    Toegangsweg Kasteel Altenbroek

  • Omvat
    Twee knotessen

  • Omvat
    Twee mispels als relict van een haag

  • Omvat
    Twee op enen stam gezette meidoornen

  • Omvat
    Twee opgaande zomereiken

  • Omvat
    U-vormige hoeve

  • Omvat
    Uitgebrikte gronden Voervallei

  • Omvat
    Veekering met oud vlechtwerk

  • Omvat
    Veekeringen in 's-Gravenvoeren

  • Omvat
    Veldhekkens

  • Omvat
    Verbindingsweg naar Oude Linde

  • Omvat
    Vier geknotte haagbeuken

  • Omvat
    Villa Frésar

  • Omvat
    Voetweg langs de Voer tussen Vitschen en Schophem

  • Omvat
    Voetweg naar Hoogbos

  • Omvat
    Voetweg naar Krindaal

  • Omvat
    Watermolen

  • Omvat
    Watermolen Het Meuleke

  • Omvat
    Weg naar kapel Oude Linde

  • Omvat
    Weg naar Schophemerheide en Kattenrot

  • Omvat
    Weg naar Steenboskapel

  • Omvat
    Wegkruis Oude Linde

  • Omvat
    Weidepoel

  • Omvat
    Woonhuis

  • Omvat
    Wynantsgrebbe


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Altenbroek en Voervallei met omgeving [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305769 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.